Aantalsontwikkeling van wintervogels, 1980-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het aantal overwinterende vogels is vanaf 1980 stabiel, maar neemt de laatste jaren iets af.

Trend overwinterende vogels

Het aantal in Nederland overwinterende vogels is vanaf 1980 min of meer stabiel, maar de laatste 10 jaar is er sprake van matige afname. Dat geldt zowel voor watervogels als voor de overige vogels. De overwinterende vogels zijn zowel standvogels, wintergasten als doortrekkers.

Toe- en afname

Soorten die over de periode 1980-2012 een sterke toename vertonen zijn nijlgans, slechtvalk, grauwe gans, krakeend en ijsvogel. Die laatste laat overigens de laatste 10 jaar weer een sterke afname zien.
Soorten die over de hele periode sterk afnemen zijn bonte kraai, frater en kleine rietgans. De bonte kraai is vrijwel geheel verdwenen als wintervogel.

Bronnen

  • Boele, A., F. Hustings, A. van Kleunen, C. van Turnhout en C. Plate (2005). Een kwart eeuw Punt-Transect-Tellingen van wintervogels in Nederland (1980-2004). SOVON-monitoringrapport 2005/02. SOVON Vogelonderzoek Nederland i.s.m. het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Wintervogels
Omschrijving
Ontwikkeling van populatie wintervogels
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De gegevens over overwinterende vogels zijn afkomstig van het Punt-Transect-Tellingen (PTT) project van SOVON. Daarin worden de aantallen doortrekkend of overwinterende vogels in de winter op honderden trajecten verspreid over het land geteld.De indicator wintervogels is gebaseerd op de landelijke trends van 66 terrestrische vogelsoorten; aquatische soorten worden vollediger geteld in de NEM-watervogeltellingen. Daarnaast is er een indicator zaadetende wintervogels gemaakt. Die is opgebouwd uit de volgende dertien soorten: frater, geelgors, groenling, holenduif, houtduif, keep, kneu, putter, rietgors, ringmus, roek, veldleeuwerik en vink. Strandleeuwerik en barmsijs zijn niet in deze groep opgenomen, omdat ze te zeldzaam zijn in agrarisch gebied. Deze indicator is gebaseerd op de trend in agrarisch gebied. Er zijn daartoe alleen PTT-telpunten gebruikt die in het agrarisch gebied liggen. De meeste soorten van deze groep komen ook in andere habitats voor; door alleen agrarische telpunten te nemen blijven bijvoorbeeld vinken die in bossen beukennootjes eten buiten beschouwing in deze indicator. Om de indicatoren te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers in populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten (met indexwaarde in beginjaar = 100). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. Deze methode komt sterk overeen met die van de internationale Living Planet Index. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al. 2017).
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download data.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Momenteel onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Boele, A., F. Hustings, A. van Kleunen, C. van Turnhout en C. Plate (2005). Een kwart eeuw Punt-Transect-Tellingen van wintervogels in Nederland (1980-2004). SOVON-monitoringrapport 2005/02. SOVON Vogelonderzoek Nederland i.s.m. het Centraal Bureau voor de Statistiek.Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81:340-347.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Aantalsontwikkeling van wintervogels, 1980-2012 (indicator 1413, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.