Amfibieën van de Habitatrichtlijn, 1990-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Van de zestien soorten amfibieën in Nederland staan er acht in bijlage II en/of IV van de Europese Habitatrichtlijn en drie op bijlage V. Vijf soorten hebben een ongunstige staat van instandhouding. De laatste jaren neemt geen enkele amfibieënsoort van de Habitatrichtlijn verder af.
Habitatrichtlijn
De Habitatrichtlijn van de Europese Unie is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitats te beschermen. Daartoe moeten de lidstaten speciale beschermingsgebieden (Habitatrichtlijngebieden) inrichten en bepaalde planten- en diersoorten en habitats beschermen. De lidstaten rapporteren elke zes jaar hoe de soorten en habitats er voor staan door na te gaan in hoeverre deze een gunstige staat van instandhouding hebben bereikt. De Europees beschermde soorten staan in bijlage II, IV en V van de Habitatrichtlijn (zie de link naar de Europese Habitatrichtlijn).
Kamsalamander
Deze soort staat in zowel bijlage II als IV. De kamsalamander komt verspreid voor in het zuiden, midden en oosten van Nederland, vaak in de buurt van beken of rivieren. Deze salamander is sinds 1950 afgenomen, maar neemt sinds 1990 niet verder af en heeft een gunstige staat van instandhouding.
Geelbuikvuurpad
Ook deze soort staat zowel in bijlage II als IV. De geelbuikvuurpad komt maar op enkele plaatsen in Zuid-Limburg voor. Het is een warmteminnende soort die in ons land de noordwestgrens van zijn Europese verspreiding heeft. De soort leeft in dynamische biotopen waarin voortdurend nieuwe natte plekken ontstaan. De soort is zeer sterk achteruitgegaan in de 20e eeuw. Weliswaar gaat de soort sinds 2000 weer vooruit, maar de populaties zijn klein en de staat van instandhouding is daarmee zeer ongunstig.
Knoflookpad
De soort staat in bijlage IV. Deze soort leeft in rivierduinen en kleinschalig agrarisch landschap in het oosten en zuidoosten van Nederland. Het is een vrij zeldzame soort die in de tweede helft van de 20e eeuw sterk is achteruitgegaan. De achteruitgang is vooral veroorzaakt door verzuring van de voortplantingswateren en doordat poelen verdwenen door verdroging. Andere oorzaken van achteruitgang zijn de intensivering van de landbouw, de vervanging van granen door maïs en de introductie van vis in sommige wateren. De staat van instandhouding is zeer ongunstig, maar de soort neemt na 1997 niet verder af.
Vroedmeesterpad
De vroedmeesterpad staat in bijlage IV. Het is een zeer zeldzame, warmteminnende soort die voorkomt in Zuid-Limburg. Zijn biotoop bestaat uit groeven, oude bebouwing, hellingbossen en graften. De pad plant zich voort in wateren in groeven, in betonnen drinkbakken en in bronpoelen langs hellingbossen. In de 20e eeuw is de soort achteruitgegaan en de staat van instandhouding geldt als zeer ongunstig. Na 2001 is de soort min of meer stabiel.
Rugstreeppad
De soort staat in bijlage IV. De rugstreeppad is een vrij wijd verspreide bewoner van zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers. Voor de voortplanting is de soort afhankelijk van ondiepe wateren die vrij snel opwarmen. Ook deze pad is in de twintigste eeuw sterk achteruitgegaan en heeft een zeer ongunstige staat van instandhouding. Na 1990 neemt de soort niet verder af.
Heikikker
De soort staat in Bijlage IV. De heikikker komt vooral voor in vochtige heidegebieden en in hoog- en laagveengebieden. Daarnaast komt de soort voor in vochtige schraalgraslanden, duinvalleien, bosranden, langs meren en rivieren en in komkleigebieden. Het is een algemene soort, die de laatste jaren enigszins toeneemt. De staat van instandhouding is gunstig.
Poelkikker
De soort staat in bijlage IV. De poelkikker komt vooral in het oosten en zuiden van Nederland voor. Het is een warmteminnende soort met een voorkeur voor onbeschaduwde, voedselarme wateren. De poelkikker neemt enigszins toe sinds 1990, al lijkt er in de laatste tien jaar weer sprake van afname. De staat van instandhouding is matig ongunstig.
Boomkikker
Deze bijlage IV soort komt vooral voor in het agrarische landschap. In de tweede helft van de 20e eeuw is de soort op veel plaatsen verdwenen door veranderingen in de landbouw. Poelen, overhoekjes en houtwallen zijn belangrijke elementen van het leefgebied van boomkikkers. Als gevolg van ruilverkaveling en andere landbouwbedrijfsvoering zijn veel van deze elementen verdwenen. Ook verdroging, verzuring, uitzetten van vis in de voortplantingsgebieden, verlanding van poelen en versnippering van de resterende leefgebieden eisten hun tol. Door beschermingsmaatregelen nemen de aantallen sinds 1990 weer toe. Zo zijn in de Achterhoek veel poelen hersteld en zijn nieuwe poelen aangelegd en is de boomkikker daar sterk in aantal toegenomen. Daardoor is de staat van instandhouding inmiddels gunstig.
Soorten van bijlage V
De middelste groene kikker (of bastaardkikker), bruine kikker en meerkikker staan alle drie in bijlage V. Daarmee hebben ze een minder beschermde status, al moet ook over hun staat van instandhouding worden gerapporteerd. Alle drie soorten hebben een gunstige staat van instandhouding.
Bronnen
- Creemers, R. en J. van Delft (red) (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.
- Delft, J. van, R Creemers en A. Spitzen-van der Sluijs (2007). Basisrapport Rode Lijst Amfibieën en Reptielen volgens Nederlandse en IUCN-criteria. RAVON, Nijmegen.
- Goverse, E., M. de Zeeuw en J. Herder (2016). Resultaten NEM Meetnet Amfibieën 2015. Schubben & Slijm 29: 6-11.
- Janssen, J. en J. Schaminée (2008). Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Amfibieën van de Habitatrichtlijn, 1990-2015
- Omschrijving
- Trends van amfibieën van de Habitatrichtlijn
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- Aantalsgegevens zijn ontleend aan het meetprogramma voor amfibieën van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn voor geelbuikvuurpad, knoflookpad, vroedmeesterpad en boomkikker jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM)).Verspreidingsgegevens zijn eveneens ontleend aan het meetprogramma voor amfibieën; daarnaast zijn gegevens uit de Nationale Database Flora & Fauna gebruikt. Hiermee zijn voor kamsalamander, rugstreeppad, heikikker en poelkikker indexcijfers over verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) bepaald met occupancy-modellen. De trends in verspreiding worden gezien als een benadering van de trend in populatie-aantallen. Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen per soort (Soldaat et al., subm.).
- Basistabel
- In de tekst staat een link naar een indicator met een tabel met indexcijfers per soort.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Geen
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- CBS (2016). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek, 's-Gravenhage.Goverse, E., M. de Zeeuw en J. Herder (2015). Handleiding voor het Monitoren van Amfibieën in Nederland. Vierde herziene druk. RAVON werkgroep Monitoring, Amsterdam & CBS, Den Haag.Meij, T. van der, A. van Strien, G. Smit en E. Goverse (2009). Trendberekening bij het Meetnet Amfibieën. Ravon 31 10 (4), Nijmegen.Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50: 1450-1458.
- Betrouwbaarheidscodering
- B. Schattingen van de trend in populatie-aantal zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een toegesneden statistische methode zijn geanalyseerd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Amfibieën van de Habitatrichtlijn, 1990-2015 (indicator 1553, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.