Landbouwgewassen: areaal
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Maïs neemt de plaats in van rogge en haver. Dat heeft gevolgen voor akkeronkruiden en vogels.
Ontwikkeling gewassen
Eén van de meest opvallende veranderingen in het agrarisch gebied in Nederland is de verandering in de verbouwde gewassen. In de eerste helft van de 20e eeuw namen rogge en haver een groot deel van het landbouwareaal in. Na 1960 nam dat aandeel sterk af en inmiddels zijn er nauwelijks haver- en roggepercelen meer over. Snijmaïs, dat wordt gebruikt als veevoer, is vanaf 1970 sterk opgekomen.
Gevolgen voor akkeronkruiden
Veel akkerkruiden zijn achteruitgegaan als gevolg van de andere gewaskeuze en het daarmee samenhangende intensieve grondgebruik. Op rogge- en haverpercelen kwamen veel soorten akkerkruiden voor. Op maïsakkers kunnen zich slechts enkele akkerkruiden handhaven die de zware bemesting kunnen verdragen, zoals glad vingergras en hanenpoot.
Gevolgen voor vogels
Akkers zijn ook het leefgebied van verschillende vogelsoorten. De opkomst van maïs is voor een aantal soorten nadelig, waaronder de ortolaan. Wel zijn er ook soorten die in maïsvelden broeden, waaronder de kievit.
Bronnen
- CBS (2001). Landbouwtelling 2001. CBS. Voorburg/Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over ontwikkelingen in de landbouw is te vinden in Statline, www.cbs.nl
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De cijfers over areaalontwikkelingen zijn afkomstig uit de CBS-Landbouwtelling.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2002). Landbouwgewassen: areaal (indicator 1179, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.