Inleiding biodiversiteit
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Omvang biodiversiteit
Biodiversiteit staat voor biologische diversiteit en omvat de totale verscheidenheid van alle levende planten en dieren op aarde. Biodiversiteit betreft zowel de variatie in soorten, als ook de erfelijke variatie binnen soorten en de variatie aan levensgemeenschappen of ecosystemen.Biodiversiteit wordt vaak opgevat als het totale aantal planten- en diersoorten van een gebied. In Nederland zijn er ruim 24.000 diersoorten en ruim 10.000 plantensoorten, dit is ongeveer 2% van het totaal aantal soorten dat op de wereld bekend is. Het aantal soorten is zeer ongelijkmatig over de diverse planten- en diergroepen verdeeld. De grootste groep is die van de insecten. De soortgroepen vogels en zoogdieren bevatten een veel geringer aantal soorten.Voor veel soorten heeft Nederland een grote internationale betekenis. Dat geldt bij uitstek voor de doortrekkende en overwinterende watervogels. Er zijn in Nederland ook veel gebieden waar bijzondere plantensoorten voorkomen.
Bedreiging biodiversiteit
Door toedoen van de mens zijn planten- en diersoorten uit Nederland verdwenen of in hun voortbestaan bedreigd. De bedreigde soorten staan genoemd in zogenaamde Rode Lijsten. Jacht, stropen, verzamelen en vervolging waren vooral vroeger belangrijke oorzaken van de achteruitgang van planten- en diersoorten. Zo is de grote stern aan het begin van de twintigste eeuw in Nederland bijna uitgeroeid vanwege het gebruik van de veren voor dameshoeden. Tegenwoordig zijn belangrijke oorzaken van de achteruitgang van planten en dieren het verlies aan oppervlakte van natuurgebieden en de vermindering van de kwaliteit ervan door vermesting, verzuring, verdroging en versnippering.
Herstel biodiversiteit
De biodiversiteit is continu aan verandering onderhevig. Sommige verdwenen soorten zijn spontaan weer teruggekeerd in Nederland. Andere bedreigde soorten zijn in aantal toegenomen door het nemen van bepaalde maatregelen, zoals vetblad, aalscholver, vleermuizen, muurhagedis en kerkuil. Daarnaast zijn ook, dankzij het opstellen en uitvoeren van soortbeschermingsplannen bepaalde soorten en soortgroepen weer in aantal toegenomen.Sommige verdwenen soorten kunnen Nederland niet of slechts na een lange periode op eigen kracht opnieuw bereiken. Daarom zijn enkele dagvlindersoorten vanuit het buitenland weer terug naar Nederland gebracht, in de hoop dat ze zich handhaven. Ook de raaf, de bever en recent de otter zijn geherintroduceerd in Nederland.
Exoten
Al sinds eeuwen zijn soorten van elders al dan niet opzettelijk door de mens in Nederland geïntroduceerd, zowel op het land als in het water. Er zijn inmiddels honderden exoten bekend. Deze uitheemse soorten kunnen de inheemse flora en fauna schaden. In het buitenland zijn daarvan allerlei voorbeelden te vinden, zoals het konijn in Australië en de nijlbaars in het Victoriameer. Zulke grote negatieve effecten zijn er in Nederland nog niet, al zijn er soorten, zoals de Kaspische vlokreeft en de Kaspische slijkgarnaal die de inheemse fauna verdringen. Ook kunnen exoten ziekten meebrengen die de inheemse soorten schaden, zoals de kreeftenpest die de inheemse rivierkreeft bedreigt. Exoten kunnen daarnaast schade toebrengen aan inheemse gewassen, zoals de eikenprocessierups aan eiken.Een deel van de exoten is bewust door de mens in Europa of Nederland ingevoerd, zoals de Japanse oester voor de oestercultuur, de muskusrat voor bont en de Amerikaanse vogelkers voor bosverbetering. Andere soorten zijn onbedoeld hier terecht gekomen, zoals de Japanse zakpijp en de Amerikaanse zwaardschede die met schepen meeliftten, de paarse buisjesspons die waarschijnlijk met de import van oesters meekwam en soorten die na de aanleg van kanalen tussen rivieren Nederland bereikten.
Plaagsoorten
Sommige soorten kunnen economische of andere schade toebrengen en worden daarom vaak als plaagsoorten aangemerkt. Voorbeelden zijn kraaiachtigen die landbouwgewassen kunnen schaden, vossen die pluimvee en weidevogels kunnen belagen, plaaginsecten die schade toebrengen aan bomen en muskusratten die dijken schaden.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2004). Inleiding biodiversiteit (indicator 1083, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.