Flora van loof- en gemengde bossen, 1999-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In de loofbossen en gemengde bossen komen er steeds meer struiken en ondergroei en neemt de vermesting en verzuring af. Ook nemen kenmerkende soorten enigszins toe.
Areaal loofbos
In Nederland is in 2006 circa 210.000 ha loofbos aanwezig. Ongeveer 10% daarvan is gemengd loof-naaldbos. Het bosbeleid is er op gericht de onderhoudskosten te reduceren en tegelijkertijd bossen in Nederland een meer natuurlijk en recreatief aantrekkelijk karakter te geven. Maatregelen om het aandeel inheemse boomsoorten te vergroten worden gestimuleerd, evenals het vergroten van de variatie in leeftijdsklassen en soorten. Het bos als leverancier van hout is relatief minder belangrijk geworden. Grootschalige kaalkap is op veel plaatsen vervangen door dunning en dood hout mag veelal blijven liggen.
Toename ondergroei
Omdat er minder gekapt wordt en vrijwel niet meer grootschalig, krijgen vooral struiken meer kansen, groeit het bos dicht en wordt het op de bosbodem donkerder (tabblad Struiken). Dit is af te leiden aan de toename van de ondergroei in de bossen en afname van lichtminnende planten en pioniersoorten. Met name hulst en bramen nemen in bedekking toe (tabblad Ondergroei).
Voedselrijkdom, zuurgraad en verdroging
De situatie met betrekking tot vermesting, verzuring en verdroging in het loofbos lijkt te verbeteren. Het aandeel van voedselrijkdom indicerende plantensoorten is sinds 1999 afgenomen met ruim 0,6% per jaar, het aandeel van indicatoren voor basische omstandigheden is toegenomen met ruim 2% per jaar en het aandeel van indicatoren voor droge omstandigheden is afgenomen met 1,7% per jaar.
Ver-thema's verschillen per bostype
Tussen droog loofbos, vochtig loofbos en broekbos zijn duidelijke verschillen te constateren. Indicatorsoorten voor verzuring nemen iets af in broekbossen en vochtige bossen, maar niet in droog loofbos. Ook de indicatorsoorten voor vermesting nemen af in vochtig loofbos en broekbos (deze laatste niet significant), maar niet in droge loofbossen. De verdroging in broekbos (+2,4%) en vochtig loofbos (+1,9%) neemt toe, maar in droge loofbossen neemt het aantal "droge soorten" af (-2,1%).
Kenmerkende soorten
De verbeteringen in de milieuomstandigheden in het vochtige loofbos gaan gepaard met enkele positieve ontwikkelingen in de vegetatiesamenstelling. De kenmerkendheid van het loofbos als geheel en van vochtig loofbos neemt toe, terwijl de indicatoren voor voedselrijkdom afnemen (tabblad Kenmerkende soorten). De toename bij loofbos wordt overigens vooral bepaald door de ontwikkelingen in vochtig loofbos. De verbeteringen zijn echter beperkt, want voor alle typen bossen geldt dat hoewel indicatoren voor voedselrijkdom afnemen er geen toename van indicatoren voor voedselarme omstandigheden plaats vindt.
Bronnen
- Dirkse, G.M. (2007). Meetnet Functievervulling bos 2001-2005. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Rapport DK nr. 2007/065, Ede.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Flora loof- en gemengd bos
- Omschrijving
- Veranderingen in de flora loof- en gemengd bos
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- Zie Download figuurdata
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Opmerking
- Gemengde bossen betekent hier bossen met loof- en naaldbomen.Het areaal loofbos is berekend aan de hand van het totaal areaal bos uit de bodemstatistiek 2006 en de verhoudingen uit de verschillende bostypen uit Dirkse, 2007.
- Betrouwbaarheidscodering
- C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2011). Flora van loof- en gemengde bossen, 1999-2010 (indicator 1546, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.