Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd omdat informatie over deze indicator nu elders te vinden is.
Informatie over fijn stof is te lezen in de indicator Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl) en op de website van het RIVM: Lucht | RIVM.
Informatie over PAK is te vinden bij het RIVM.
Bestanddelen van deeltjesvormige luchtverontreiniging ('stof') kunnen schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. Tot de bestanddelen van deeltjesvormige luchtverontreiniging behoren onder andere fijn stof (PM10), de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5), maar ook chemische herkenbare bestanddelen als PAK (waaronder benzo[a]pyreen), (zware) metalen, allerhande (an)organische stoffen, zouten, maar ook water.
Deeltjesvormige luchtverontreiniging?
De deeltjes die deel uitmaken van deeltjesvormige luchtverontreiniging, verschillen in grootte en samenstelling. Veel deeltjes zijn zo klein zijn dat ze door de mens kunnen worden ingeademd en zijn daarom relevant in termen van gezondheidseffecten. Het gaat vooral om deeltjes met een diameter van ongeveer 10 µm (micrometer) en kleiner. Een relevante meetgrootheid voor fijn stof, PM10, is hierop geënt. PM staat voor particulate matter en 10 voor de hiervoor genoemde deeltjesdiameter. Zo is er ook PM2,5 dat bestaat uit deeltjes met een diameter van ongeveer 2,5 µm en kleiner.
Fijn stof komt bij inademing op verschillende plaatsen in de luchtwegen en longen terecht. In het algemeen geldt: hoe kleiner de deeltjes, hoe dieper zij in de luchtwegen en longen doordringen. Grotere deeltjes worden door onder andere. de neus al gefilterd. PM2,5 wordt onder andere daarom als gezondheidsrelevanter beschouwd dan PM10. Echter, de gezondheidskundige relevantie van het grove deel van het fijn stof, met een diameter tussen 2,5 en 10 µm, is niet te verwaarlozen. Voor fijn stof zijn er een aantal luchtkwaliteitsnormen. Daarnaast zijn er voor een aantal andere stoffen die op deeltjes in de lucht voorkomen specifieke luchtkwaliteitseisen. Dit laatste geldt voor benzo[a]pyreen en de zware metalen arseen, cadmium, nikkel en lood.
Fijn stof ingedeeld naar oorsprong
Fijn stof is een verzamelterm. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende wijze in de lucht terechtkomen. Op basis hiervan wordt - vooral met het oog op beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:
- De primaire fractie bestaat uit deeltjes die door menselijk handelen en/of natuurlijke processen direct in de lucht worden gebracht. De belangrijkste bronnen hiervan zijn transport, industrie en landbouw. De zee vormt in kustgebieden een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Ook opwaaiend bodemstof is deels van natuurlijke oorsprong.
- De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste gassen. Ze zijn grotendeels het gevolg van antropogene emissies.
Meer informatie is te vinden in het rapport 'Fijn stof nader bekeken'. Dit is een rapport waarin de feiten over fijn stof in samenhang worden gepresenteerd. Daarnaast is een achtergrondrapport 'PM10 in Nederland' verschenen waarin de rekenmethodiek, concentraties en onzekerheden worden behandeld. Rond de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5) zijn een tweetal verkenningen uitgebracht 'PM2.5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards' en 'Attainability of PM2.5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context'. De gegevensbasis rond de samenstelling en bronnen van PM10 en PM2,5 in Nederland is vergroot door onderzoeken met name in het kader van het Beleidsgericht Onderzoeks Programma fijn stof, BOP I en II.
Gezondheidseffecten
De gezondheidseffecten die optreden door langdurende blootstelling aan fijn stof (op een tijdschaal van vele jaren) zijn moeilijk te bepalen en onzeker. Er is weinig onderzoek dat specifiek is gericht op de Europese of Nederlandse situatie. Met de beperkt gegevens die over langdurende blootstelling aan fijn stof zijn gepubliceerd wordt berekend dat de levensduurverkorting in de orde van een jaar gemiddeld is voor de hele Nederlandse bevolking in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof. Er zijn risicogroepen waarvoor deze schatting hoger uit zal vallen, bijvoorbeeld mensen met een hartaandoening.
Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende verhoogde blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van verhoogde blootstelling aan fijn stof gedurende een dag tot enkele dagen. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden, dus ruwweg tien maal minder dan langdurige blootstelling aan verhoogde fijnstofconcentraties. Ook hierbij geldt dat er risicogroepen zijn waarbij de impact groter kan zijn en wordt bij fijn stof vooral gedacht aan verergering van een al aanwezige ziekte. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust.
Epidemiologisch onderzoek heeft geen gegevens opgeleverd om een drempelwaarde voor een fijnstofconcentratie vast te kunnen stellen waaronder geen gezondheidseffecten zijn; de ernst en omvang nemen evenredig af met de concentratie. Dit betekent dat, hoewel de luchtkwaliteit verbetert met elke concentratievermindering, er geen grote gezondheidswinst mag worden verwacht bij een daling van de fijnstofconcentratie van net boven een grenswaarde naar net eronder.
Fijn stof is een mengsel van veel verschillende soorten chemische bestanddelen afkomstig van een scala aan antropogene en natuurlijke bronnen. Zowel fijn stof (PM10) als het fijnere deel van fijn stof (PM2,5) zijn geassocieerd met gezondheidseffecten. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt PM2.5 als schadelijker voor de gezondheid dan PM10 (WHO, 2006a). Welke chemische bestanddelen van fijn stof de oorzaak zijn van de gezondheidseffecten, is echter grotendeels nog onbegrepen, hoewel er aanwijzingen zijn dat vooral de kleinere deeltjes schadelijk zijn.
Huidig onderzoek wijst namelijk in de richting dat in ieder geval de kleine (zwarte) roetdeeltjes bij gezondheidsschade van belang zijn. Het gaat hier om deeltjes die vrij komen bij verbrandingsprocessen zoals bij alle verkeersvormen, energieopwekking, raffinaderijen, bij houtkachels en sommige industriële activiteiten. Andere bestanddelen van fijn stof zoals zeezout en mogelijk ook de sulfaat- en nitraatfractie in fijn stof zijn misschien weer minder schadelijk. Ondanks de mogelijke verschillen in schadelijkheid tussen bestanddelen van fijn stof (WHO, 2006b) gaat de Wereldgezondheidsorganisatie er vooralsnog van uit dat in het heterogene fijnstofmengsel van zowel PM10 als PM2.5 elke component gezondheidskundig even belangrijk is. Dit is dan ook tot nu toe steeds als uitgangspunt bij de risicoschattig genomen. Hierbij speelt een rol, dat onbekend is wat de effecten zullen zijn op de gezondheid bij vermindering van de individuele bestanddelen.
Relatie met de klimaatproblematiek
Stof in de lucht is gerelateerd aan de klimaatproblematiek, omdat het van invloed kan zijn op de stralingshuishouding van de aarde. Licht of wit gekleurd stof in de lucht, zoals sulfaataerosol, weerkaatst het inkomende zonlicht en heeft daardoor een koelend effect. Donker of zwart gekleurd stof in de lucht, zoals roet, zal daarentegen het inkomende zonlicht absorberen en heeft daarmee een verwarmend effect. Hiermee is ook duidelijk dat luchtverontreiningsbeleid een relatie heeft met de klimaatproblematiek.
Zo leiden emissiereducerende maatregelen voor zwaveldioxide bijvoorbeeld tot een vermindering van het sulfaataerosol in de atmosfeer waardoor de koelende werking verminderd. Anderzijds zullen maatregelen die leiden tot een reductie in de emissie van roetachtige bestanddelen, leiden tot een vermindering van de opwarming. Dit laatste is reden geweest om in de herziening van het Gotenburg Protocol expliciete aandacht te besteden aan 'black carbon'. Deze roetachtige materie maakt deel uit van de fijnere fractie van fijn stof. Voor het eerst zijn er in 2012 dan ook afspraken gemaakt over reducties van deze vorm van stofvormige luchtverontreiniging.
Bronnen
- Beelen, R., Hoek, G., Houthuijs, D., Van den Brandt, P.A., Goldbohm, R.A., Fischer, P., Schouten, L.J., Armstrong, B. & Brunekreef, B. (2009) The joint association of air pollution and noise from road traffic with cardiovascular mortality in a cohort study. Occupational & Environmental Medicine 66 (4), 243-50.
- Brunekreef, B., Beelen, R., Hoek, G., Schouten, L., Bausch-Goldbohm, S., Fischer, P., Armstrong, B., Hughes, E., Jerrett, M. & Van den Brandt, P. (2009) Effects of long-term exposure to traffic-related air pollution on respiratory and cardiovascular mortality in the Netherlands: the NLCS-AIR study. Research Reports Health Effects Institute, Resaerch Report 139.
- Buijsman, E., Beck, J.P., Van Bree, L., Cassee, F.R., Koelemeijer, R.B.A., Matthijsen, J., Thomas, R. & Wieringa, K. (2005). Fijn stof nader bekeken. Rapport 500037008. Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Buringh, E, Opperhuizen, A. (2002). On health risks of ambient PM in the Netherlands. Rapport 650010032. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- EU (2001) Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 309/22.
- EU (2005) Richtlijn 2004/107/EG van het Europees parlement en de raad van 15 december 2004 betreffende arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht. (Vierde dochterrichtlijn). Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 23/3.
- EU (2008) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Folkert, R.J.M. & Wesseling, J.P., Van de Ven, H., Korver, W. & Wieringa, K. (2006). Salderingsmodel luchtkwaliteit. Rapport 500095002, Milieu- en Natuurplanbureau, Bithoven.
- Folkert, R.J.M. (eds.) (2005). Gevolgen voor Nederland van de EU thematische strategie voor luchtverontreiniging. Rapport 500034002, Milieu- en Natuurplanbureau, Bithoven.
- Folkert, R.J.M., Wieringa, K. (2006). Beoordeling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Rapport 500095003, Milieu- en Natuurplanbureau, Bithoven.
- Hammingh, P,. Beck, J.P., Blom, W.F., Van den Brink, R.M.M., Folkert, R.J.M. & Wieringa, K. (2005). Beoordeling van het Prinsjesdagpakket, Aanpak luchtkwaliteit 2005, Rapport nr. 500037010, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven, Nederland.
- Lenters, V., Uiterwaal, C.S., Beelen, R., Bots, M.L., Fischer, P., Brunekreef, B. & Hoek, G. (2010) L ong-Term Exposure to Air Pollution and Vascular Damage in Young Adults. Epidemiology 21(4), 512-20.
- Maas, R.J.M. (2007) Evaluatie van het Gothenburg Protocol. Rapport 500090002. Milieu- en Natuurplanbureau, Bithoven.
- Matthijsen, J. & Brink, H.M. (2007) PM2.5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards, Rapport nr. 500099001, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Matthijsen, J. & Koelemeijer, R.B.A. (2010) Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Resultaten op hoofdlijnen en beleidsconsequenties. Rapport 500099013, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Matthijsen, J. & Visser, H. (2006). PM10 in Nederland; Rekenmethodiek, concentraties en onzekerheden, Rapport nr. 500093005. Milieu- en Natuurplanbureau, Bithoven.
- Matthijsen, J., Jimmink, B.A., De Leeuw, F.A.A.M. & Smeets, W.L.M. (2009) Haalbaarheid van PM2,5 luchtkwaliteitnormen, situatie voor Nederland in een Europese context. Rapport 500099015, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Staatscourant (2005). Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 11 juli 2005, nr. LMV2005165892, houdende vaststelling van de wijze van meten en berekenen van de luchtkwaliteit. (Meetregeling luchtkwaliteit 2005), Staatscourant 142. [zoek in Staatscourant op 'Meetregeling luchtkwaliteit 2005']
- Staatscourant (2006), Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 2006, nr. LMV 2006.309882, houdende regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit, bedoeld in artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit), Staatscourant 215, 20-46.
- UNECE (1999). Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, Götenburg, 30-11-99 (Trb. 2000, 66).
- Wet Milieubeheer (2007) Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Staatsblad 414. [Zoek in Staatsblad op '11 oktober 2007']
- WHO (2006a). WHO Air quality guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide: global update 2005: summary of risk assessment. Document References and further reading 78 number: WHO/SDE/PHE/OEH/06.02, World Health Organization, Geneva.
- WHO (2006b). Health risks of particulate matter from long-range transboundary air pollution. Document number: EUR/05/5046028, WHO Regional Office for Europe, Copenhagen.
Relevante informatie
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten
- Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023
- Fijn stof in lucht, jaargemiddelde, 1992-2012
- Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2023
- Emissies koolmonoxide, fijn stof en VOS per doelgroep (NEC), 2008
- Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen
- Nationale luchtkwaliteit: beleid
- Emissies van fijn stof en VOS (NEC) en koolmonoxide 1990-2009
- Gezondheidseffecten van fijn stof en ozon, 1992 - 2013
- Uitleg over de implementatie van de Europese regelgeving voor lucht in de Nederlandse wetgeving > Handboek Implementatie milieubeleid EU in Nederland
- InfoMil > Actuele en uitvoerige informatie over het beleid voor luchtkwaliteit
- Infomil > Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie
- EU > Informatie over de verzoeken tot derogatie
- PBL > Beleidsgericht Onderzoeks Programma, eerste fase
- RIVM > Beleidsgericht Onderzoeks Programma, tweede fase
- RIVM > Dossier 'Fijn stof'
- RIVM > Themasite Grootschalige Concentratiekaarten Nederland
- RIVM > Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit
- RIVM > Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof boven de 50 µg/m3
- Teletekst > Smog
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit is te vinden in het Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2012, de Balans van de Leefomgeving 2012 en de Nationale Milieuverkenning 2006-2040
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid
- Omschrijving
- Toelichting op het Nederlandse en Europese beleid op het terrein van de deeltjesvormige luchtverontreiniging
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
- Berekeningswijze
- Niet van toepassing
- Basistabel
- Niet van toepassing
- Geografische verdeling
- Niet van toepassing
- Andere variabelen
- Niet van toepassing
- Verschijningsfrequentie
- Eenmaal per 1-2 jaar
- Achtergrondliteratuur
- Zie bij Literatuur
- Opmerking
- Geen
- Betrouwbaarheidscodering
- Niet van toepassing
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten (indicator 0474, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.