Trend van boerenlandvogels, 1960-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Door veranderingen in de landbouw zijn veel broedvogels van het agrarische gebied in Nederland achteruitgegaan. Deze ontwikkeling doet zich in de hele EU voor.
Ontwikkeling in Nederland
De broedvogels die kenmerkend zijn voor het agrarische gebied gaan in Nederland achteruit. Sinds 1990 is de "boerenlandvogel indicator" met ongeveer 30% gedaald. Een historische reconstructie van populaties van boerenlandvogels laat zien dat de achteruitgang sinds 1960 zelfs meer dan de helft bedraagt (zie figuur eerste tabblad). De afname is recentelijk afgevlakt, maar nog allerminst omgebogen in een herstel, ondanks de inzet van agrarisch natuurbeheer. In de plaats van grote aantallen en een grote diversiteit aan boerenlandvogels zijn het tegenwoordig grote groepen ganzen die het vogelbeeld in het agrarisch gebied bepalen. De aantallen ganzen in de winter zijn de afgelopen decennia sterk toegenomen, en daarnaast heeft zich een grote broedende populatie ontwikkeld.
De boerenlandvogelindicator is de nationale variant van de "Farmland Bird Indicator" (FBI) van de Europese Unie. Voor de Nederlandse versie van deze indicator zijn 27 soorten gekozen die in Nederland voorkomen; 20 daarvan zijn in aantal achteruitgegaan, 5 zijn toegenomen en 2 zijn gelijk gebleven. Sommige van de soorten die achteruit zijn gegaan, zoals de grauwe gors en kemphaan, waren ook in 1990 al zeldzaam. Maar ook veel algemenere soorten als grutto, kievit en scholekster verliezen flink terrein. Roodborsttapuit en putter zijn de soorten die het meest zijn toegenomen.
Ontwikkeling in de Europese Unie
De ontwikkeling van boerenlandvogels in de Europese Unie laat net als in Nederland een neerwaartse trend zien (zie tweede tabblad). Sinds 2004 lijkt het Europees minder slecht te gaan dan in Nederland. De FBI van de EU bestaat uit 39 soorten broedvogels. De EU gebruikt deze FBI als biodiversiteitsgraadmeter voor het agrarisch gebied.
Oorzaken achteruitgang Nederland
De achteruitgang van de boerenlandvogels komt vooral door het intensieve gebruik en beheer van bouw- en grasland. In de tweede helft van de vorige eeuw heeft een ingrijpende herinrichting van het agrarisch landschap plaatsgevonden: schaalvergroting werd gerealiseerd via ruilverkavelingen, slootlengte werd enorm teruggebracht en het waterpeil werd verlaagd door nieuwe drainagetechnieken. Veranderingen in gewaskeuze, bestrijdingsmiddelengebruik en mechanisering hebben geleid tot veranderingen in de voedselsituatie, nestgelegenheid en kuikenoverleving en tot het verdwijnen van kleine landschapselementen als houtwallen en overhoekjes. Ook is broedgebied verloren gegaan door uitbreiding van steden en infrastructuur. Afhankelijk van de biotoop-, gedrags- en voedselkeuze van de vogels heeft dit voornamelijk negatieve gevolgen gehad. Intensief maaibeheer heeft geleid tot verliezen van nesten en opgroeiende kuikens: de combinatie van weinig dekking, betere toegankelijkheid voor predatoren en slechte opgroeicondities maken dat veel weidevogelkuikens het niet redden.
Het agrarisch natuurbeheer en de maatregelen die in het kader daarvan de afgelopen jaren zijn genomen, zoals nestbescherming en akkerrandenbeheer, hebben de achteruitgang niet kunnen stoppen.
Oorzaken achteruitgang Europa
In Noordwest Europa spelen ongeveer dezelfde factoren een rol als in Nederland. Een recente studie heeft aangetoond dat EU maatregelen om boeren aan te zetten de ecologische kwaliteit van hun land te vergroten - middels beschermingsgebieden voor vogels en financiële prikkels binnen zgn. agri-environmental schemes - weliswaar positieve effecten sorteert, maar deze zijn tot nu toe nog niet genoeg gebleken om de dalende trend in boerenlandvogelpopulaties een halt toe te roepen.
In Oost- en Zuid-Europa gaat leefgebied voor boerenlandvogels om een andere reden verloren. De agrarische bedrijfsvoering stopt daar op onrendabele landbouwgronden steeds vaker, waarna verruiging en uiteindelijk verbossing plaatsvindt.
Bronnen
- Boele, A., J. van Bruggen, F. Hustings, K. Koffijberg, J.W. Vergeer & T. van der Meij (2016). Broedvogels in Nederland in 2014. Sovon-rapport 2016/04. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
- Gregory, R.D., A. van Strien, P. Vorisek, A.W. Gmelig Meyling, D.G. Noble, R.P.B. Foppen en D.W. Gibbons (2005). Developing indicators for European birds. Phil. Trans. R. Soc. 360: 269-288.
- Koffijberg, K., R. Foppen en C. van Turnhout (2012). Vogelbalans 2012. Thema boerenland. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
- Pan-European Common Bird Monitoring Scheme (www.ebcc.info).
- Gamero et al. (2017). Tracking Progress Toward EU Biodiversity Strategy Targets: EU Policy Effects in Preserving its Common Farmland Birds. Conservation Letters:DOI: 10.1111/conl.12292
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Vogels van het boerenland
- Omschrijving
- Farmland Bird Index van Nederland en de Europese Unie
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke broedvogelmeetprogramma's van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie; software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM).De indicator is berekend door de jaarlijkse indexcijfers vanaf 1990 over de populatie-aantallen meetkundig te middelen over alle soorten (met indexwaarde 100 voor het beginjaar van elke soort). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. Deze methode komt sterk overeen met die van de Living Planet Index. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., subm.). Voor de historische reconstructie van de populatie-aantallen van broedvogels tussen 1960 en 1990 door Sovon Vogelonderzoek Nederland, zijn gegevens gebruikt uit eerder atlaswerk, historische tellingen, overige publicaties en expert judgement. De 27 soorten opgenomen in de Nederlandse boerenlandvogel-indicator zijn: boerenzwaluw, geelgors, gele kwikstaart, grasmus, graspieper, grauwe gors, grote lijster, grutto, kemphaan, kievit, kwartel, patrijs, putter, ringmus, roek, roodborsttapuit, scholekster, slobeend, spotvogel, spreeuw, steenuil, torenvalk, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, wulp, zomertortel.De Europese set omvat de volgende 39 soorten (14 hiervan staan op de Nederlandse lijst, aangegeven met *): boerenzwaluw*, cirlgors, duinpieper, Europese kanarie, geelgors*, gele kwikstaart*, grasmus*, graspieper*, grauwe gors*, grauwe klauwier, griel, grutto*, hop, kalanderleeuwerik, kievit*, kleine klapekster, kleine trap, kneu, koereiger, kortteenleeuwerik, kuifleeuwerik, ooievaar, ortolaan, paapje, patrijs*, ringmus, rode patrijs, roek*, roodborsttapuit*, roodkopklauwier, rotsmus, spreeuw, theklaleeuwerik, torenvalk*, veldleeuwerik*, westelijke blonde tapuit, zomertortel*, zwarte spreeuw en zwartkopgors. De Europese trend wordt berekend binnen het kader van het Pan-European Common Bird Monitoring Scheme (PECBMS, www.ebcc.info).
- Basistabel
- Zie tabel indexen individuele soorten
- Geografische verdeling
- Nederland en Europese Unie
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Dijk A.J. van en A. Boele (2011). Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
Gregory, R.D., A. van Strien, P. Vorisek, A.W. Gmelig Meyling, D.G. Noble, R.P.B. Foppen en D.W. Gibbons (2005). Developing indicators for European birds. Phil. Trans. R. Soc. 360: 269-288.
WWF (2014). Living Planet Report 2014, Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland. - Opmerking
- Betrouwbaarheidscodering
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Trend van boerenlandvogels, 1960-2015 (indicator 1479, versie 08, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.