Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Adequaat gesaneerde locatie | Een locatie is adequaat gesaneerd wanneer het evaluatierapport is goedgekeurd door het bevoegd gezag. Langlopende saneringen van de ondergrond tellen bij de monitoring mee als adequaat gesaneerd na goedkeuring van het eerste ijkmoment |
Bestedingsverantwoording | Verantwoording over de uitgaven vanuit het Wbb- of ISV-budget, inclusief een accountantsverklaring |
BEVER | Beleidsvernieuwing bodemsanering, resulterend in de decentralisatie van het bevoegd gezag bodemsanering, het streven naar hogere bijdragen van derden en een saneringsdoelstelling gekoppeld aan de functie van de locatie. |
Bevoegde Overheid Wbb (gedecentraliseerd bevoegd gezag) | Verantwoordelijke provincies en de "rechtstreekse gemeenten", die de Wbb uitvoeren en handhaven (met Wbb- en ISV-budget). Naast de gemeenten die rechtstreeks bevoegd gezag zijn, zijn er ook "programmagemeenten" die wel zelf onderzoek en saneringen uitvoeren maar waarvoor de provincie bevoegd gezag is en "projectgemeenten" waar ook de uitvoering via de provincie loopt. |
BIS | Bodeminformatiesysteem. Deze worden wordt bij gemeenten gebruikt om gegevens over bodemverontreiniging administratief en geografisch bij te houden. Er zijn diverse commerciële paketten. |
Bodemgebruikswaarden | Waarden voor gehalten van stoffen (of stofgroepen) in de bodem waaronder het niveau van bodemverontreiniging bij het beoogde gebruik acceptabel is. Deze waarden worden gebruikt als saneringsdoelstelling. Bij wijziging van het gebruik is een nieuwe beoordeling nodig. |
Bodemsaneringstraject | Een aantal elkaar opvolgende fasen (na de inventarisatie van locaties beginnend met een historisch onderzoek, gevolgd door OO, NO en sanering of beheersmaatregelen en evt. afgesloten met nazorg), zie aparte beschrijving van de onderdelen |
Deelsanering | Sanering waarbij niet gehele locatie maar een ruimtelijk deel wordt aangepakt. |
Diffuse bodembelasting | Bodembelasting die zich uitstrekt over grote oppervlakten en met meestal relatief lichte verontreinigingen (ordegrootte: 1 à 2 keer de streefwaarde). In enkele gevallen kan ook ernstige verontreiniging voorkomen. |
Dynamische locatie | Locatie waarvoor het tijdstip van de aanpak van onderzoek en evt. sanering door maatschappelijke dynamiek wordt bepaald, meestal door de wens er te kunnen bouwen. |
Ernstig geval van bodemverontreiniging | Geval waarbij een interventiewaarde voor een of meer stoffen wordt overschreden in tenminste 25 m3 grond en/of 100m3 grondwater. Voor een ernstig geval dienen tenminste maatregelen voor beheer te worden getroffen en de urgentie te worden vastgesteld, omdat de functionele eigenschappen van de bodem ernstig zijn aangetast of dreigen te verminderen. |
Financieringskader | Bij onderzoek en saneringen uitgevoerd door de verantwoordelijke gemeenten en provincies kan het Rijk bijdragen vanuit 3 kaders: Wbb-budget (voornamelijk in het landelijk gebied), ISV-budget en apart budget voor ernstig verontreinigde en urgent te saneren bedrijfsterreinen. Het merendeel van saneringen wordt uitgevoerd in Eigen Beheer (SEB), door derden. Gecombineerde financiering is ook mogelijk. |
Functiegericht saneren - algemeen | Methode van saneren die na de Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) is toegestaan en waarbij het principe van multifunctionaliteit is losgelaten. Er wordt niet verder gesaneerd dan voor het beoogde gebruik nodig is. Er blijft nog beheer nodig, bij gebruikswijzigingen volgt een nieuwe evaluatie. Functiegericht saneren kan zowel voor de bovengrond als voor de ondergrond worden uitgevoerd. |
Functiegericht saneren - bovengrond | Bij functiegericht saneren van de bovengrond wordt gereinigd tot een acceptabel niveau voor het beoogde bodemgebruik (leeflaag). Er wordt onderscheid gemaakt in vier clusters, waarvoor bodemgebruikswaarden zijn vastgesteld: wonen met moestuin, wonen met tuin, infrastructuur (verhardingen) en natuur en openbaar groen. |
Functiegericht saneren - ondergrond | Bij functiegericht saneren van de ondergrond (dieper dan ca. 2 meter, afh. van de bodemopbouw) wordt onderscheid gemaakt in 'verontreiniging in een immobiele situatie' en 'verontreiniging in een mobiele situatie'. In het eerste geval wordt de ondergrond niet gesaneerd, omdat verspreiding en blootstelling beperkt zijn. Bij de mobiele verontreiniging daarentegen is het uitgangspunt een zo volledig mogelijke verwijdering, met daarbij tenminste het bereiken van een 'stabiele eindsituatie'. Dit mag maximaal 30 jaar mag duren. De periode is zo lang om kosteneffectieve technieken in te kunnen zetten. |
Gefaseerde sanering | Sanering met onderdelen die op verschillend tijdstip worden afgesloten (meestal door de verschillende aanpak van vaste bodem en grondwater). Er moet wel een goedgekeurd plan van de gehele operatie aanwezig zijn. |
Geval van verontreiniging | Gebied met aanwezigheid van bodemverontreiniging die qua oorzaken of gevolgen met elkaar samenhangt. Bij de monitoring wordt niet het aantal gevallen, maar locaties geteld. De locatie is de eenheid van aanpak bij de sanering. Meestal is dit in verband met eigendomsrechten of bodemopbouw, maar er komen ook geheel of gedeeltelijk overlappende gevallen voor. Beschikkingen (goedkeuringen van saneringsplan) worden echter op gevallen verleend. |
GLOBIS | Geografisch Landelijk Overheids Bodem Informatie Systeem (voor bevoegde overheden). Dit is een database met rapportagetools die door de overheid is ontwikkeld en decentraal bij de bevoegde overheden wordt gebruikt. |
Initiatiefnemer | De partij die het initiatief neemt tot de uitvoering van een bodemonderzoek of sanering op een locatie. Dit is onafhankelijk van de eventuele uitvoerders of financierders. |
Interventiewaarden | Waarden voor het verontreinigingsniveau per stof of stofgroep waarboven de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd (of dreigen te worden verminderd). |
Isoleren met eeuwigdurende nazorg | Deze techniek wordt toegepast als de andere saneringsmethoden onmogelijk of extreem duur zijn (bij de vergelijking van de kosten wordt een financiële voorziening voor de nazorg meegenomen). Voor grote locaties is isoleren vaak de enig haalbare oplossing. |
ISV-budget | Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv). Aangezien het deel dat voor bodemonderzoek en bodemsanering wordt gebruikt bij de ISV niet strict administratief wordt gescheiden van bouwrijp maken is bij de vaststelling van de ISV-uitgaven bodemsanering een inschatting nodig.. |
Kostenverhaal | De overheid onderzoekt en saneert en verhaalt achteraf de kosten op degenen die aansprakelijk kunnen worden gesteld, meestal de veroorzakers van de bodemverontreiniging. |
Landsdekkend Beeld Bodem (LDB) | Een project van de overheid gericht op de totale inventarisatie van alle verontreinigde locaties in Nederland, inclusief coördinaten en gedifferentieerd naar (vastgestelde of potentiële) ernst en urgentie en gemaakte of geschatte kosten. Aansluitend wordt er een saneringskostenmodel gemaakt. |
Locatie | Een eenheid of aggregatie van kleinere eenheden met een vermoede of bewezen bodemverontreiniging die als één geheel wordt aangepakt bij onderzoek en sanering. De grens van een locatie valt niet per se samen met de grens van een geval. één locatie kan soms verschillende gevallen bevatten. |
Multifunctioneel saneren | Dit betekent dat na de sanering de bodem zover is gereinigd dat de verontreiniging geen belemmering meer is voor ieder soort bodemgebruik en ook geen aanvullend beheer of nazorg nodig is. Bij kleine locaties heeft multifunctioneel saneren vaak de voorkeur omdat daarmee het probleem blijvend is opgelost en ook de kosten te overzien zijn. |
Multiplier | Landelijk of per bevoegd overheid: de totale financiële inzet van de markt en de overheid, gedeeld door de bijdrage van de overheid. (SEB+Wbb+ISV) / (Wbb+ISV). |
Nader Onderzoek | Met het Nader Onderzoek (NO) worden de ernst van de verontreiniging, de omvang, en de saneringsurgentie vastgesteld. Bij urgentie wordt daarna een saneringsplan gemaakt waarop de Bevoegde Overheid een beschikking tot sanering afgeeft. |
'Nieuw geval' van bodemverontreiniging | Geval waarbij de bodemverontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan. In 1987 is de zorgplicht in de Wet bodembescherming opgenomen, die inhoudt dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging terstond ongedaan dienen te worden gemaakt. |
NMP | Nationaal Milieubeleidsplan. |
Oriënterend Onderzoek | Het Oriënterend Onderzoek (OO) is het eerste daadwerkelijke bodemonderzoek op verdachte locaties. Met dit onderzoek wordt vastgesteld of de mate van verontreiniging reden geeft tot een vervolg. Het vervolgonderzoek is dan het Nader Onderzoek. |
Potentieel verdacht/ verontreinigd/ ernstig/ urgent | Locaties waarvoor bij inventarisaties bleek dat er volgens de UBI-systematiek bodembedreigende activiteiten op hebben plaatsgevonden, zonder dat er op de locatie bodemonderzoek nog is uitgevoerd. Er wordt gesproken van pot. verdacht, als de minimale basisset van verificatiegegevens nog ontbreekt, pot. verontreinigd, als de verontreiniging vermoedelijk niet ernstig is, locaties met UBI<=100 pot. ernstig voor locaties met UBI >= 100 pot. urgent voor locaties met UBI >= 100 (bron) en waarbij ook de gegevens over de locale bodemsituatie (pad) en het bodemgebruik (object) op een mogelijk milieuhygiënisch onacceptabele situatie wijzen. |
Prestatieverantwoording | Rapportage over de behaalde resultaten, vergeleken met het opgestelde programma (opgesteld door de Bevoegde Overheid). In dit verband over de uitgevoerde inventarisaties, onderzoeken, beheersmaatregelen, saneringen, nazorg, ingezet budget, ingezette instrumenten en gevoerd bodemkwaliteitsbeleid. |
Rechtstreekse ISV-gemeente | Gemeente die rechtstreeks van het Rijk ISV-budget ontvangt en ook aan het Rijk rapporteert over de prestaties (zonder tussenkomst van de provincie). |
Saneringscontour | Grens van het gebied waarbinen de saneringswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Deze hoeft niet samen te vallen met de grens van de locatie. Er kunnen meer saneringscontouren op één locatie zijn. |
Saneringsverplichting | Een door beschikking van het bevoegd gezag opgelegde sanering (om milieuhygiënische of maatschappelijke redenen) |
SEB | Saneringen in Eigen Beheer -saneringen door bedrijven of particulieren, zonder financiële bijdragen uit Wbb of ISV-budget. |
Stabiele situatie | Een toestand waarbij de risico van verspreiding van de (rest)verontreiniging minimaal is. Bij een lage hoeveelheid verontreiniging is passieve zorg gebruikelijk, beperkt tot alleen registratie. Bij hoge hoeveelheid is monitoring verplicht. |
Statische locaties | Locaties met weinig maatschappelijke of ruimtelijke ontwikkelingen. De aanpak van onderzoek en sanering wordt hier bepaald door de milieuhygiënische situatie. |
Streefwaarden bodemkwaliteit | Waarden voor gehalten van stoffen (of stofgroepen) in de bodem waarbij of waaronder sprake is van een goede milieukwaliteit en verwaarloosbare risico's voor mens en ecosysteem. De waarden zijn afhankelijk van het organische stofgehalte en het lutumgehalte (gehalte aan deeltjes kleiner dan 2 µm) in de bodem. |
UBI | Uniforme Bron Indeling, met numerieke codes voor potentieel bodemvervuilende activiteiten, gerangschikt naar industrie-tak en de verwachte hoeveelheid verontreiniging (bronsterkte) |
Urgent te saneren geval van bodemverontreiniging | Een locatie is urgent te saneren als met de urgentiesystematiek is gebleken (op basis van Wbb criteria voor humane, ecologische en verspreidingsrisico's), dat er sprake is van een milieuhygiënisch onacceptabele situatie. Een beschikking van urgentie kan worden afgegeven vanwege de vastgestelde milieuhygiënische urgentie maar ook om maatschappelijke redenen. Dit gebeurt dan meestal om de procedure te versnellen bij een vermoeden van milieuhygiënische urgentie. In de beschikking wordt een tijdstip vastgesteld waarvoor de sanering moet worden opgestart (3 categorieën urgentie). |
Verdachte locaties | Locaties waarbij op grond van de beschikbare informatie het vermoeden bestaat dat er bodemverontreiniging aanwezig is, zonder dat dit door middel van bodemonderzoek daadwerkelijk is vastgesteld. |
Volledige sanering | Sanering uitgevoerd op de gehele locatie, waarbij alle saneringsfasen zijn afgerond. |
Wbb | Wet bodembescherming (1994) |
Wbb-budget | Budget dat door VROM in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) aan de bevoegde overheden wordt verstrekt voor de aanpak van gevallen van bodemverontreiniging waarvoor geen particulier initiatief wordt verwacht. |
Werkvoorraad: | Het aantal locaties waarvoor nog één of meerdere stappen in het traject van onderzoek en sanering moeten worden uitgevoerd. |
Wsv | Wet stedelijke vernieuwing (2000) in dit kader wordt het ISV-budget ter beschikking gesteld. |
Zorgplichtgevallen | Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (grotendeels ontstaan na 1987), die onmiddelijk ongedaan moeten worden gemaakt door de veroorzaker. |
Bronnen
Relevante informatie
- Meer informatie over bodemverontreiniging is te vinden op de site van het Ministerie van VROM.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities (indicator 0260, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.