Jongeren, potentieel werkenden en ouderen, 2013

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.


Informatie over dit onderwerp is nog wel terug te vinden op

In 2013 bedroeg de grijze druk voor heel Nederland 28,0%. Dat is flink hoger dan in 1960 en 2000, met respectievelijk 16,8 en 21,9%. Dat komt doordat sinds 1960 de gezinnen kleiner zijn geworden (minder jongeren) en de overlevingskansen van de naoorlogse geboortegolf hoger zijn dan van daaraan voorafgaande generaties (meer ouderen). De grijze druk is het hoogst in welvarende gemeenten en in de perifere en landelijke gebieden.

Jong en oud in Nederland

In de afgelopen halve eeuw is de bevolking van Nederland fors gegroeid, van 11,4 naar 16,8 miljoen inwoners. Daarbij groeide de potentiële beroepsbevolking het sterkst. Het aantal inwoners tussen 20 en 65 jaar nam met 4,0 miljoen toe (van 6,1 naar 10,1 miljoen). Ook het aantal 65-plussers groeide gestaag, met 1,8 miljoen (van 1,0 naar 2,8 miljoen). Daarentegen nam, na een hoogtepunt begin jaren zeventig van de vorige eeuw, het aantal inwoners jonger dan 20 jaar gedurende twee decennia (1973-1995) fors af. Sindsdien is het absolute aantal jongeren vrij constant, ook al slinkt hun aandeel in de bevolking.
Inmiddels neemt binnen de potentiële beroepsbevolking, de groep tussen de 20 en 40 jaar af, maar deze zal het lopende decennium (tot 2020) toch weer iets gaan stijgen. De groep tussen de 40 en 65 jaar gaat na een decennialange stijging de komende jaren juist iets afnemen, omdat de eerste (en omvangrijke) naoorlogse geboortejaargangen de 65e verjaardag passeren.
Begin jaren zestig van de vorige eeuw telde de bevolking op elke 100 potentieel werkzame inwoners ongeveer 90 jongeren en ouderen. Begin 2013 was deze 'demografische druk' beduidend gunstiger, met 66 jongeren en ouderen. Wel bestaat deze druk tegenwoordig voor een veel groter deel uit ouderen: rond 1960 waren er 71 jongeren (tot 20 jaar) en 17 ouderen (65+ jaar) per 100 personen van 20 tot 65 jaar, begin 2013 waren dat er respectievelijk 38 en 28. De 'grijze druk' is dus flink toegenomen en zal nog verder stijgen.

Vooral grijs aan de randen

In Nederland bestaan er grote regionale verschillen in de grijze druk. Op 1 januari 2013 bedroeg deze 28,0 voor geheel Nederland. De provincies Flevoland (17,8), Utrecht (24,3), en Noord- (25,9) en Zuid-Holland (26,6) hebben een lagere grijze druk dan Nederland als geheel, de andere provincies een precies even hoge (Groningen) of een hogere. Zeeland (36,1), Drenthe (34,5) en Limburg (33,1) zijn het meest vergrijsd.
In de meest vergrijsde gemeenten, waar de beschikbare woningvoorraad veelal te duur is voor starters en jonge gezinnen, ligt de grijze druk boven de 50. Koploper is Laren (60,1), gevolgd door Rozendaal (55,9), Bloemendaal (52,3), Bergen (NH) (51,4) en Haren (51,3). Daarnaast zijn er veel vergrijsde gemeenten in perifere en landelijke gebieden. Veel jongere mensen vertrekken uit deze gemeenten naar gebieden met meer werkgelegenheid. Voorbeelden zijn de huidige krimpgebieden Oost-Groningen, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg.
In een aantal van de minst vergrijsde gemeenten zoals Almere (13,5), Houten (17,7), Amersfoort (21,2), Lelystad (21,7) en Pijnacker-Nootdorp (21,9) is de woningvoorraad door grootschalige nieuwbouw juist aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Onder de minst vergrijsde gemeenten bevinden zich ook plaatsen waar nog relatief kinderrijke gezinnen wonen zoals Urk (15,6), en steden met grote studentenpopulaties zoals Utrecht (14,9), Groningen (16,8), Amsterdam (17,0), Leiden (20,1) en Delft (21,6).
Vanwege het feit dat er vanaf 2011 flink wat 65-plussers bijkwamen (in 1946 werden er pal na de oorlog erg veel kinderen geboren) nam ook de grijze druk in 2012 aanzienlijk toe: van 26,8 aan het begin van het jaar naar 28,0 aan het eind. Regionaal was daarin flink wat variatie: het minst nam de grijze druk toe in de gemeenten Schiermonnikoog en Vlieland, waar zelfs sprake was van een afname, en het meest in de gemeente Laren (NH) (van 54,2 naar 60,1)

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Jongeren, potentieel werkenden en ouderen, 2013
Omschrijving
Aandeel 65-plussers per gemeente.Demografische druk: de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar en van 65 jaar of ouder ten opzichte van de personen in de zogenaamde 'productieve' leeftijdsgroep van 20 tot 65 jaar.Grijze druk: de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder ten opzichte van de personen in de zogenaamde 'productieve' leeftijdsgroep van 20 tot 65 jaar.Potentiële beroepsbevolking: aandeel 20 tot 65 jarigen.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Demografische druk (in %):((aantal inwoners van 0 tot 20 jaar + aantal inwoners van 65 jaar of ouder) / aantal inwoners van 20 tot 65 jaar) * 100Grijze druk:(aantal inwoners van 65 jaar of ouder / aantal inwoners van 20 tot 65 jaar) * 100Groene druk:(aantal inwoners van 0 tot 20 jaar / aantal inwoners van 20 tot 65 jaar) * 100Potentiële beroepsbevolking:Aantal inwoners van 20 tot 65 jaar.
Basistabel
Bevolkingsdichtheid en ontwikkeling van de bevolking in Nederland:Regionale kerncijfers Nederland
Geografische verdeling
Nederland, provincies, gemeenten
Andere variabelen
Groene druk: de verhouding tussen het aantal personen van 0 tot 20 jaar ten opzichte van de personen in de zogenaamde 'productieve' leeftijdsgroep van 20 tot 65 jaar.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Zie voor de methodenbeschrijving de onderzoeksbeschrijving van de bevolkingsstatistiek.
Betrouwbaarheidscodering
A (Integrale waarneming)

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2013). Jongeren, potentieel werkenden en ouderen, 2013 (indicator 2104, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.