Nederlandse biodiversiteitsvoetafdruk, 1990 - 2010
De totale Nederlandse biodiversiteitsvoetafdruk is tussen 1990 en 2000 toegenomen met 11 procent en neemt daarna af. In 2010 was de voetafdruk 5 procent hoger dan in 1990.
Trend in de biodiversiteitsvoetafdruk
De totale Nederlandse biodiversiteitsvoetafdruk is tussen 1990 en 2000 toegenomen met 11 procent, en is daarna afgenomen. In 2010 was de voetafdruk nog 5 procentpunten hoger dan in 1990. Het jaar 2010 is het laatste jaar waarvoor integrale resultaten beschikbaar zijn waarmee biodiversiteitseffecten zijn te berekenen (Wilting et al. 2015). Het gaat hier om de effecten van landgebruik, stikstof-emissies, fragmentatie en infrastructuur. De effecten van broeikasgasemissies op het biodiversiteitsverlies zijn in deze trend niet opgenomen.
Verlies aan biodiversiteit het grootst voor productie van voedsel
De hoeveelheid land die nodig is om alle goederen te produceren voor de binnenlandse consumptie van burgers en de overheid - de Nederlandse voetafdruk - beslaat ongeveer drie keer het Nederlandse landoppervlak. Ruim 80% ligt in het buitenland.
Dat landgebruik brengt milieudruk met zich mee, en daardoor nemen in deze gebieden de van nature voorkomende soorten af in aantal of kunnen zelfs helemaal verdwijnen (Rood et al. 2004).
Het biodiversiteitverlies is relatief groot voor de productie van voedsel. Voor zowel plantaardig voedsel als dierlijke eiwitten wordt veel gebruik gemaakt van intensieve landbouwmethoden, waarbij de oorspronkelijke natuur is omgevormd tot productiegrond. Daarnaast zorgen intensieve productiemethoden ook voor milieudruk buiten de productiegebieden zelf, door onder andere stikstofemissies en door effecten van de voor productie benodigde infrastructuur. Voor de productie van hout en papierpulp gaat relatief minder biodiversiteit verloren, doordat in beheerde en half-natuurlijke bossen het verlies aan oorspronkelijke soorten minder sterk is dan in landbouwgebieden (Alkemade et al., 2009).
Hout en papier veroorzaakt merendeel daling na 2000
De productgroep die het merendeel van de daling sinds 2000 veroorzaakt, is die van hout en papier. Voor deze productgroep is steeds minder land nodig door de toenemende inzet van hoogproductieve plantages voor houtproductie, die efficiënt gebruik maken van de ruimte. Verder vinden er ook verschuivingen plaats naar andere bouwmaterialen dan hout. De daling na 2005 is ook deels te wijten aan de economische crisis, die met name een groot effect heeft gehad op de bouwsector.
De daling in de biodiversiteitsvoetafdruk wordt verder nog veroorzaakt door een afnemend landgebruik voor voeding en textiel.
Een relatief nieuwe productgroep is agrarische biobrandstoffen. In 2010 was iets meer dan 1 procent van het totale landgebruik nodig voor de productie daarvan.
Biodiversiteitseffecten van landgebruik liggen vooral in West-Europa
Het merendeel van de biodiversiteitseffecten door landgebruik treden op in West Europa (bijna 60 procent). Dat is ook de regio van waaruit Nederland de meeste grondstoffen en producten voor consumptie betrekt. Voedsel en landbouwproducten vormen daarvan de hoofdmoot. Bijna 20 procent van de biodiversiteitseffecten treedt op in Centraal- en Zuid-Amerika, en ook die zijn grotendeels het gevolg van de productie van voedsel.
Er zijn verschillende handelingsopties voor de voetafdruk
Er zijn allerlei maatregelen mogelijk om iets te doen aan de biodiversiteitseffecten van de voetafdruk. Bij het verkleinen ervan kan het gaan om het beperken van het totale gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Dat zou kunnen resulteren in minder landgebruik ('minder grote voetafdruk'). Een andere mogelijkheid is het verminderen van de lokale ecologische effecten die met productie en verwerking van goederen samenhangen. Daardoor worden de effecten van het landgebruik op de biodiversiteit kleiner ('minder diepe voetafdruk'). We onderscheiden drie categorieën van opties waarmee verschillende actoren kunnen bijdragen aan een kleinere en minder diepe biodiversiteits-voetafdruk. Dat zijn: het beperken van de milieueffecten van productieprocessen; het efficiënter produceren van consumptiegoederen met minder land of andere grondstoffen; en het maken van andere keuzes in het consumptiepatroon.
Beleid voor de biodiversiteitseffecten van de voetafdruk
Het Kabinet heeft in de nota Biodiversiteit werkt - Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008-2011 het doel opgenomen om de aantasting van biodiversiteit in de voetafdruk te beperken, door onder andere het bevorderen van een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Het verduurzamen van de handelsketens van hout, soja, palmolie, biomassa, en vis vormt een belangrijk onderdeel van de aanpak. (LNV, OS en VROM, 2008).
Bronnen
- Alkemade, R., Van Oorschot, M., Miles, L., Nellemann, C., Bakkenes, M. en ten Brink, B. (2009) GLOBIO3: A Framework to Investigate Options for Reducing Global Terrestrial Biodiversity Loss. Ecosystems 12, 374.
- LNV, OS en VROM (2008). Biodiversiteit werkt, voor natuur voor mensen voor altijd. Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008-2011. Ministeries van LNV, Ontwikkelingssamenwerking en VROM, Den Haag.
- Rood, G.A., H.C. Wilting, D. Nagelhout, B.J.E. ten Brink, R.J. Leewis en D.S. Nijdam (2004). Spoorzoeken naar de invloed van Nederlanders op de mondiale biodiversiteit. Rapport nr. 500013005. RIVM, Bilthoven.
- van Oorschot, M., Rood, T., Vixseboxse, E., Wilting, H., van der Esch, S. (2012). De voetafdruk van Nederland: hoe groot en hoe diep? Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015). Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Trend in biodiversiteit voetafdruk 1990-2010
- Omschrijving
Trendmatig verloop van het biodiversiteitsverlies veroorzaakt door het landgebruik voor de Nederlandse consumptie. De biodiversiteitsvoetafdruk wordt berekend door een deel van het mondiale biodiversiteitsverlies in elke wereldregio toe te kennen aan Nederland, op basis van de expert van goederen en grondstoffen die voor Nederlandse consumptie zijn bestemd.
- Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving.
- Berekeningswijze
Het mondiale biodiversiteitsverlies wordt eerst met het GLOBIO model berekend aan de hand van een aantal milieudrukken. Dat zijn het landgebruik voor land- en bosbouw, broeikasgas-emissies en stikstofdepositie). Daarnaast zijn er verschillende effecten die met infrastructuur samenhangen. Verder wordt met behulp van wegenkaarten en de ligging van landbouwgebieden de ruimtelijke fragmentatie van habitats bepaald, en de mate waarin er druk op natuur van menselijke bewoning buiten steden is (ook wel aangeduid met encroachment). Een uitgebreidere beschrijving van het GLOBIO-model is te vinden in de IMAGE-modelbeschrijving (Stehfest et al., 2014).
Daarna wordt van elke milieudrukfactor in een regio het aandeel bepaald dat, via handel, gekoppeld kan worden aan de Nederlandse consumptie.
De effecten van broeikasgasemissies op het biodiversiteitsverlies zijn niet in deze trend-berekening opgenomen. Toekomstige effecten van de huidige broeikasgasemissies zijn namelijk veel onzekerder dan die van huidige veranderingen in landgebruik. De tijdschaal waarop de biodiversiteitseffecten van broeikasgasemissies zich laat gelden is niet direct vergelijkbaar en optelbaars met de directe effecten van landgebruik (Wilting et al. 2015).
Het biodiversiteitsverlies in het GLOBIO-model wordt uitgedrukt in de Mean Species Abundance (MSA) indicator, die wordt uitgedrukt in een kwaliteit gewogen oppervlakte (MSA-areaal = areaal x biodiversiteitskwaliteit; Alkemade et al. (2009)). De biodiversiteitskwaliteit is een maat die de nog aanwezige biodiversiteit uitdrukt ten opzichte van een ongestoorde, natuurlijke situatie.
- Basistabel
-
- Geografische verdeling
-
- Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
- Achtergrondliteratuur
- Rood, G.A., H.C. Wilting, D. Nagelhout, B.J.E. ten Brink, R.J. Leewis en D.S. Nijdam (2004). Spoorzoeken naar de invloed van Nederlanders op de mondiale biodiversiteit. Rapport nr. 500013005. RIVM, Bilthoven.
- Alkemade, R., Van Oorschot, M., Miles, L., Nellemann, C., Bakkenes, M. en ten Brink, B. (2009) GLOBIO3: A Framework to Investigate Options for Reducing Global Terrestrial Biodiversity Loss. Ecosystems 12, 374.
- Stehfest, E., D. van Vuuren, et al. (2014). Integrated Assessment of Global Environmental Change with IMAGE 3.0. Model description and policy applications. PBL Netherlands Environmental Assessment Agency, Den Haag: 336.
- Wackernagel, M. en Rees, W. (1996) Our Ecological Footprint, Reducing Human Impact on the Earth. New Society Publishers, Gabriola Island, Canada.
- Opmerking
De hier gegeven indicator is een variatie op de zogeheten ecologische voetafdruk van Wackernagel en Rees (1996). In hun benadering wordt ook de consumptie van fossiele brandstoffen meegenomen, en wel als virtueel landgebruik (ruimte nodig voor compensatie van CO2-emissie met bossen). Daarnaast wordt er een omrekenfactor gehanteerd (global hectares) om te corrigeren voor de verschillende opbrengst niveaus van landbouwgebieden in verschillende wereldregio's. In de rapportages van het PBL wordt steeds het echte ruimtegebruik gerapporteerd, en het verlies aan biodiversiteit in de gebruiksruimte. Daarnaast zijn er specifieke indicatoren voor broeikasgasemissies, die aanhaken bij het klimaatbeleid.
- Betrouwbaarheidscodering
D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.Waarschijnlijk neemt ook de import van eindproducten van hout toe ten opzichte van de import van hout en houthalffabricaten, maar het hout in eindproducten zoals meubels, verpakkingen en boeken is niet precies bekend.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2015). Nederlandse biodiversiteitsvoetafdruk, 1990 - 2010 (indicator 1464, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.