Ontwikkeling ruimtegebruik in Nationale Landschappen, 2000-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Tussen 2000 en 2012 is het totaal aantal woningen in de Nationale Landschappen toegenomen met 64.253; dit is een toename van 0,65% per jaar. In de periode 2012-2015 nam het aantal woningen verder toe met 18.760 woningen (toename van 0,71% per jaar). Het areaal verstedelijking laat in de Nationale Landschappen een toename zien van gemiddeld bijna 0,6 % per jaar in de periode 2000-2012. De toename is absoluut het grootste in het Groene Hart en het laagst in Middag-Humsterland.
Woningbouw in Nationale Landschappen is toegenomen
Tussen 2000 en 2012 kwamen er in de Nationale Landschappen 64.253 woningen bij, een toename van 7,4%. In de periode 2012-2015 kwamen er 18.760 woningen bij (toename van 2,1% in deze drie jaar).
De jaarlijkse procentuele toename van het aantal woningen in Nationale Landschappen is hoger dan het nationale percentage: daalde landelijk het percentage van 0,8 in de periode 2000-2012 tot 0,7 tussen 2012 en 2015, voor de Nationale Landschappen gold een omgekeerde trend, van 0,65 in de periode 2000 - 2012 tot 0,7 in 2012-2015. De helft van de Nationale Landschappen kent over de periode 2012 - 2015 een sterkere relatieve toename dan het landelijke gemiddelde van 0,7% per jaar. Vooral in Winterswijk (waarvan 94% in bestaand bebouwd gebied), de Graafschap (nieuwbouw penitentiaire inrichting Warnsveld), Gelderse Poort, Zuidwest Friesland en Arkemheen-Eemland (nieuwbouwwijk Bunschoten-Spakenburg) zijn veel woningen gebouwd. Is de relatieve toename in genoemde gebieden het hoogst (het gaat om ongeveer 2800 woningen), de absolute aantallen nieuwgebouwde woningen blijven het grootst in het Groene Hart (6470 woningen).
Oppervlakte stedelijk gebied toegenomen
Binnen alle Nationale Landschappen is tussen 2010 en 2012 een toename van het areaal verstedelijking te zien, gemiddeld met bijna 0,6 % per jaar, De toename is het grootste in de IJsseldelta (1,2 %per jaar) en het laagst in de Graafschap.
Grootschalige infrastructurele ontwikkelingen in Nationale Landschappen
De voormalige Nota Ruimte gaf aan dat nieuwe grootschalige infrastructurele projecten in de Nationale Landschappen niet waren toegestaan. In de periode 2000-2012 is op divers plaatsen de bestaande hoofdwegen infrastructuur uitgebreid. Onder andere de aanleg van extra rijstroken langs de A2 in het Groene Hart en het Groene Woud, en langs de A12 in het Groene Hart. Bij nieuwe infrastructuur vallen te noemen de recent gestarte aanleg van de Centrale As door de Noordelijke Wouden, de N50 in de IJsseldelta, de HSL door (deels onder) het Groene Hart en de N57 op Walcheren.
Begrenzing nationale landschappen
In de Nota Ruimte zijn twintig nationale landschappen aangewezen en globaal begrensd. De provincies is gevraagd om de begrenzingen vast te stellen en om dit in hun structuurvisies op te nemen. Gedeputeerde Staten hebben de begrenzing van vrijwel alle nationale landschappen vastgesteld. Sinds 2012 zijn nationale landschappen geen rijksbeleid meer. Alle provincies zijn vooralsnog van plan onderdelen van dit rijksbeleid voort te zetten (Nieuwenhuizen et al., 2013 ).
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De minister van IenM heeft aan de Tweede Kamer toegezegd ook de doelen uit de Nota Ruimte die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn losgelaten, te blijven monitoren. Het gaat hierbij om beleid waarvan de minister tijdens de Kamerbehandeling van de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte expliciet heeft aangegeven dat het niet is gedecentraliseerd, maar is 'losgelaten'. Het beleid is niet expliciet overgedragen aan de decentrale overheden, waardoor het staat hen vrij staat het te continueren dan wel te wijzigen of te beëindigen.
Deze indicator is dan ook nadrukkelijk een indicator van (een selectie van het) losgelaten rijksbeleid, en niet van beleid van andere overheden. Voor het monitoren van dit losgelaten rijksbeleid is gebruik gemaakt van bestaande indicatoren uit de voormalige Monitor Nota Ruimte die, vaak in gewijzigde vorm, zijn geactualiseerd. Het gaat om indicatoren op het gebied van verstedelijking (verdichting en nabijheid) en open ruimte en landschap (woningbouw in Rijksbufferzones en Nationale Landschappen).
Bronnen
- Woningregister 2000, 2004, 2006, 2008, 2010 en 2012, CBS, Den Haag
- Basisregistratie Adressen en Gebouwen 2012, 2014 en 2015
- Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
- Nieuwenhuizen, W., A.L. Gerritsen & I. Coninx (2013). Nieuwe tijden voor het landschapsbeleid?, Tijdschrift Landschap
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen Nationale Landschappen
- Omschrijving
- Ontwikkeling aantal woningen in Nationale Landschappen
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
- Berekeningswijze
- Per Nationaal Landschap zijn op basis van de Woningregistratie het aantal woningen in geteld voor de jaren 2000, 2002, 2004, 2006, 2008, 2010 en 2012. Voor de jaren 2012, 2014 en 2015 is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. Zie ook www.clo.nl/trendbreuk-woningvoorraad Daarnaast is de CBS Bodemstatistiek 2006, 2008, 2010 en 2012 gebruikt.
- Basistabel
- Zie Berekeningswijze
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Zie berekeningswijze
- Verschijningsfrequentie
- 2-jaarlijks
- Betrouwbaarheidscodering
- B: telling op basis van Woningregistratie van het CBS. Vanaf 2012 is de bron daarvan gewijzigd waardoor er een trendbreuk optreedt. www.clo.nl/trendbreuk-woningvoorraadC: Bodemstatistiek. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Ontwikkeling ruimtegebruik in Nationale Landschappen, 2000-2015 (indicator 1513, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.