Areaal mossel- en oesterbanken in de Waddenzee, 1995 - 2014
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Begin jaren negentig van de vorige eeuw waren er nagenoeg geen mosselbanken meer in de Waddenzee aanwezig. In ongeveer tien jaar tijd is het areaal mosselbanken op droogvallende platen weer toegenomen en schommelt sindsdien rond 2000 hectare. Vanaf 2002 neemt het areaal mosselbanken gemengd met oesterbanken toe.
Historisch verloop mosselbanken in de Waddenzee
Betrouwbare informatie over vroegere arealen aan mosselbanken is noodzakelijk voor het beleid op het gebied van schelpdiervisserij en natuurbehoud en -herstel. Beleidsmatig is er veel aandacht voor mosselbanken vanwege hun sturende rol als biobouwer en grazer van micro-algen, en vanwege hun rol in de voedselvoorziening voor schelpdieretende vogels zoals de scholekster en eidereend. Daarnaast zijn er veel vogels die foerageren op krabben en kreeftachtigen die leven tussen de mosselen, zoals de Steenloper en de Wulp.
Sinds 1995 worden mosselbanken jaarlijks op gestandaardiseerde wijze ingemeten. Van de periode daarvoor zijn alleen fragmentarische gegevens beschikbaar. Dijkema et al. (1989) hebben in 1969 en 1978 in de gehele Waddenzee opnames uitgevoerd. Het areaal aan mosselbanken werd toen geschat rond de 4000 hectare, waarvan dertig procent in de westelijke Waddenzee en de rest in de oostelijke Waddenzee. Dankers et al. (2003) hebben alle beschikbare informatie samengevoegd en geschat dat het areaal aan mosselbanken in de periode 1971 - 1982 lag tussen de 1000 en 5600 hectare. De schatting voor deze periode is niet goed te vergelijken met de areaalschattingen sinds 1995 omdat de methodiek niet exact overeenkwam. Sinds 1995 wordt de contour van een bank strakker omlijnd, terwijl in 1969 en 1978 de banken waarschijnlijk wat ruimer zijn ingetekend. Daar staat tegenover dat in 1969 en 1978 banken kleiner dan ongeveer 10 hectare niet zijn ingetekend. Onzeker is de leeftijdssamenstelling in de banken in 1969 en 1978. Om streefwaarden vast te stellen is het van belang of het gaat om stabiele meerjarige banken of om grotendeels instabiele zaadbanken (Dankers et al. 2003).
Litorale en sublitorale mosselbanken
In de Waddenzee wordt onderscheid gemaakt tussen litorale en sublitorale mosselbanken. Litorale mosselbanken bevinden zich op de getijdeplaten die droogvallen bij laag water. Sublitorale mosselbanken liggen in de diepere delen die altijd onder water blijven. Sublitorale mosselzaadbanken kunnen ieder voor- en najaar bevist worden, behalve in gebieden die gesloten zijn voor mosselzaadvisserij (Jansen et al., 2012).
Gedurende de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de mosselbanken op de droogvallende platen sterk bevist; in 1991 waren ze vrijwel geheel afwezig. In ongeveer tien jaar tijd is het areaal mosselbanken op droogvallende platen weer toegenomen en dit areaal schommelt sindsdien rond 2000 hectare.
Opkomst en ontwikkeling van de Japanse oester
In de jaren zeventig werd de Japanse oester onopzettelijk in het Nederlandse deel van de Waddenzee geïntroduceerd. Sindsdien heeft deze exoot zich door de hele Waddenzee verspreid. In 2002 werd het eerste oesterbankje gekarteerd en sindsdien zijn de arealen Japanse oesterbanken toegenomen. Zowel de Japanse oester als de mossel hebben hard substraat nodig om zich te kunnen vestigen. Dit kunnen stenen, palen, schelpfragmenten of andere schelpdieren zijn. In de oostelijke Waddenzee hebben oesters zich vooral uitgebreid in bestaande mosselbanken. In de westelijke Waddenzee hebben de Japanse oesters zich ook in belangrijke mate buiten de bestaande mosselbanken weten te vestigen. Omdat Japanse oesters en mosselen gemengd voor kunnen komen in dezelfde banken nam met de toename van Japanse oesterbanken ook het areaal aan gemengde banken toe. Als we alleen pure mosselbanken beschouwen is de verhouding tussen de oostelijke en westelijke Waddenzee duidelijk anders dan in 1969 en 1978; momenteel ligt slechts 10% van het totale mosselbank areaal in de westelijke Waddenzee. Als we mossel-, oester- en gemengde banken samen beschouwen, is de verhouding hetzelfde als in 1969 en 1978, met 30% in de westelijke Waddenzee. De Japanse oester wordt de laatste jaren commercieel geraapt.
In 2014 was het areaal mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee 577 hectare en het areaal oesterbanken 87 hectare en was er 1116 hectare aan gemengde banken.
Ecologisch belang mossel- en oesterbanken
Mossel- en oesterbanken hebben eenzelfde rol in het ecosysteem. Het zijn echte biobouwers. Ze vormen driedimensionale structuren waardoor ze leefgebied bieden aan allerlei soorten, en waarmee ze sediment vastleggen. Ook filtreren ze grote volumes water en beïnvloeden daarmee de micro-algengemeenschap en daarmee het aanbod van voedsel voor andere algeneters. Een groot verschil is echter dat mosselen een belangrijke voedselbron vormen voor schelpdieretende vogels, maar Japanse oesters niet. Bedekking van een mosselbank met Japanse oesters kan de vogels verhinderen om de mosselen te bereiken. Daar staat tegenover dat mosselen zich ook zijn gaan vestigen in oesterbanken op locaties waar voorheen geen mosselbanken meer voorkwamen. Op dergelijke plaatsen lijken de Japanse oesters een terugkeer van mosselen te faciliteren, die op hun beurt weer gegeten zouden kunnen worden door vogels.
Mossel- en oesterbanken en beleid
Binnen Natura 2000 zijn mosselbanken een kwaliteitskenmerk van Habitattype 1140A 'Slik- en zandplaten' en Habitattype 1110A 'Permanent overstroomde zandbanken'. Kwaliteitsverbetering is één van de belangrijkste Natura 2000-instandhoudingsdoelen. De kwaliteitsverbetering van deze habitattypen moet onder meer voortkomen uit het bevorderen van een grotere hoeveelheid en gespreid voorkomen van mosselbanken in diverse stadia van ontwikkeling.
De bescherming van mosselbanken is ook opgenomen in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), op nationaal niveau opgenomen in de Waterwet. Voor de Waddenzee is het streefoppervlak litorale mosselbanken 2000 tot 4000 hectare. Dit getal is gebaseerd op de circa 4000 ha litorale mosselbanken die vroeger in de Waddenzee voorkwamen.
Daarnaast zijn er tussen Nederland, Duitsland en Denemarken ecologische doelen gesteld om de natuurwaarden van de Waddenzee te beschermen en waar nodig te verbeteren. Binnen dit kader zijn mosselbanken onderdeel van het Trilateral Monitoring and Assessment Programme (TMAP).
Mosselzaadvisserij alleen onder voorwaarden toegestaan
Momenteel vindt alleen visserij plaats op mosselzaad in het sublitoraal van de westelijke Waddenzee, en dan nog alleen onder bepaalde voorwaarden (Smaal et al., 2013). Visserij op droogvallende mosselbanken is verboden. Volgens de Beleidsnota Schelpdiervisserij (2004) worden op de droogvallende platen geen mosselen gevist zolang er minder dan 2000 hectare oude stabiele banken aanwezig zijn. Als dat oppervlak aanwezig is mag als proef op zaadbanken gevist worden. Het doel is om na te gaan of beviste zaadbanken zich beter ontwikkelen tot stabiele banken dan onbeviste banken. Meerjarige banken worden in het Beleidsbesluit Schelpdiervisserij (LNV, 2004) gedefinieerd als banken die minimaal één winter hebben overleefd. Volgens deze definitie zijn alle in het voorjaar gekarteerde mosselbanken meerjarig.
Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee en vervolg in Plan van Uitvoering 2014-2018
In februari 2008 is een transitie convenant gesloten tussen de mosselsector, overheid en natuurorganisaties. Het hoofddoel daarvan is om de mosselbanken op de bodem van de Waddenzee de kans te geven zich ongestoord te laten ontwikkelen terwijl de mosselsector kan blijven produceren. Volgens afspraak wordt de visserij op natuurlijke mosselzaadbanken stapsgewijs verminderd en vervangen door alternatieve manieren van zaadwinning zoals mosselzaadinvanginstallaties (MZIs), zodanig dat rendabele mosselkweek mogelijk blijft.
Er is een opschalingstraject voor MZI afgesproken om het streefbeeld voor 2020 (geen bodemberoerende visserij) te halen. Verder is sluiting van gebieden voor mosselzaadvisserij onderdeel van het transitieproces. Dit is gekoppeld aan de verbeteropgave voor meerjarige mosselbanken in de Waddenzee. Er zijn afspraken over welk oppervlakte en welke gebieden op basis van een Natuurkansenkaart op termijn worden gesloten (PRW 2014).
Experiment met handmatig rapen Japanse oester
Op oesters wordt in de Waddenzee beperkt gevist. In 2010 is een experiment gestart met het handmatig rapen van Japanse oesters door 18 vissers in de Waddenzee. Er is alleen vergunning nodig voor de Wet natuurbescherming, niet voor de Visserijwet. Daarnaast is het, voor historisch kleinschalig medegebruik, toegestaan maximaal 10 kilo schelpdieren per dag/per persoon te rapen.
Bronnen
- Dankers, N. & Fey-Hofstede, F. (2015). Een zee van Mosselen. Handboek ecologie, bescherming, beleid en beheer van mosselbanken in de Waddenzee. Lisse, pp. 108
- Dankers, N.M.J.A., A. Meijboom, J.S.M. Cremer, E.M. Dijkman, Y. Hermes & L. te Marvelde (2003). Historische ontwikkeling van droogvallende mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 876 (EVA-F6 Rapportage)
- Dijkema, K.S., G. van Tienen & J.J. van Beek (1989). Habitats of the Netherlands, German and Danish Wadden Sea 1:100,000. Research Institute for Nature Management, Texel/Veth Foundation, Leiden.
- Ende, D. van den, K. Troost, M. van Asch, E. Brummelhuis en C. van Zweeden (2016). Mosselbanken en oesterbanken op droogvallende platen in de Nederlandse kustwateren in 2016: bestand en arealen. Yerseke, WMR, Wageningen Marine Research Rapport C109/16
- Jansen, J.M., N. Dankers & B.J. Ens (2012). MOSSELWAD, onderzoeksprogramma voor herstel van mosselbanken in de Waddenzee. De Levende Natuur (jg 113, nr.3), p. 110-112
- LNV (2004). Ruimte voor een zilte oogst. Naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur. Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005-2020. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag, 1 oktober 2004.
- PRW (2014). Plan van uitvoering Transitie mosselsector [2014-2018]. Convenant transitie Mosselsector en Natuurherstel Waddenzee. Programma Naar een Rijke Waddenzee.
- Smaal A.C., J. Craeymeersch, J. Drent, J.M. Jansen, S. Glorius & M.R. van Stralen (2013). Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee: samenvattend eindrapport. IMARES Wageningen UR, IJmuiden. Rapport C006/13 PR1
- Stralen M.R. van, K. Troost & C van Zweeden (2012). Ontwikkeling van banken Japanse oesters (Crassostrea gigas) op droogvallende platen in de Waddenzee. MarinX rapport 2012.101
- Troost, K., J. Drent, E.O. Folmer & M.R. van Stralen (2012). Ontwikkeling van schelpdierbestanden op de droogvallende platen van de Waddenzee. De Levende Natuur (jg 113, nr. 3), p. 83-88
- Troost, K., M.R. van Stralen, C. van Zweeden & A.G. Brinkman (2015) Ruimtelijke verspreiding van mosselen en Japanse oesters in de Waddenzee in de periode 1992 - 2013. IMARES Wageningen UR. IMARES rapport C062/15
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Arealen mossel- en oesterbanken in de Waddenzee
- Omschrijving
- In het voorjaar wordt 40-95% van de banken gekarteerd. Van de resterende banken is wel d.m.v. vliegtuiginspectie bekend of ze er wel of niet meer liggen.
- Verantwoordelijk instituut
- Wageningen Marine Research (Karin Troost)
- Berekeningswijze
- De contouren van de banken worden gekarteerd door er omheen te lopen met een GPS en waypoints rond de buitenrand op te slaan. Deze waypoints worden ingelezen in een GIS programma. Hierin worden de banken ingetekend door de waypoints te volgen. Van de aldus ingetekende polygonen worden automatisch de oppervlakken berekend. Van banken die niet zijn gekarteerd in het jaar zelf, maar waarvan aanwezigheid wel is bevestigd d.m.v. een vliegtuiginspectie, is de contour gebruikt uit het voorgaande jaar. Wanneer een dergelijke bank weer met GPS is gekarteerd in een volgend jaar is de contour in het ontbrekende jaar hier, indien nodig, op aangepast. Ieder jaar wordt het totale oppervlak van alle banken, zowel de in het veld gekarteerde als de gereconstrueerde, berekend in GIS. In 2014 zijn de contouren van alle voorgaande jaren gecontroleerd op inconsistenties betreffende de geometrie. Dit houdt bijvoorbeeld in dat kleine overlappingen in de contouren (kruisende lijnen) eruit zijn gehaald. Dit heeft geleid tot kleine aanpassingen in de arealen van <1% per jaar.
- Basistabel
- Areaal (in hectare) aan litorale mosselbanken, oesterbanken en gemengde banken (oesters en mosselen samen)
- Geografische verdeling
- Nederlandse Waddenzee
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Ende, D. van den, K. Troost, M. van Asch, E. Brummelhuis en C. van Zweeden (2016). Mosselbanken en oesterbanken op droogvallende platen in de Nederlandse kustwateren in 2016: bestand en arealen. Yerseke, WMR, Wageningen Marine Research Rapport C109/16
PRW (2014). Plan van uitvoering Transitie mosselsector [2014-2018]. Convenant transitie Mosselsector en Natuurherstel Waddenzee. Programma Naar een Rijke Waddenzee
Troost, K., J. Drent, E.O. Folmer & M.R. van Stralen (2012). Ontwikkeling van schelpdierbestanden op de droogvallende platen van de Waddenzee. De Levende Natuur (jg 113, nr. 3), p. 83-88
Troost, K., M.R. van Stralen, C. van Zweeden & A.G. Brinkman (2015). Ruimtelijke verspreiding van mosselen en Japanse oesters in de Waddenzee in de periode 1992 - 2013. IMARES Wageningen UR. IMARES rapport C062/15 - Opmerking
- Tot twee jaar na een survey kunnen de getallen nog enigszins wijzigen. Hierdoor zijn de definitieve gegevens over 2015 naar verwachting in 2018 beschikbaar.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Areaal mossel- en oesterbanken in de Waddenzee, 1995 - 2014 (indicator 1559, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.