Rode Lijst Indicator, 1995-2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Er lijkt sprake van een recente omslag van een forse achteruitgang van dier- en plantensoorten tot 1995 naar een lichte vooruitgang daarna. Sinds 1995 zijn er minder soorten zoogdieren, libellen en hogere planten bedreigd, en sinds 2005 neemt tevens de bedreiging van broedvogels en reptielen wat af. Bij dagvlinders en amfibieën is nauwelijks of geen herstel te melden. Eén op de drie soorten in Nederland is nog steeds bedreigd.
Bedreigde en niet-bedreigde soorten
Het aantal soorten dat in Nederland op de Rode Lijst van bedreigde soorten staat is op te vatten als een maat voor de toestand van de Nederlandse biodiversiteit. Hoe meer soorten bedreigd zijn, des te slechter staat de natuur ervoor en andersom. Tussen 1950 en 1995 is het aantal bedreigde soorten sterk toegenomen en daarmee is tevens het aantal niet-bedreigde soorten afgenomen (zie eerste tabblad). Méér dan 1/3 van alle soorten zijn in die periode op de Rode Lijst terecht gekomen, omdat ze in meer of mindere mate bedreigd zijn.
Tussen 1995 en 2005 is het aantal bedreigde soorten nog iets toegenomen, maar na 2005 is het aantal bedreigde soorten juist iets afgenomen.
RLI-lengte en RLI-kleur
We kunnen de verandering in het aantal soorten op de Rode Lijst en de mate van bedreiging uitdrukken in de zogenaamde "Rode Lijst Indicator" (RLI), in twee varianten: RLI-lengte en RLI-kleur. De RLI-lengte (zie tweede tabblad) geeft de veranderingen in het aantal soorten op Rode Lijsten geïndexeerd weer, met 1995 als referentiejaar (=100). Als de Rode Lijst langer wordt (dus meer soorten bedreigd) t.o.v. het referentiejaar, komt de waarde boven de 100. Neemt het aantal bedreigde soorten af t.o.v. 1995, dan daalt de RLI naar een waarde onder de 100. Met andere woorden, hoe lager de RLI-lengte, hoe beter.
Soorten op een Rode Lijst worden ingedeeld naar de mate van bedreiging. De RLI-kleur (zie derde tabblad) neemt ook verschuivingen tussen deze RL-categorieën mee. Voor deze variant van de RLI geldt ook: hoe lager de waarde (= minder "rood"), hoe beter. Te zien is dat al sinds 1995 gemiddeld genomen meer soorten verschuiven richting "niet bedreigd" dan richting "zwaarder bedreigd". De veranderingen zijn echter niet groot en worden gedomineerd door hogere planten doordat er daarvan zoveel zijn.
Soortgroepen
Als we naar de afzonderlijke soortgroepen kijken (vierde tabblad), zien we dat de verbetering niet alleen door hogere planten komt. Sinds 1995 zijn zoogdieren, libellen en hogere planten verbeterd (zie de indexwaarden lager dan 100 in 2013 in de tabel) en sinds 2005 is er enig herstel te zien bij broedvogels en reptielen (vergelijk de indexwaarden van 2005 en 2013). Alleen bij dagvlinders en amfibieën is er nauwelijks of geen teken van herstel. Bij amfibieën komt dat door slechts één soort, namelijk de vuursalamander, waarvan de populatie als gevolg van een nieuwe schimmelziekte is gedecimeerd.
De RLI geeft een gemiddelde weer. Er zijn dus ook na 2005 nog veel soorten verder achtergegaan in Rode Lijststatus, maar er zijn er nog meer die vooruitgingen. Van de "kwetsbare" en "gevoelige" soorten zijn er 28 die verbeterden en 28 die verslechterden. Acht soorten die "ernstig bedreigd" of "bedreigd" waren in 2005 zijn daarna verder verslechterd, maar 32 zijn juist verbeterd. Juist de meest bedreigde soorten zijn er dus wat op vooruitgegaan. Daarbij komt dat er na 2005 meer soorten zijn teruggekomen (7) dan dat er zijn verdwenen (2).
Representativiteit
De zeven soortgroepen van de RLI zijn de groepen waarop natuurbeleid en terreinbeheer zich vooral richten en waarvoor het grootste draagvlak bestaat bij het grote publiek. Een beperking is dat deze soortgroepen vooral de land-natuur vertegenwoordigen. Mariene soorten missen zelfs geheel, op een paar zeezoogdieren na.
Relevantie voor het natuurbeleid
De afgelopen 20 jaar is veel beleid gevoerd om de achteruitgang van de biodiversiteit te keren. Niet alleen zijn op grote schaal emissies van milieubelastende stoffen teruggedrongen, maar ook zijn veel gebieden op de schop genomen om natuurwaarden te herstellen (PBL, 2012). Het areaal beschermde natuur is gegroeid, en milieu- en watercondities zijn verbeterd. Na vele jaren waarin achteruitgang van de biodiversiteit is gemeld - of op zijn gunstigst een afvlakking van de achteruitgang - lijkt er in Nederland nu ook een verbetering op te treden in het aantal bedreigde soorten. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in welke mate deze verbetering is toe te schrijven aan de genoemde maatregelen.
De graadmeter RLI sluit aan op de internationale verdragen die Nederland heeft geratificeerd, met name het Bern-verdrag, het Biodiversiteitsverdrag en de EU-biodiversiteitsdoelstelling. Deze verdragen moeten tegengaan dat inheemse soorten uit Nederland verdwijnen. Het Ministerie van Economische Zaken neemt de RLI in zijn huidige vorm daarom vanaf 2015 op in de rijksbegroting.
Bronnen
- PBL, 2012. Balans van de Leefomgeving 2012. Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven.
- Strien, A.J. van, R.J.T. Verweij, M.P. de Zeeuw, L. van Duuren en L.L. Soldaat (2014). Voorzichtig herstel van de biodiversiteit in Nederland? De Levende Natuur (115) 5.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Rode Lijst Indicator, 1995-2013
- Omschrijving
- Verandering in aantal soorten en de mate van bedreiging op de Rode Lijst van 7 soortgroepen
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- De Rode Lijst Indicator (RLI) is opgesteld met gegevens van zeven soortgroepen: zoogdieren, broedvogels, reptielen, amfibieën, dagvlinders, libellen en hogere planten. Per soortgroep is voor elke soort de categorie van bedreiging vastgesteld. Als een soort niet bedreigd wordt geldt de categorie "Thans Niet Bedreigd". Een soort die steeds meer achteruitgaat, in aantal individuen dan wel in verspreiding, valt achtereenvolgens in de categorie "Gevoelig", "Kwetsbaar", "Bedreigd", "Ernstig Bedreigd" en "Verdwenen uit Nederland". Verdwenen soorten blijven op de Rode Lijst staan. De zeldzaamheid wordt bepaald op basis van de populatiegrootte dan wel het aantal 5 bij 5 km-hokken (atlashokken) waarin een soort voorkomt. De trend is de populatietrend of de trend in verspreiding, of een combinatie van beide sinds 1950. Rode Lijsten hanteren namelijk 1950 als referentie.Veel monitoringgegevens komen uit de meetnetten van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM: zie www.netwerkecologischemonitoring.nl). Omdat er niet voor alle soortgroepen goede monitoringgegevens zijn, is ook veel gebruik gemaakt van niet-gestandaardiseerde gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna. Dat zijn geen monitoringgegevens, maar losse waarnemingen van één soort of soortenlijsten van een locatie. Om uit die gegevens betrouwbare trendschattingen te kunnen halen, zijn occupancy modellen toegepast (MacKenzie et al., 2006; Van Strien et al., 2013). Om veranderingen in de RLI te meten, vergelijken we de situatie van 2013 met die van rond 1995 en 2005 zoals beschreven in de officiële Rode Lijsten uit die twee perioden. De veranderingen in de Rode Lijststatus van soorten zijn vervolgens gevalideerd door de soortenexperts van de Particuliere Gegevensbeherende Organisaties.Het percentage niet-bedreigde soorten is het aantal soorten van een soortgroep dat niet op de Rode Lijst staat gedeeld door het totaal aantal soorten. De lengte van de Rode Lijsten opgeteld over alle soortgroepen en geïndexeerd met 1995 als referentiejaar (=100%), levert de "RLI-lengte" op. Ter verduidelijking: waar voor het opstellen van de Rode Lijsten 1950 als referentiejaar genomen is, is 1995 het referentiejaar van de RLI. Elke soort telt daarbij even zwaar mee. Inheemse soorten die na 1950 in Nederland terug zijn van weggeweest - zoals de Kraanvogel en de Bever- zouden op basis van hun zeldzaamheid bij aankomst meteen als "Gevoelig" op de Rode Lijst terecht komen. Tenzij ze als "Verdwenen" op de Rode Lijst stonden, zou hun terugkeer daarmee ogenschijnlijk tot verslechtering van de toestand van de Nederlandse biodiversiteit leiden. Maar die terugkeer is eerder een winstpost dan een verliespost. Daarom zijn dergelijke nieuwkomers voor de RLI genegeerd. De RLI-lengte geeft alleen weer hoeveel soorten op de Rode Lijst staan ten opzichte van referentiejaar 1995 en houdt geen rekening met verbetering of verslechtering van soorten die op de Rode Lijst blijven staan. De "RLI-kleur" doet dat wel; die sommeert over alle soorten het aantal categorieën dat een soort is verwijderd van "Thans Niet Bedreigd". Een "Ernstig bedreigde" soort is vier categorieën verwijderd van "Thans Niet Bedreigd" en een "Gevoelige" soort slechts 1 categorie. Als een soort verschuift van "Bedreigd" naar "Ernstig bedreigd" wordt de RLI-kleur 1 punt hoger ("roder"). Als een soort verschuift van "Gevoelig" naar "Ernstig Bedreigd" wordt de RLI-kleur zelfs 4 punten hoger.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- MacKenzie, D. I. (Ed.). (2006). Occupancy estimation and modeling: inferring patterns and dynamics of species occurrence. Academic Press.
Strien, A.J. van, R.J.T. Verweij, M.P. de Zeeuw, L. van Duuren en L.L. Soldaat (2014). Voorzichtig herstel van de biodiversiteit in Nederland? De Levende Natuur (115) 5.
Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en C.A.M. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50: 1450-1458. - Opmerking
- Deze indicator vervangt de indicator "Bedreigde en niet-bedreigde soorten". De RLI is op veel meer gegevens gebaseerd dan de oude indicator en betreft tevens niet alleen dieren, maar ook hogere planten. De RLI sluit ook beter aan bij de beleidsdoelen van EZ. De oude indicator gaf de gemiddelde landelijke trends van soorten weer, zonder die te vertalen in termen van bedreiging.
- Betrouwbaarheidscodering
- Integrale meting (alle soorten)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Rode Lijst Indicator, 1995-2013 (indicator 1521, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.