Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Op deze pagina vindt u een overzicht van de begrippen en definities die gebruikt worden in het dossier bodemsanering.
Adequaat gesaneerde locatie | Een locatie is adequaat gesaneerd als het evaluatierapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag. Langlopende saneringen van de ondergrond tellen mee als adequaat gesaneerd na goedkeuring van het eerste ijkmoment. |
Beschikking Ernst/urgentie | Een beschikking op basis van de oude Wbb (voor 1-1-2007) over de ernst en urgentie van een geval van verontreiniging op basis van het nader onderzoek. |
Beschikking Ernst/spoed | Een beschikking conform de nieuwe Wbb (1-1-2007) of er op een locatie sprake is van een ernstig geval van verontreiniging en of de locatie volgens het saneringscriterium met spoed (voor 2015) moet worden gesaneerd. |
Beschikking Saneringsplan | Een beschikking ter goedkeuring van een saneringsplan voor de aanpak van een geval van verontreiniging. |
Beschikking Evaluatierapport | Een beschikking om in te stemmen met het na een sanering opgesteld evaluatierapport en daarmee de formele afronding van een sanering. |
Beschikking Nazorgplan | Een beschikking om in te stemmen met het na de sanering ingediende nazorgplan. |
Besluit bodemkwaliteit | Het Besluit bodemkwaliteit is op 1 januari 2008 deels in werking getreden. Het besluit bevat regels voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Het geeft aan hoe milieuhygiënisch moet worden getoetst en wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van het besluit. Het besluit zorgt voor minder regels en administratieve lasten voor overheden en bedrijfsleven, vooral als het gaat om het toepassen van bouwstoffen. |
BEVER | BEleidsVERnieuwing bodemsanering, resulterend in de decentralisatie van het bevoegd gezag bodemsanering, het streven naar hogere bijdragen van derden, aansluiting op ruimtelijke ontwikkelingen op lokale schaal en een saneringsdoelstelling gekoppeld aan de functie van de locatie. |
Bevoegde Overheid Wbb (gedecentraliseerd bevoegd gezag) | Verantwoordelijke provincies en "rechtstreekse gemeenten", die de Wbb uitvoeren en handhaven (met Wbb- en ISV-budget). Naast de gemeenten die rechtstreeks bevoegd gezag zijn, zijn er ook "programmagemeenten" die wel zelf onderzoek en saneringen uitvoeren maar waarvoor de provincie bevoegd gezag is en "projectgemeenten" waar ook de uitvoering via de provincie loopt. De totaal 42 bevoegde overheden zijn: Provincies (12). Grote steden (4): Amsterdam, Den haag, Rotterdam, Utrecht. Overige rechtstreekse gemeenten (26): Alkmaar, Almelo, Amersfoort, Arnhem, Breda, Delft, Den Bosch, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Heerlen, Helmond, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Schiedam, Tilburg, Venlo, Zaanstad en Zwolle. |
BIELLS | BodemInformatie Essentieel voor Landelijke en Lokale Sturing. Het project BIELLS heeft als doel alle essentiële informatiebronnen met gegevens over de chemische, biologische en fysische kwaliteit van de bodem beschikbaar te maken. |
BIS | BodemInformatieSysteem. Deze systemen (in diverse commerciële en zelf ontwikkelde varianten) worden bij gemeenten en provincies gebruikt om gegevens over bodemverontreiniging administratief en geografisch bij te houden (zie ook G-BIS). |
Bodem+ | Bodem+ is een per 1 januari opgericht onderdeel van SenterNovem, en heeft als taak het ondersteunen van lokale overheden op het gebied van bodem. |
Bodemambities | Een gemeente kan in een Nota Bodembeheer aangeven naar welke bodemkwaliteit in een gebied wordt gestreefd. Ze legt daarbij haar (bodem)ambitie vast. De overheid kan er bijvoorbeeld voor kiezen om de huidige kwaliteit niet te laten verslechteren. Ze kan echter ook een kwalititeitsverbetering nastreven. De overheid zal bij het opstellen van haar Bodemambities rekening houden met de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkelingen in het gebied. Daarmee wordt de relatie tussen bodemgebruik en bodemkwaliteit concreet gemaakt. |
Bodemsaneringsoperatie | Al het werk dat verzet moet worden om voor 2030 alle ernstige gevallen van bodemverontreiniging te hebben geïdentificeerd, onderzocht, en zo nodig gesaneerd of beheerst en zo nodig nazorgvoorzieningen te hebben getroffen. |
BPE | Bodem Prestatie Eenheden. BPE's zijn een maat voor de gesaneerde hoeveelheden grond en grondwater per overheid en daarmee een toetsingsmiddel voor de prestaties van de overheden. Definitie: BPE= gesaneerd oppervlak in m2 + 3x gesaneerd volume in m3 + 0,4x gesaneerd volume grondwater in m3. Het is geen volledige prestatieverantwoording. Beleidsontwikkeling en onderzoeksinspanningen worden hierin niet meegenomen. |
BSB-operatie | Bodemsanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen. De BSB-operatie is opgezet om bedrijven te stimuleren om vrijwillig en in eigen beheer hun bodem te laten onderzoeken en zonodig te saneren. Voor de uitvoering van de BSB-operatie zijn in verschillende delen van Nederland stichtingen opgericht. Deze stichtingen worden gevormd door ondernemersorganisaties en de Kamers van Koophandel. |
BUS | Besluit Uniforme Saneringen. Besluit voor het regelen van veelvoorkomende en standaard bodemsaneringen. Dankzij dit Besluit hoeven bodemsaneerders voor de routinematige saneringen geen formele goedkeuring aan het bevoegde gezag te vragen, maar volstaat een melding bij het opstarten van de sanering en een goedkeuring van de saneringsevaluatie bij de afronding. |
Bodemgebruikswaarden (BGW) | Waarden voor concentraties van stoffen (of stofgroepen) in de bodem waaronder het niveau van bodemverontreiniging bij het beoogde gebruik acceptabel is. De BGW worden gebruikt als saneringsdoelstelling. Bij wijziging van het gebruik is een nieuwe beoordeling nodig. |
CSOIL | Rekenmodel waarmee de humane blootstelling t.g.v. bodemverontreiniging kan worden gekwantificeerd. Het model berekent de blootstelling voor de zeven bodemfuncties uit het Besluit bodemkwaliteit (zie NOBO-bodemgebruiksklassen) en is eveneens onderdeel van Sanscrit en de risicotoolbox bodem. |
Decentralisatie bodemsaneringsoperatie | Het overdragen van bevoegdheden in het kader van de Wbb van landelijk of provinciaal niveau naar gemeentelijk niveau. |
Deelsanering | Sanering waarbij slechts voor een deel van de verontreiniging een saneringsplan is gemaakt en uitgevoerd. |
Diffuse bodembelasting | Bodembelasting die zich uitstrekt over grote oppervlakten en met meestal relatief lichte verontreinigingen. In enkele gevallen kan ook ernstige verontreiniging voorkomen. |
Dynamische locatie | Locatie waarvoor het tijdstip van de aanpak van onderzoek en evt. sanering door maatschappelijke dynamiek wordt bepaald, meestal door de wens er te kunnen bouwen. |
Ernstige bodemverontreiniging | Verontreiniging waarbij een interventiewaarde voor een of meer stoffen wordt overschreden in tenminste 25 m3 grond en/of 100m3 grondwater. Voor een ernstig geval dienen tenminste maatregelen voor beheer te worden getroffen en de urgentie te worden vastgesteld. |
Financieringskader | Bij onderzoek en saneringen uitgevoerd door de verantwoordelijke gemeenten en provincies kan het Rijk bijdragen vanuit 4 kaders: Wbb-budget (met name de afronding van Wbb-meerjarenprogramma's tot 2009), ILG-budget (landelijk gebied en kleinere woonkernen, na 1-1-2007), ISV-budget (stedelijk gebied) en een apart budget voor aan te pakken bedrijfsterreinen. Het merendeel van de saneringen wordt uitgevoerd in Eigen Beheer (SEB), door derden. Gecombineerde financiering is ook mogelijk. Bij derden kan de overheid ook als eigenaar van terreinen nog een rol spelen. |
Functiegericht saneren - algemeen | Methode van saneren die na de Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) is toegestaan en waarbij het principe van multifunctionaliteit is losgelaten. Er wordt niet verder gesaneerd dan voor het beoogde gebruik nodig is. Er blijft nog beheer nodig, en bij gebruikswijzigingen volgt een nieuwe evaluatie. Functiegericht saneren kan zowel voor de bovengrond als voor de ondergrond worden uitgevoerd. |
Functiegericht saneren - bovengrond | Bij functiegericht saneren van de bovengrond wordt gereinigd tot een acceptabel niveau voor het beoogde bodemgebruik (leeflaag). Er wordt onderscheid gemaakt in een aantal clusters (NOBO-bodemgebruiksklassen), waarvoor bodemgebruikswaarden (BGW) zijn vastgesteld. |
Functiegericht saneren - ondergrond | Bij functiegericht saneren van de ondergrond (dieper dan ca. 2 meter, afhankelijk van de bodemopbouw) wordt onderscheid gemaakt in 'verontreiniging in een immobiele situatie' en 'verontreiniging in een mobiele situatie'. In het eerste geval wordt de ondergrond niet gesaneerd, omdat verspreiding en blootstelling beperkt zijn. Bij de mobiele verontreiniging daarentegen is het uitgangspunt een zo volledig mogelijke verwijdering, met daarbij tenminste het bereiken van een 'stabiele eindsituatie'. Dit mag maximaal 30 jaar duren. De periode is zo lang, omdat bodemprocessen langzaam zijn en de 'nalevering' (diffusie uit de bodemmatrix) van verontreiniging pas in termijnen van jaren is te beoordelen en om kosteneffectieve technieken in te kunnen zetten. |
G-BIS | Geautomatiseerd BodemInformatieSysteem met minimaal vergelijkbare functies zoals GLOBIS voor het bijhouden en jaarlijks aanleveren van de jaarlijkse monitoringsgegevens, actualiseren van het landsdekkend beeld door de bevoegde overheden en uitwisseling van gegevens conform SIKB-protocollen. |
Gebruiksrijp maken | Het aanpakken van risico's als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, zodat de locatie geschikt wordt voor het gebruik. |
Gefaseerde sanering | Sanering met onderdelen die op verschillende tijdstippen worden afgesloten, meestal door het verschil in aanpak van vaste bodem en grondwater. Er moet wel een goedgekeurd plan van de gehele operatie aanwezig zijn. |
Geval van verontreiniging | Gebied met aanwezigheid van bodemverontreiniging dat een samenhangend geheel vormt op basis van de oorzaak of gevolgen van de verontreiniging en daarop aansluitende ruimtelijke of organisatorische redenen. Bij de jaarlijkse monitoring bodemsanering wordt niet het aantal gevallen, maar het aantal locaties geteld. De locatie is de eenheid van aanpak bij de sanering en valt vaak samen met eigendomsrechten of bodemopbouw. Beschikkingen (goedkeuringen van saneringsplannen) worden echter op gevallen verleend (die dus clusters van locaties kunnen omvatten). |
GLOBIS | Geografisch Landelijk Overheids Bodem Informatie Systeem. Dit is een database met rapportagetools die door de overheid is ontwikkeld en decentraal bij de bevoegde overheden wordt gebruikt. |
Grootsaneerders | Instanties die veel saneren (zowel overheids- als niet-overheidsinstanties), zoals b.v. SbNS en oliemaatschappijen. |
Historisch Onderzoek (HO) | Dit is een onderzoek naar mogelijke bronnen van bodemverontreinigingen door middel van locatiebezoek, archiefonderzoek en luchtfoto-interpretatie. |
ILG | Investeringsbudget Landelijk Gebied. Financieringssysteem en werkwijze die bedoeld is om aankoop, inrichting en beheer van het landelijk gebied te bundelen. Het is een gezamenlijk initiatief van het Interprovinciaal Provinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UVW) en de ministeries van LNV, VROM en V&W. |
Initiatiefnemer | De partij die het initiatief neemt tot de uitvoering van een bodemonderzoek of sanering op een locatie. Dit is onafhankelijk van de eventuele uitvoerders of financiers. |
Interventiewaarden | Waarden voor het verontreinigingsniveau per stof of stofgroep waarboven de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier of plant ernstig zijn verminderd (of dreigen te worden verminderd). |
Isoleren met eeuwigdurende nazorg | Deze techniek wordt toegepast als de andere saneringsmethoden onmogelijk of extreem duur zijn. Bij de vergelijking van de kosten wordt een financiële voorziening voor de nazorg meegenomen. Voor grote locaties is isoleren vaak de enig haalbare oplossing. |
ISV-budget | Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv). Aangezien het deel dat voor bodemonderzoek en bodemsanering wordt gebruikt bij de ISV niet strikt administratief wordt gescheiden van bouwrijp maken is bij de vaststelling van de ISV-uitgaven bodemsanering een inschatting nodig. |
Kosteneffectief | Bij kosteneffectief saneren (ondergrond) worden onacceptabele risico's verwijderd, maar hoe ver de sanering gaat, wordt afgewogen op basis van een kostenanalyse. |
Kostenverhaal | De overheid onderzoekt en saneert, en verhaalt achteraf de kosten op degenen die aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een verontreiniging. |
Landsdekkend Beeld bodemkwaliteit (LDB) | Een project van de overheid (opgeleverd in 2004), gericht op de inventarisatie van alle verontreinigde locaties in Nederland, inclusief coördinaten en gedifferentieerd naar (vastgestelde of potentiële) ernst en urgentie en gemaakte of geschatte kosten. Aansluitend is een saneringskostenmodel gemaakt. |
LIB | Landelijk Informatiebeheer Bodem. Opgericht door bevoegde overheden Wbb om het informatiebeheer van data ten behoeve van bodembeheer en de jaarlijkse monitoring voor het jaarverslag bodemsanering aan de Tweede Kamer te ondersteunen. |
Locatie | Een eenheid of aggregatie van kleinere eenheden met een vermoede of bewezen bodemverontreiniging die als één geheel wordt aangepakt bij onderzoek en sanering. De grens van een locatie valt niet per se samen met de grens van een geval. Eén locatie kan soms verschillende gevallen bevatten (of andersom). |
Maximale waarden verontreinigingsniveau | Waarden voor het maximale verontreinigingsniveau per stof of stofgroep voor land- en waterbodems, bepalend voor de toepassingsmogelijkheden. Onder het Besluit bodemkwaliteit worden toepassingen van grond en bagger op landbodem getoetst aan Generieke Maximale Waarden (GMW) of Lokale Maximale Waarden (LMW). Bij de toetsing aan GMW wordt zowel de kwaliteit van de toe te passen grond of bagger, als de functie van de ontvangende bodem in beschouwing genomen. Decentrale bevoegde gezagen kunnen ervoor kiezen om in gebieden Lokale Maximale Waarden vast te stellen. Deze dienen onderbouwd te worden met de risicotoolbox bodem. |
Monitoring Bodemsanering | Jaarlijkse inventarisatie van de voortgang van de landelijke bodemsaneringsoperatie, die namens de bevoegde overheden wordt gerapporteerd aan het ministerie van VROM en de Tweede Kamer. |
Multifunctioneel saneren | Dit betekent dat na sanering de bodem zover is gereinigd dat de verontreiniging geen belemmering meer is voor ieder soort bodemgebruik en dat ook geen aanvullend beheer of nazorg nodig is. Bij kleine locaties heeft multifunctioneel saneren vaak de voorkeur omdat daarmee het probleem blijvend is opgelost en ook de kosten te overzien zijn. |
Multiplier | Landelijk of per bevoegd overheid: de totale financiële inzet van de markt en de overheid, gedeeld door de bijdrage van de overheid. |
Nader Onderzoek (NO) | Met dit onderzoek wordt de ernst van de verontreiniging, de saneringsurgentie en het tijdstip vastgesteld (per 1-1-2007 spoed). Bij urgentie/spoed wordt daarna een saneringsplan gemaakt waarop de Bevoegde Overheid een beschikking tot sanering afgeeft. |
Nazorg | Als na een sanering nog restverontreinigingen in de bodem zijn achtergebleven zijn nazorgmaatregelen noodzakelijk. |
Nazorgplan | Plan waarin te nemen zorgmaatregelen met betrekking tot achtergebleven restverontreinigingen zijn uitgewerkt. |
Nieuw geval (van bodemverontreiniging) | Geval waarbij de bodemverontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan. In 1987 is de zorgplicht in de Wet bodembescherming opgenomen, die inhoudt dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging terstond ongedaan dienen te worden gemaakt. |
NMP | Nationaal Milieubeleidsplan. |
NOBO-gebruiksklassen | Bodemgebruiksklassen. Standaardisering van het bodemgebruik met het oog op modellering van de blootstelling aan bodemverontreiniging door de LNV-VROM-RIVM-Alterra werkgroep NOBO (Normenbouwhuis). Gebruiksklassen: wonen met tuin, plaatsen waar kinderen spelen, moestuin, landbouw, natuur, groen met natuurwaarden, bebouwing infrastructuur ander groen en industrie. |
Oriënterend Onderzoek (OO) | Dit is het eerste daadwerkelijke bodemonderzoek op verdachte locaties. Met dit onderzoek wordt vastgesteld of de mate van verontreiniging reden geeft tot een vervolg. Het vervolgonderzoek is dan het Nader Onderzoek. |
Potentieel verdacht/ verontreinigd/ ernstig/ urgent | Locaties waarvoor bij inventarisaties is gebleken, dat er volgens de UBI-systematiek bodembedreigende activiteiten op hebben plaatsgevonden, zonder dat er op de locatie nog bodemonderzoek is uitgevoerd. Er wordt gesproken van potentieel verdacht, als de minimale basisset van verificatiegegevens nog ontbreekt, potentieel verontreinigd, als de verontreiniging vermoedelijk niet ernstig is, locaties met UBI-prioriteitsscore<=100 potentieel ernstig voor locaties met UBI-prioriteitsscore>= 100, potentieel urgent voor locaties met UBI-prioriteitsscore >= 100 (bron) en waarbij ook de gegevens over de locale bodemsituatie (pad) en het bodemgebruik (object) op een mogelijk milieuhygiënisch onacceptabele situatie wijzen. |
pré-HO | Historisch onderzoek, waarbij een indicatie wordt gegeven van de activiteiten die op een locatie hebben plaatsgevonden |
Prestatieverantwoording | Rapportage, opgesteld door de Bevoegde Overheid, over de behaalde resultaten, vergeleken met het opgestelde programma. In dit verband over de uitgevoerde inventarisaties, onderzoeken, beheersmaatregelen, saneringen, nazorg, ingezet budget, ingezette instrumenten en gevoerd bodemkwaliteitsbeleid. |
Publieke Private Samenwerking (PPS) | PPS is een samenwerkingsverband waarbij overheid en bedrijfsleven, met behoud van eigen identiteit en verantwoordelijkheid, gezamenlijk een project realiseren op basis van een heldere taak- en risicoverdeling. |
Rechtstreekse ISV-gemeente | Gemeente die rechtstreeks van het Rijk ISV-budget ontvangt en ook aan het Rijk rapporteert over de prestaties (zonder tussenkomst van de provincie). |
Risicotools | Hulpmiddelen waarmee gegevens worden verkregen over relevante parameters (stofconcentraties, stressfactoren, etc.) betreffende de risico-beoordeling van bodemverontreiniging. Voorbeelden van risicotools zijn: een vergelijking, een model, een richtlijn, een protocol, etc. |
Risicotoolbox | In algemene zin: verzameling van hulpmiddelen (tools) voor een integrale risicobeoordeling van (bodem)verontreiniging. RisicotoolboxBodem.nl: beslissingsondersteunende webapplicatie voor decentrale bevoegde gezagen. Wordt door decentrale bevoegde gezagen gebruikt om gebiedsspecifieke risicobeoordeling voor mens, ecosysteem en landbouw uit te voeren en om Lokale Maximale Waarden voor grond- en baggerverzet te onderbouwen. |
Sanering | Het aanpakken van een bodemverontreiniging zodat bij het huidige of toekomstige gebruik van de locatie geen risico's meer aanwezig zijn voor mens en milieu. |
Saneringscontour | Grens van het gebied waarbinnen de saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Deze hoeft niet samen te vallen met de grens van de locatie. Er kunnen meerdere saneringscontouren op één locatie zijn. |
Saneringsevaluatie (SE) | Betreft een rapportage waarin de uitgevoerde saneringswerkzaamheden worden beschreven, inclusief afwijkingen op het saneringsplan. Door middel van deze rapportage wordt het uiteindelijke saneringsresultaat vastgelegd. De saneringsevaluatie wordt ter goedkeuring aan de bevoegde overheid voorgelegd. In de rapportage wordt ook de noodzaak tot het nemen van vervolgmaatregelen (nazorg) aangegeven. |
Saneringsketen | Een traject dat bestaat uit de reeks Pré-HO-fase, HO-fase, OO-fase, NO-fase, SO-fase , SP-fase, saneringsfase en evaluatiefase. Zo nodig inclusief het treffen van voorzieningen voor de nazorg. Een locatie waarvan wordt vermoed dat er sprake is van bodemverontreiniging doorloopt deze keten geheel of gedeeltelijk. Na elke stap in de keten kan blijken dat de verontreiniging te geringe risico's veroorzaakt om vervolgstappen noodzakelijk te maken.. |
Saneringsonderzoek (SO) | Een onderzoek naar de meest geschikte en kosteneffectieve saneringsmethode voor een geval van bodemverontreiniging. |
Saneringsplan (SP) | Een weergave van de werkwijze die zal worden gevolgd tijdens het saneren van een geval van bodemverontreiniging en de verwachte resultaten. |
Saneringsverplichting | Een door een beschikking van het bevoegd gezag opgelegde sanering om milieuhygiënische of maatschappelijke redenen. |
Saneringscriterium | Methodiek conform de nieuwe Wbb (per 1-1-2007) , waarbij locatiespecifiek wordt getoetst of er sprake is van onaanvaardbare risico's voor de mens (gezondheidseffecten), voor het ecosysteem (bio-accumulatie, doorvergiftiging, bedreiging van soorten en processen), en/of van risico's van verspreiding van verontreiniging. Op basis van de bepaalde risico's wordt vastgesteld of maatregelen (beheersen, saneren) al dan niet met spoed moeten worden uitgevoerd. |
Sanscrit | Instrument waarmee wordt vastgesteld of er, in geval van een ernstige bodemverontreiniging, sprake is van zodanig risico dat er spoedig moet worden gesaneerd. Opvolger van Saneringsurgentie Systematiek (SUS). In 2008 wordt een nieuwe versie uitgebracht waarmee conform de circulaire bodemsanering de spoedeisendheid wordt beoordeeld. De modelberekeningen worden uitgevoerd op basis van de gegevens van het Nader Onderzoek en geven een locatiespecifieke inschatting van de risico's voor mens, voor het ecosysteem en ten gevolge van verspreiding van verontreinigd grondwater. |
SEB | Saneringen in Eigen Beheer. Saneringen door bedrijven of particulieren, zonder financiële bijdragen uit overheidsbudget. |
SIKB | Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer. Het SIKB is een samenwerkingsverband van markt en overheid en opgericht om de kwaliteitsborging van werkzaamheden verricht binnen bodembeheer te bevorderen. |
SKB | Stichting Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem, opgericht om innovatie voor bodembeheer te bevorderen. |
Spoedlocatie | Locatie die met spoed voor 2015 dient te worden gesaneerd of beheerd. Bepaling van spoed vindt plaats met het saneringscriterium. Spoedlocaties uit de werkvoorraad dienen uiterlijk 2009 te zijn geïdentificeerd. |
Staatseigendommen | Gebieden die eigendom zijn van de rijksoverheid. Deze gebieden worden beheerd door verschillende instanties: het ministerie van Defensie, DLG (LNV), Rijkswaterstaat (V&W) en Staatsbosbeheer. |
Stabiele situatie | Een toestand waarbij het risico van verspreiding van de (rest)verontreiniging minimaal is. Bij een lage hoeveelheid verontreiniging is passieve zorg gebruikelijk, beperkt tot alleen registratie. Bij hoge hoeveelheid is monitoring verplicht. |
Statische locaties | Locaties met weinig maatschappelijke of ruimtelijke ontwikkelingen. De aanpak van onderzoek en sanering wordt hier bepaald door de milieuhygiënische situatie. |
Streefwaarden bodemkwaliteit | Waarden voor gehalten van stoffen (of stofgroepen) in de bodem waarbij of waaronder sprake is van een goede milieukwaliteit en verwaarloosbare risico's voor mens en ecosysteem. De waarden zijn afhankelijk van het organische stofgehalte en het lutumgehalte (gehalte aan deeltjes kleiner dan 2 µm) in de bodem. |
SUS | Sanerings Urgentie Systematiek. Dit is een systematiek binnen de oude Wbb, waarmee locatiespecifiek kan worden bepaald of de sanering van een geval van ernstige bodemverontreiniging urgent of niet-urgent is. SUS is de voorganger van het instrument Sanscrit. |
TRIADE | Instrumentarium voor de integrale beoordeling van ecologische risico's die samenhangen met bodemverontreiniging. De locale verontreinigingssituatie wordt daarbij in samenhang bestudeerd vanuit drie kennisvelden: chemie (stofconcentraties), toxiciteit (bioassays) en ecologie (inventarisatie van planten, dieren, micro-organismen en ecologische processen). |
UBI | Uniforme Bron Indeling, met numerieke codes voor potentieel bodemvervuilende activiteiten, gerangschikt naar industrietak en de verwachte hoeveelheid verontreiniging (bronsterkte). |
Urgent te saneren geval van bodemverontreiniging | Een locatie moet urgent gesaneerd worden, als met de urgentiesystematiek is gebleken (op basis van Wbb-criteria voor humane, ecologische en verspreidingsrisico's), dat er sprake is van een milieuhygiënisch onacceptabele situatie. Een beschikking van urgentie kan worden afgegeven vanwege de vastgestelde milieuhygiënische urgentie maar ook om maatschappelijke redenen. Dit gebeurt dan meestal om de procedure te versnellen bij een vermoeden van milieuhygiënische urgentie. In de beschikking wordt een tijdstip vastgesteld waarvoor de sanering moet worden opgestart. De urgentiebepaling is per 1-1-2007 vervangen door een bepaling van spoed volgens het saneringscriterium. |
Verdachte locaties | Locaties waarbij op grond van de beschikbare informatie het vermoeden bestaat dat er bodemverontreiniging aanwezig is, zonder dat dit door middel van bodemonderzoek daadwerkelijk is vastgesteld. |
Verkennend Onderzoek (VO) | Door middel van een verkennend bodemonderzoek kan met een geringe inspanning worden vastgesteld of op een bepaalde locatie sprake is van bodemverontreiniging. Het verkennend bodemonderzoek kan gezien worden als een combinatie van een historisch-, veld- en laboratoriumonderzoek. In veel gevallen wordt een dergelijk onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de aanvraag van een bouwvergunning of bij aan- of verkoop van onroerend goed. |
Volledige sanering | Sanering uitgevoerd op de gehele locatie, waarbij alle saneringsfasen zijn afgerond. |
Wbb | Wet bodembescherming (1994). |
Wbb-budget | Budget dat door VROM in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) aan de bevoegde overheden wordt verstrekt voor de aanpak van gevallen van bodemverontreiniging waarvoor geen particulier initiatief wordt verwacht. Na ter beschikking stelling van ISV-gelden voornamelijk gebruikt voor de aanpak in landelijk gebied. |
Werkvoorraad: | De verzameling verontreinigde locaties, waarvoor nog één of meerdere stappen in het traject van onderzoek en sanering moet worden uitgevoerd. |
Wsv | Wet stedelijke vernieuwing (2000). In dit kader wordt het ISV-budget ter beschikking gesteld. |
Zorgplichtgevallen | Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (grotendeels ontstaan na 1987), die onmiddellijk ongedaan moeten worden gemaakt door de veroorzaker. |
Relevante informatie
- [dossier=nl0166]
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2008). Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities (indicator 0260, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.