Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta, 1990-2021
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De natuurlijke dynamiek van het kokkelbestand is groot. Jaren met een goede broedval worden afgewisseld door jaren met een slechte broedval. Vanwege de belangrijke functie van de kokkel als voedsel voor vogels is het huidige visserijbeleid erop gericht om de aantallen kokkels op een voldoende hoog niveau te houden.
Rol kokkel in het ecosysteem
Schelpdieren zoals de kokkel vervullen in estuaria en ondiepe kustzeeën zoals de Waddenzee, Oosterschelde en Westerschelde een belangrijke rol. Het belangrijkste voedsel van de kokkel is fytoplankton (eencellige algen). Zelf worden kokkels weer gegeten door vogels, vissen en andere predatoren zoals krabben en garnalen. Zo zorgen schelpdieren zoals de kokkel ervoor dat de energie uit algen wordt verspreid over het hele voedselweb. De kokkel heeft in het bijzonder een belangrijke functie als voedsel voor vogels zoals de eidereend en de scholekster die vooral in de winter voor hun overleving afhankelijk zijn van voldoende kokkels en mosselen.
Ecologisch duurzaam gebruik van kust en zee uitgangspunt voor beleid kokkelvisserij
Het beleid voor visserij op kokkels is erop gericht om visserij en natuur zo goed mogelijk te combineren. Hoofduitgangspunt is een ecologisch duurzaam gebruik van kust en zee. Dit houdt in dat er voldoende beschikbare en oogstbare kokkels over moeten blijven voor schelpdieretende vogels. In de Waddenzee, Oosterschelde en Westerschelde is de visserij op verschillende manieren gereguleerd. In de Waddenzee wordt visserij op kokkels alleen nog beoefend met de hand, het zogenaamde 'handkokkelen'. Deze vorm van visserij is in 2012 als duurzaam gecertificeerd (www.msc.org).
Visserij in de Waddenzee
Voor de handkokkelvisserij is een vergunning nodig op basis van de Visserijwet en de Wet natuurbescherming. Voor het litoraal Habitattype 1140A 'Slik- en zandplaten' waarin de visserij plaatsvindt gelden instandhoudingsdoelstellingen. Over duurzame handkokkelvisserij in de Waddenzee zijn in 2011 afspraken vastgelegd in de Meerjarenafspraken Handkokkelvisserij (PRW, 2011). De Waddenzee is opgedeeld in A-, C-, en D-gebieden, met een oplopende visserijdruk, gedifferentieerd in arme en rijke kokkeljaren. Een lotingsprocedure voor verleende vergunningen beperkt het aantal vissers dat tegelijk in een gebied actief kan zijn. Van het kokkelbestand dat aanwezig is bij dichtheden van ten minste 50 kokkels per vierkante meter mag maximaal 2,5% worden opgevist in de op dat moment voor de visserij opengestelde gebieden. Beneden deze dichtheid is het namelijk niet interessant voor vogels. In jaren met weinig kokkels wordt het aantal vissers in de zogeheten lotingsgebieden beperkt. Ook wordt er rekening gehouden met de leeftijdsopbouw van de kokkels, in jaren met weinig jonge kokkels vindt minder bevissing plaats.
Visserij in de Zeeuwse Delta
In de Oosterschelde zijn handkokkelvisserij en mechanische visserij toegestaan. Vastgelegd in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij (LNV, 2004) geldt er een ecologische voedselreservering op basis van het aantal aanwezige vogels (150 kg kokkelvlees per scholekster, totaal ongeveer 5 miljoen kg). Visserij mag alleen plaatsvinden als de aanwezige biomassa wordt geschat boven de voedselreservering. De handkokkelvissers hebben daarbij recht op 1/17e deel van de totaal mogelijke vangst.
Voor de Westerschelde is in 1996 een beleidsbesluit vastgelegd waarin de (mechanische) kokkelvisserij gereguleerd wordt. In het kader van het beheersplan Westerschelde heeft de kokkelsector sindsdien zelf bepaald dat in alle omstandigheden 4 miljoen kg versgewicht kokkels beschikbaar moet blijven als voedselvoorraad voor vogels. Onder deze voorzorgslimiet wordt er niet gevist. Indien er meer dan 4 miljoen kg aanwezig is maar minder dan 8 miljoen kg versgewicht zal een visplan worden opgesteld zodat de voedselreservering voor vogels verzekerd blijft. Verder zijn ook een aantal gebieden permanent voor de visserij gesloten (LNV, 2004).
Septemberschatting bepaalt quotum voor kokkelvisserij
Het quotum voor de visserij wordt vastgesteld op basis van de septemberschatting van de bestandsgrootte. Dit houdt in dat de aantallen en biomassa aan kokkels jaarlijks worden geïnventariseerd in de periode mei - juni. Vervolgens wordt met een wiskundige formule voor groei en sterfte voorspeld hoe groot het kokkelbestand in september zal zijn. Dit wordt zo gedaan omdat dit de vissers voldoende tijd geeft om een vergunning aan te vragen, en omdat het voedselaanbod voor vogels in september meer bepalend is voor hoe goed ze de winter door kunnen komen dan het voorjaarsbestand. Voor de Waddenzee was de schatting voor september 2012 van recordhoogte (zie figuur Kokkelvlees Waddenzee). In het voorjaar zijn toen grote hoeveelheden éénjarige kokkels aangetroffen. In de jaren daarna is er geen grote broedval geweest en is het bestand steeds verder afgenomen en verouderd. De laatste omvangrijke broedval stamt uit 2018, maar in diezelfde zomer trad ook een omvangrijke zomersterfte op. Ook in de zomers van 2019 en 2020 is een verhoogde sterfte waargenomen, in 2019 in de Waddenzee en in 2020 in de Oosterschelde. In 2020 is na een herbemonstering de reeds vergunde visserij in de Oosterschelde na een maand weer stopgezet. In de zomer van 2021 is geen extreme sterfte waargenomen.
Dynamiek in kokkelbestand is groot
De dynamiek van de kokkel is groot. Grote schommelingen in het kokkelbestand worden vooral veroorzaakt door het af en toe optreden van goede broedvallen die in de jaren daarna leiden tot grote bestanden. Zo was er een omvangrijke broedval in de Waddenzee in 1997 die in de jaren daarna voor hoge kokkelaantallen zorgde. In 2011 is een vergelijkbaar grote broedval opgetreden. Door het uitblijven van een omvangrijke broedval daarna neemt het bestand steeds verder af. In de afgelopen jaren hebben zich tijdens hittegolven in de zomer verhoogde sterftes onder kokkels voorgedaan. De omvangrijke broedval van 2018 is daardoor grotendeels weer teniet gedaan. Hoewel in het verleden met name strenge winters verhoogde sterfte onder kokkels veroorzaakten (zoals de winter van 1995/1996), zien we de afgelopen jaren vooral verhoogde sterfte in de zomermaanden. Dit lijkt samen te hangen met klimaatverandering. Onderzoeken naar de precieze oorzaken en mechanismen zijn nog gaande bij o.a. NIOZ en Wageningen Marine Research.
Bronnen
- Troost, K., M. van Asch, E. Brummelhuis, D. van den Ende, Y. van Es, K.J. Perdon, J. van der Pool, C. van Zweeden & J. van Zwol (2021) Schelpdierbestanden in de Nederlandse kustzone, Waddenzee en zoute deltawateren in 2020. CVO rapport 21.001.
- Asch, M. van, D. van den Ende, J. van der Pool, E. Brummelhuis, C. van Zweeden, Y. van Es & K. Troost (2019). Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2019. CVO-rapport: 19.009.
- Bult, T.P., B.J. Ens, D. Baars, R. Kats & M. Leopold (2004). Evaluatie van de meting van het beschikbare voedselaanbod voor vogels die grote schelpdieren eten. Eindrapport EVA II deelproject B3 (Evaluatie Schelpdiervisserij tweede fase). 108 pp.
- Kamermans, P.J. Kesteloo & D. Baars (2003). Evaluatie van de geschatte omvang en ligging van kokkelbestanden in de Waddenzee, Ooster- en Westerschelde. Eindrapport EVA II (Evaluatie Schelpdiervisserij tweede fase). Deelproject H2: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV, RIVO Rapport C054/03 Yerseke.
- LNV (2004). Ruimte voor een zilte oogst. Naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur. Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag, 1 oktober 2004. 45 pp.
- PRW (2011). Meerjarenafspraken handkokkelvisserij in de Waddenzee. Programma Naar een Rijke Waddenzee.
- Troost, K., J. Drent, E. Folmer & M.R. van Stralen (2012) Ontwikkeling van schelpdierbestanden op de droogvallende platen van de Waddenzee. De Levende Natuur 113, 3. ISSN 0024-1520. p. 83 - 88.
- Troost, K., & M. van Asch (2018). Herziene schatting van het kokkelbestand in de Waddenzee en Oosterschelde in het najaar van 2018. CVO rapport: 18.014.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta
- Omschrijving
- Temporeel verloop van het voor vogels bereikbare bestand aan kokkels in de Waddenzee, de Oosterschelde en de Westerschelde.
- Verantwoordelijk instituut
- Wageningen ResearchAuteur: Karin Troost, Wageningen Marine Research
- Berekeningswijze
- Schatting van het najaarsbestand op basis van metingen in het voorjaar. Voor het berekenen van de groei en sterfte van mei tot september is gebruik gemaakt van de berekeningsmethode volgens de Gompertz groeicurve (Kamermans et al., 2003, Bijlage C).
Bij de schatting van het najaarsbestand zijn alleen waarnemingen meegenomen boven een drempelwaarde van 50 ind/m2. Beneden deze drempelwaarde is het gebied namelijk niet interessant voor vogels.
De waargenomen versgewichten kokkels zijn omgerekend naar hoeveelheden kokkelvlees uitgaande van een gemiddeld vleespercentage van 15%.
T.o.v. versie 2 van deze indicator (oktober 2002) is de berekeningswijze veranderd.In 2018 worden de resultaten weergegeven voor de aangepaste septemberbestand, naar aanleiding van een hoge zomersterfte (Troost en Van Asch, 2018). Idem voor de Oosterschelde in 2020 (Troost et al, 2021). Het septemberbestand in 2019 in de Waddenzee is gecorrigeerd naar aanleiding van een verhoogde zomersterfte, op basis van expert judgement. - Basistabel
- Biomassa (miljoen kg vleesgewicht) van kokkels
- Geografische verdeling
- Waddenzee, Westerschelde, Oosterschelde
- Andere variabelen
- Visserijstatistieken (vangst)
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Zie Referenties
- Betrouwbaarheidscodering
- C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2021). Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta, 1990-2021 (indicator 1239, versie 11, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.