Ozonconcentraties boven de norm voor volksgezondheid, 1992-2001
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het landelijk gemiddelde van het aantal dagen met 8-uurgemiddelde ozonconcentraties boven 110 µg/m3 laat van 1992 tot en met 2001 een licht dalende trend zien. Ook in andere Europese landen zijn er aanwijzingen dat de piekniveaus van ozon dalen.
Ontwikkeling ozonconcentraties boven de norm
Het landelijk gemiddelde van het aantal dagen met 8-uurgemiddelde ozonconcentraties boven 110 µg/m3 laat van 1992 tot en met 2001 een licht dalende trend zien. Ook in andere Europese landen zijn er aanwijzingen dat de piekniveaus van ozon dalen. De meest waarschijnlijke oorzaak voor de dalende trend is de reductie in Europa van de emissies van stoffen waaruit ozon wordt gevormd. Door bufferende mechanismen in de atmosfeer neemt de ozonvorming minder snel af dan de daling in de emissies van vluchtige organische stoffen en stikstofoxiden. De fluctuatie van ozonconcentraties van jaar tot jaar wordt met name veroorzaakt door de verschillende meteorologische condities. In jaren met veel zomerse dagen zoals 1994 en 1995, worden er meer overschrijdingen waargenomen dan gedurende jaren met minder zomerse dagen zoals het relatief natte 1998.
Beleid
De huidige Europese luchtkwaliteitsnorm voor ozon voor het 8-uurgemiddelde is 110 µg/m3 en mag niet gedurende langdurige periodes worden overschreden. De nieuwe Europese norm voor blootstelling van de bevolking aan piekconcentraties ozon (EU, 2002) betreft een streefwaarde van 120 µg/m3, voor de hoogste 8-uursgemiddelde ozonconcentratie per dag. Deze mag in 2010 niet vaker worden overschreden dan 25 dagen per kalenderjaar, gemiddeld over drie jaar. De lange termijndoelstelling is dat deze streefwaarde op geen enkele dag meer wordt overschreden.
Methodiek
Het gemiddelde en het 10- en 90-Percentiel van het aantal dagen met 8-uurgemiddelde ozonconcentraties boven de 110 µg/m3 zijn afgeleid van de ruimtelijke verdelingen die voor 1992-2001 zijn gemaakt op basis van interpolatie van regionale waarnemingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
Voorkomen Ozon
Ozon is een van nature voorkomend bestanddeel van de lucht op leefniveau. Ozon ontstaat onder invloed van zonlicht uit vluchtige organische stoffen (VOS), koolmonoxide (CO), methaan (CH4) en stikstofoxiden (NO en NO2, tezamen aangeduid als NOx).
Vorming van Ozon
Ozonvorming gebeurt op verschillende ruimte- en tijdschalen. Op schaal van het noordelijk halfrond wordt ozon vooral gevormd door de reactie van weinig reactieve VOS en van CO. Toename van deze emissies draagt mogelijk bij aan het oplopen van het achtergrondniveau van ozon op het noordelijk halfrond. Op lokale en regionale schaal zijn het vooral NOX en de reactieve VOS die bijdragen aan de ozonvorming. Dit proces is bij gunstige atmosferische omstandigheden (zonlicht, hoge temperatuur, weinig wind) verantwoordelijk voor het optreden van fotochemische smog ('zomersmog'). In deze situatie kunnen uurgemiddelde ozonconcentraties oplopen tot boven de 200 µg/m3.
Bronnen
- RIVM (2002). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2001. RIVM, rapport 725 301 009, Bilthoven.
Relevante informatie
- Meer informatie over concentraties van stoffen in de lucht is te vinden op de site van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen over lokale luchtverontreiniging is te vinden in Milieubalans 2002 en de Milieuverkenning 2000-2030
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
-
- Omschrijving
-
- Verantwoordelijk instituut
-
- Berekeningswijze
-
- Basistabel
-
- Geografische verdeling
-
- Verschijningsfrequentie
-
- Betrouwbaarheidscodering
-
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2002). Ozonconcentraties boven de norm voor volksgezondheid, 1992-2001 (indicator 0238, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.