Hobbyboeren, 2014
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
In 2014 was 26% van alle land- en tuinbouwbedrijven in Nederland klein, dat wil zeggen een omvang tussen de 3.000 en 25.000 euro SO (Standaardopbrengst). Kleine bedrijven leveren voor de boeren te weinig op om van te bestaan. Men spreekt dan ook wel van hobbyboeren.
Onvoldoende opbrengsten om van te bestaan
De ondernemers op kleine boerenbedrijven hebben onvoldoende landbouwactiviteiten om van te kunnen bestaan. Deze kleine boeren opereren doorgaans hobbymatig of zetten stappen in de richting van bedrijfsbeëindiging. Het gaat vooral om oudere ondernemers en ondernemers die naast hun landbouwactiviteiten er een andere inkomstenbron bij hebben. Zo ontvangt een vijfde van deze hobbyboeren AOW.
Veel hobbyboeren in bijna alle provincies
Het aandeel kleine boeren is het laagst in de provincie Flevoland (6%). Het op een na laagste aandeel had de provincie Zuid-Holland (20%). Het hoogste aandeel kleine boeren is te vinden in de provincies Overijssel (31%), Gelderland (31%) en Drenthe (29%).
Grondgebruik en economische omvang
Het hoogste aandeel landbouwgrond in gebruik bij hobbyboeren hebben de provincies Gelderland (8%), Overijssel (8%), Limburg (7%) en Noord-Brabant (7%). De hobbyboeren hebben 5% van alle landbouwgrond in gebruik en dragen voor 1% bij aan de totale Standaardopbrengst van de Nederlandse landbouw.
Veel grasland, schapen en paarden
In 2014 werd door de kleine boerenbedrijven 95.700 hectare landbouwgrond gebruikt. Dit was voor een belangrijk deel grasland (65%). Verder verbouwden de hobbyboeren veel groenvoedergewassen (21%) en akkerbouwgewassen (14%). Hobbyboeren zijn nauwelijks actief in de tuinbouw. Op de kleine boerenbedrijven lopen naar verhouding veel schapen en paarden rond. In 2014 ging het om 24% van alle schapen en 46% van alle paarden op Nederlandse landbouwbedrijven.
Bronnen
- LEI / Wageningen UR (2010). SO en NSO typering. LEI / Wageningen UR, Den Haag.
Relevante informatie
- Meer informatie over land- en tuinbouwbedrijven is te vinden in de database Statline van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Hobbyboeren, 2014
- Omschrijving
- Aandeel hobbyboeren t.o.v. totaal aantal agrarische ondernemers per gemeente in kaart gebracht.
Aandeel cultuurgrond in gebruik bij hobbyboeren t.o.v. de totale hoeveelheid cultuurgrond in gebruik bij agrarische ondernemers per gemeente in kaart gebracht. - Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
- Berekeningswijze
- Zie CBS-Landbouwtelling voor algemene informatie.
Hobbyboeren zijn alle agrarische ondernemers binnen de populatie van de Landbouwtelling, die aan het hoofd staan van een bedrijf met een Standaardopbrengst van 3.000 tot 25.000 euro.
De SO (Standaardopbrengst) is een maat voor de economische omvang van agrarische activiteiten. Een economische omvang van 25.000 euro SO staat dan gelijk aan het telen van 3 hectare pootaardappelen op kleigrond of het houden van 10 melkkoeien of 36 paarden. In 2014 was de gemiddelde economische omvang van de kleine bedrijven gelijk aan 11.400 euro SO. - Basistabel
- n.v.t.
- Geografische verdeling
- Nederland, provincies
- Andere variabelen
- -
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks. De teeltoppervlaktes van de (geplande) gewassen hebben als peildatum 15 mei van het referentiejaar. Andere gegevens hebben als peildatum 1 april van het referentiejaar.
- Achtergrondliteratuur
- Zie voor de methodebeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine
- Opmerking
- De Standaardopbrengst is de maat, waarmee met ingang van 2010 de economische omvang van agrarische activiteiten wordt aangegeven.
- Betrouwbaarheidscodering
- A (Integrale waarneming)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2015). Hobbyboeren, 2014 (indicator 2127, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.