Areaal ecosysteemkwaliteit, 2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Een indicator voor ecosysteemkwaliteit is de mate van voorkomen van kwalificerende soorten in het natuurareaal. Uit een vergelijking van de periode 2006-2012 met 2000-2005 blijkt het areaal met een hoog aantal kwalificerende soorten nog steeds af te nemen. De afname is het sterkst bij de heide. Het areaal met een laag aantal kwalificerende soorten neemt hier toe.

Vooral in duingebieden veel kwalificerende soorten

Naast de landelijk gemiddelde trend van ecosysteemkwaliteit (zie verwijzing onderaan deze alinea) is inzichtelijk gemaakt in welke mate het natuurareaal (hoge) ecosysteemkwaliteit bezit. Deze kwaliteit is bepaald aan de hand van de mate waarin kwalificerende soorten (vlinders, planten en vogels) in natuurgebieden voorkomen. Zo is in ongeveer dertig procent van het totale natuurareaal de ecosysteemkwaliteit meer dan gemiddeld hoog. Dat wil zeggen, hier komen in alle beheertypen meer dan 50% van het maximum aantal aangetroffen kwalificerende soorten voor. Open duinen hebben het grootste areaal met relatief veel kwalificerende soorten en hebben dus nog het meest van hun biotische kwaliteit kunnen behouden. De ecosysteemtypen halfnatuurlijk grasland en moeras hebben veel areaal met weinig kwalificerende soorten en dus een relatief lage kwaliteit.

Kwaliteit ecosysteem heide het sterkst achteruitgegaan

Om veranderingen in arealen met hoge kwaliteit te bekijken is de periode 2006-2012 vergeleken met de periode daarvoor (2000-2005) Het areaal met een hoog aantal kwalificerende soorten blijkt nog steeds af te nemen. Vooral in de heide neemt het areaal met een hoog aantal kwalificerende soorten af, en het areaal met een laag aantal toe.

Oorzaken beperkt areaal met natuurkwaliteit

Ontginningen, landbouwintensiveringen en het verminderen van de dynamische invloed van de zee en rivieren hebben geleid tot nivellering van de fysische verscheidenheid in ruimte en tijd, en daarmee van de biodiversiteit van ecosystemen. Plekken met een bovengemiddeld aantal kwalificerende soorten vinden we vooral in de grotere natuurgebieden, zoals de duingebieden, de Veluwe en enkele grotere moeras- en heidegebieden. De hoge natuurkwaliteit in deze gebieden is vooral het gevolg van de hier aanwezige variatie in water, milieu- en ruimtelijke condities, bijvoorbeeld door het voorkomen van reliëf en dynamische landschapsvormende processen. Ook een grotere mate van ruimtelijke samenhang en betere milieucondities doordat verstorende invloeden zich op grotere afstand bevinden, dragen bij aan de ecosysteemkwaliteit. Daarbij zijn er regionale verschillen in milieudruk en is de natuur op arme zandgronden veel gevoeliger voor bijvoorbeeld vermesting en verzuring dan de natuur op kleigrond. Al deze factoren bepalen in belangrijke mate het voorkomen van kwalificerende soorten en dus de verschillen in natuurkwaliteit. De verwachting is dat door beheermaatregelen het areaal waarin een hoog aantal kwalificerende soorten voorkomt, en daarmee een bovengemiddelde natuurkwaliteit kent, zal gaan toenemen.

Natuurkwaliteit een maatlat voor succes beleid

Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur te verhogen door extra inspanningen te richten op (herstel)beheer en maatregelen om water- en milieucondities te verbeteren. De Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) is bedoeld voor het behoud en de verbetering van de natuur- en landschapskwaliteit in Nederland. Als uitvoerenden van het natuurbeleid willen de provincies weten of via het SNL-instrumentarium de beoogde natuurkwaliteit (beleidsdoelen) kunnen worden gerealiseerd. Verder heeft ook de Rijksoverheid behoefte aan informatie over de kwaliteit van het Natuurnetwerk. De methode voor het meten en beoordelen van de kwaliteit van de natuur is vastgelegd in de 'Werkwijze monitoring en beoordeling' (WMBN). Een van de gekozen indicatoren voor natuurkwaliteit binnen WMBN is het voorkomen van specifieke planten- en diersoorten; de kwalificerende soorten. Momenteel wordt data verzameld volgens de WMBN-werkwijze. Er zijn echter nog geen gegevens voorhanden om de natuurkwaliteit volgens deze werkwijze te presenteren. De gevolgde methode is daarom een benadering van de WMBN-werkwijze.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Areaal natuurkwaliteit
Omschrijving
Natuurkwaliteit op basis van aantallen kwalificerende soorten ingedeeld in 4 klassen ten opzichte van het maximaal aantal aangetroffen kwalificerende soorten
Verantwoordelijk instituut
WOT Natuur & Milieu, Wageningen UR (Marlies Sanders)
Berekeningswijze
Momenteel wordt data verzameld voor de nieuwe - door de TBO's ontwikkelde - systematiek voor de beheertypen van Index NL volgens de "Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk (WMBN)". Er zijn echter nog geen gegevens voorhanden om de natuurkwaliteit volgens de werkwijze van WMBN te presenteren.
Ecosysteemkwaliteit is een subjectief begrip. De aanname is dat een heideveld bijvoorbeeld een 'betere' kwaliteit heeft als er meer kwalificerende of doelsoorten aanwezig zijn. Hoeveel soorten dat er maximaal kunnen zijn, verschilt per natuurtype (doeltype, beheertype etc).
Op basis van verspreidingsgegevens vogels, vlinders, planten zijn aantallen kwalificerende soorten berekend per 250*250 meter gridcellen voor 2 perioden: 2000-2005 en 2006-2012. De aanwezigheid van soorten in gridcellen zonder waarnemingen zijn geschat.
De methoden zijn beschreven in:
Planten: Sierdsema H., C. Kampichler & L. Sparrius (2014). Verspreidingskaarten van hogere planten ten behoeve van de kwaliteitsbepaling SNL. Sovon-rapport 2014/20. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
Vogels: Sierdsema H. & C. Kampichler (2014). Verspreidingskaarten van broedvogels ten behoeve van de kwaliteitsbepaling SNL. Sovon-rapport. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen
Dagvlinders: Swaay, C.A.M. van (2013). Natuurkwaliteit voor dagvlinders van de SNL beheertypen. Rapport VS2013.014, De Vlinderstichting, Wageningen
Van elke gridcel wordt het kwaliteitsniveau bepaald door het aantal aanwezige soorten te delen door het maximum aantal aangetroffen soorten in dat beheertype. De gridcellen met de meeste kwalificerende soorten vallen in de hoogste kwaliteitsklasse (75%-100% percentiel). In totaal zijn er vier ecosysteemkwaliteitsklassen gedefinieerd (0-25%, 25-50%, 50-75%, 75-100%).
Het areaal wordt per kwaliteitsklasse en per ecosysteemtype gesommeerd. De ecosysteemtypen zijn moeras (N05; N06.01; N06.02); heide (N06.03-06; N07) open duin (N08), halfnatuurlijk grasland (N09-N13) en bos (N14-N17).
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Om de 5-6 jaar
Achtergrondliteratuur
Sanders, M.E., G.W.W Wamelink, R.M.A. Wegman, J. Clement (in prep). Indicatoren realisatie beleidsdoelen voor natuur. WOt-technical report. WOT Natuur & Milieu -Wageningen UR, Wageningen.
Betrouwbaarheidscodering
C: Op basis van een groot aantal meetpunten en schattingen.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Areaal ecosysteemkwaliteit, 2012 (indicator 1518, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.