Beek- en poldervissen van de Habitatrichtlijn, 1990-2023

Er komen zeven soorten beek- en poldervissen voor in de bijlagen van de Habitatrichtlijn. Op één soort na hebben ze allemaal een ongunstige staat van instandhouding. In de periode 1990-2023 zijn enkele soorten in verspreiding toegenomen; de verspreidingstrend van de overige soorten is stabiel of onbekend.

Habitatrichtlijn

De Habitatrichtlijn van de Europese Unie is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitats te beschermen. Daartoe moeten de lidstaten speciale beschermingsgebieden (Habitatrichtlijngebieden) inrichten en bepaalde planten- en diersoorten en habitats beschermen. De lidstaten rapporteren elke zes jaar hoe de soorten en habitats er voor staan door na te gaan in hoeverre deze een gunstige staat van instandhouding hebben bereikt. Beek- en poldervissen komen voor in bijlage II en V van de Habitatrichtlijn (zie de link naar de Europese Habitatrichtlijn). Op de kleine modderkruiper na hebben ze een ongunstige staat van instandhouding.

Bittervoorn

De bittervoorn (bijlage II) komt in allerlei wateren voor, mits de waterkwaliteit zo goed is dat er ook waterplanten en zoetwatermosselen in voorkomen. De soort heeft geprofiteerd van de verbetering van de waterkwaliteit, en is in de periode 1990-2023 vooruit gegaan. De trend over de laatste twaalf jaar is, strikt statistisch bezien, dalende. De jaarlijkse afname is zo klein, minder dan vier promille, dat betoogd kan worden dat de verspreiding de laatste 12 jaar stabiel gebleven is.  

Rivier- en beekprik

De rivierprik (bijlage II en V) komt voor in rivieren en grote beken. In Nederland zijn er maar enkele plaatsen waar de soort zich voortplant. De soort is kwetsbaar voor verlies van deze voortplantingsplekken, voor het ontstaan van migratiebarrières en voor baggerwerkzaamheden. De beekprik (bijlage II) is een typische beeksoort die op veel plaatsen verdwenen door watervervuiling en het rechttrekken van beken. De soort is inmiddels zeldzaam, maar profiteert vermoedelijk van beekherstel. Van beide soorten prikken is de recente trend niet bekend.

Kleine en grote modderkruiper

De grote en de kleine modderkruiper staat beide in bijlage II. De kleine modderkruiper is aanzienlijk toegenomen in de periode 1990-2023. De soort heeft waarschijnlijk geprofiteerd van de verbetering van de waterkwaliteit sinds het einde van de 20e eeuw en heeft in de afgelopen jaren nieuw leefgebied kunnen koloniseren. 

De grote modderkruiper leeft in verlandende wateren met een dikke modderlaag. Dergelijk habitat is in de twintigste eeuw sterk afgenomen en in de praktijk moeilijk te beschermen. De laatste jaren is de soort echter niet verder afgenomen.

Rivier- en beekdonderpad

De rivierdonderpad (bijlage II) is in de 20e eeuw achteruitgegaan door verslechtering van de waterkwaliteit en het rechttrekken van beken. Door verbeteringen in de waterkwaliteit en de aanleg van vistrappen ging de soort op sommige plaatsen vooruit. Momenteel gaat de rivierdonderpad duidelijk achteruit, omdat de soort wordt verdrongen door exotische grondelsoorten zoals zwartbekgrondel, Kesslers grondel en marmergrondel.

De beekdonderpad (bijlage II), die vroeger niet onderscheiden werd van de rivierdonderpad, komt alleen, in de Geul en de Aa-strang voor. De verspreiding van deze soort is zo beperkt dat een verspreidingstrend niet berekend kan worden. 

Overige vissoorten Habitatrichtlijn

Behalve beek- en poldervissen zijn er nog trekvissen die op de Habitatrichtlijn voorkomen.

Bronnen

  • Janssen, J.A.M. en J.H.J. Schaminée (2008). Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
  • Zeeuw, M. de, J. Kranenbarg en A. van Strien (2014). Provinciale verspreidingstrends vissen in beeld. Schubben en Slijm 22: 18-19.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Beek- en poldervissen van de Habitatrichtlijn, 1990-2023

Omschrijving

Verspreidingstrends van beek- en poldervissen van de Habitatrichtlijn

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek

Berekeningswijze

De verspreidingsgegevens zijn ontleend aan de databank van RAVON. Daarin zijn gegevens opgenomen van waterbeheerders, adviesbureaus, hengelsportverenigingen en van vrijwilligers. Hiermee zijn voor de soorten van de Habitatrichtlijn jaarlijkse indexcijfers in verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) bepaald met occupancy-modellen. Daarbij is onder meer rekening gehouden met de vismethode. 

Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen per soort (Soldaat et al., 2017).

Basistabel

Niet van toepassing

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Geen

Verschijningsfrequentie

Elke 2 jaar

Achtergrondliteratuur

CBS (2024). Meetprogramma’s voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2023. Centraal Bureau voor de Statistiek, ’s-Gravenhage.

 

Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347.

 

Spikmans, F, J. Kranenbarg, L. Soldaat, M. de Zeeuw en A van Strien (2011). Handleiding NEM-Meetnet Beek- en Poldervissen. RAVON, Nijmegen. 

 

Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50: 1450–1458.

Betrouwbaarheidscodering

C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op een combinatie van gestandaardiseerde en niet-gestandaardiseerde metingen die met een geavanceerde statistische methode zijn geanalyseerd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Beek- en poldervissen van de Habitatrichtlijn, 1990-2023 (indicator 1552, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.