Duurzame elektriciteit, 1990-2009
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
In 2009 is de productie van duurzame elektriciteit gestegen tot ongeveer 9 procent van het binnenlands elektriciteitsverbruik. De doelstelling van de overheid is 9 procent duurzame elektriciteit voor 2010.
Ongeveer 9 procent duurzame elektriciteit
De productie van duurzame elektriciteit was in 2007 nog 6,0 procent van het elektriciteitsverbruik. In 2008 was dit 7,5 procent en in 2009 ongeveer 9 procent. De stijging komt vooral door een toename van de elektriciteitsproductie uit biomassa en windenergie.
Daling totale elektriciteitsverbruik
Ongeveer 1 procentpunt van de toename van het aandeel duurzame elektriciteitsproductie is toe te schrijven aan de groei van duurzame elektriciteitsproductie. Daarnaast daalde vorig jaar het elektriciteitsverbruik in Nederland met ruim 5 procent. Dit leidde tot een toename van het aandeel duurzame elektriciteit van ongeveer 0,5 procentpunt. Internationaal is afgesproken om het aandeel duurzame elektriciteit uit te drukken als de duurzame binnenlandse productie gedeeld door het totale verbruik.
Vooral meer elektriciteit uit biomassa
De grote elektriciteitscentrales gebruikten in 2009 bijna 20 procent meer biomassa dan in 2008. Ook buiten de grote centrales werd meer elektriciteit uit biomassa gemaakt. Het gaat dan vooral om het verbranden of vergisten van afvalhout, huishoudelijk afval en mest.
Veel duurzame elektriciteit uit windenergie
In 2009 waaide het minder hard dan in 2008. Desondanks produceerden de ruim tweeduizend windturbines ongeveer 8 procent meer. Dit komt doordat er veel nieuwe, grote molens in gebruik zijn genomen in de loop van 2008 en begin 2009. Windenergie was goed voor 45 procent van de duurzame elektriciteitsproductie.
Nog steeds veel duurzame elektriciteit uit buitenland
De binnenlandse vraag naar duurzame elektriciteit is in 2009 verder gestegen tot 26 miljard kWh. Dat is 23 procent van het elektriciteitsverbruik. De binnenlandse productie van duurzame elektriciteit is niet voldoende om aan deze vraag te voldoen. Dat verklaart de aanzienlijke invoer van duurzame elektriciteit in de vorm van Garanties van Oorsprong. In 2009 was dit 17 miljard kWh. De invoer van duurzame elektriciteit telt overigens niet mee voor de Nederlandse beleidsdoelstelling van 9 procent duurzame elektriciteit in 2010 (EZ, 2005 en Europees Parlement en de Raad, 2001).
Bronnen
- CBS (2007). Duurzame energie (korte onderzoeksbeschrijving). CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2009). Duurzame energie in Nederland 2008. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2010a). Opnieuw forse groei duurzame elektriciteit. Webmagazine, 24 februari 2010. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2010b). StatLine: Duurzame elektriciteit, binnenlandse productie, import en export. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2010c). StatLine: windenergie; elektriciteitsproductie, capaciteit en windaanbod per maand. CBS, Den Haag / Heerlen.
- Europees Parlement en de Raad (2001) Richtlijn 2001/77/EG betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne markt. Publicatie van de Europese Gemeenschappen, L 283/33, 27 oktober 2001.
- EZ (2005). Nu voor later, Energierapport 2005. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- SenterNovem (2006). Protocol Monitoring Duurzame Energie (2006). Methodiek voor het registreren en berekenen van de bijdrage van duurzame/hernieuwbare energiebronnen (update 2006). SenterNovem, Utrecht / Sittard.
Relevante informatie
- Meer informatie over duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Duurzame elektriciteit
- Omschrijving
- Binnenlandse productie van duurzame elektriciteit naar bon, invoer en uitvoer van duurzame elektriciteit. De productie, invoer en uitvoer worden uitgedrukt als percentage van het totale binnenlandse elektriciteitsverbruik.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- Het percentage binnenlandse duurzame elektriciteitproductie is berekend door de netto duurzame elektriciteitsproductie te delen door het netto elektriciteitsverbruik (inclusief netverliezen, exclusief het gebruik voor elektriciteitsproductie).
De invoer en uitvoer van duurzame elektriciteit wordt geteld als de invoer en uitvoer van Garanties van Oorsprong. Een Garantie van Oorsprong is een bewijs, een certificaat, dat een leverancier moet hebben bij verkoop van groene stroom. Dit certificaat kan de leverancier aanvragen voor zelf geproduceerde groene stroom, of kopen bij andere producenten van groene stroom in Nederland of in het buitenland. In Nederland worden deze certificaten beheerd door CertiQ.
De principiële uitgangspunten van de berekeningswijze staan in het Protocol Monitoring Duurzame Energie (SenterNovem, 2006). Een nadere toelichting op de praktische invulling is te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2008 (CBS, 2009) en de onderzoeksbeschrijving Duurzame energie (CBS, 2007). - Basistabel
- StatLine: Duurzame elektriciteit, binnenlandse productie, import en export (CBS, 2010). Een uitgebreidere toelichting bij de ontwikkelingen is te vinden in het rapport Duurzame energie in Nederland 2008 (CBS, 2009).
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- - Binnenlandse productie van duurzame elektriciteit per bron / techniek in GWh;
- In- en uitvoer van duurzame elektriciteit per bron / techniek (in certificaten, in GWh en als % van het totale elektriciteitsverbruik). - Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Duurzame energie (CBS, 2007)
Duurzame energie in Nederland 2008 (CBS, 2009)
Protocol Monitoring Duurzame Energie (SenterNovem, 2006) - Betrouwbaarheidscodering
- A (integrale enquête)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Duurzame elektriciteit, 1990-2009 (indicator 0517, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.