Nederlandse landvoetafdrukken, 2010-2021
De landvoetafdruk van de Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 18 procent. De landvoetafdruk van de Nederlandse productie is in de periode 2010-2021 nagenoeg gelijk gebleven (een toename van 1 procent). Landvoetafdrukken geven aan hoeveel landareaal er mondiaal in gebruik is als gevolg van Nederlandse consumptie of productie.
Verschillende typen landgebruik bepalen de landvoetafdruk
De landvoetafdrukken betreffen het landgebruik in de volledige mondiale toeleveringsketen van de producten die in Nederland worden geconsumeerd dan wel geproduceerd. In die laatste wordt dan ook landgebruik meegenomen voor producten die worden geëxporteerd. In de berekening van de landvoetafdrukken zijn de volgende typen landgebruik opgenomen: akkerland, grasland, arealen voor bosbouw en mijnbouw, en bebouwd gebied inclusief wegen. De arealen betreffen het landgebruik voor de jaarlijkse oogst van landbouw-, bosbouw- en mijnbouwproducten. Bij bosbouw wordt er rekening mee gehouden dat houtgewassen meerjarig zijn en dat er veel meer areaal nodig is dan het in één jaar geoogste areaal. Bij landgebruik zoals landbouw ligt dat anders omdat er in het volgende jaar weer nieuwe gewassen geproduceerd kunnen worden op hetzelfde stuk land. Daarom houden we bij landbouw een tijdsduur van één jaar aan.
Trend in de landvoetafdrukken
De landvoetafdruk van de totale Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 18 procent van 16,3 naar 13,3 miljoen hectare. De totale consumptie is gebaseerd op de nationale bestedingen (finale vraag in input-output tabellen) zoals gedefinieerd in de nationale rekeningen (CBS, 2024). Deze bestaat uit de bestedingen van burgers en de overheid, en de bruto investeringen in vaste activa (zoals gebouwen en machines) door sectoren, overheid en huishoudens. Investeringen zijn hierin opgenomen aangezien ze een afschrijftermijn langer dan één jaar hebben en niet direct verbruikt worden zoals andere door bedrijven benodigde inputs in hun productieprocessen. De daling vond volledig plaats in de periode van 2010 tot 2014, een periode waarin de Nederlandse finale bestedingen ongeveer gelijk bleven (Eurostat, 2023), maar ‘efficiëntie’ verbeteringen voor een lagere voetafdruk zorgden. Er is verder niet onderzocht of deze ‘efficiëntie’ verbeteringen het gevolg waren van een verschuiving in de vraag naar minder landintensieve bestedingen dan wel een lager landgebruik per eenheid product in sectoren. Na 2014 namen met name de vraag naar investeringsgoederen (35%) en de overheidsconsumptie (13%) toe en dit laat een lichte stijging in de voetafdruk tot 2018 zien. Consumptie van huishoudens, de categorie die het grootste deel uitmaakt van de finale bestedingen, nam in deze periode met slechts 3 procent toe. Na 2018 is de consumptievoetafdruk weer gedaald naar een niveau lager dan dat in 2014.
De productievoetafdruk omvat de effecten van Nederlandse productie die is bestemd voor zowel de binnenlandse finale vraag als voor export naar bedrijven en consumenten in het buitenland. Die wordt hier onderverdeeld in de bijdragen van Nederlandse bedrijfstakken die als laatste in een toeleveringsketen zitten, de eindsectoren, en daarmee direct aan verbruikers in binnen- en buitenland leveren. De productievoetafdruk is in 2021 ruim 60 procent hoger dan die van consumptie, en is met 21,4 miljoen hectare ongeveer op het niveau in 2010 (van 21,6 miljoen hectare). De productievoetafdruk was het laagst in 2014 en het hoogst in 2018, en vertoont dus een ander verloop dan de consumptievoetafdruk. De gestegen productie voor exportproducten, met vooral een sterke stijging in de periode tussen 2014 en 2018, zorgde ervoor dat de productievoetafdruk amper afnam over de periode 2010 tot en met 2021. Vanwege efficiëntieverbeteringen in productieregio’s en toeleveringsketens is de productievoetafdruk ondanks de sterke stijging in de totale vraag naar producten uit Nederland niet gestegen na 2018. Er zijn niet voldoende gegevens beschikbaar om deze veranderingen in efficiëntie meer gedetailleerd in kaart te brengen, en uit te spitsen naar regio’s en bedrijfstakken.
Landgebruik door consumptie het grootst voor voedsel
Het landgebruik is relatief groot als gevolg van de consumptie van voedsel. Voor zowel plantaardig voedsel als voor het maken van dierlijke eiwitten wordt veel gebruik gemaakt van intensieve landbouwmethoden, waarbij de oorspronkelijke natuur is omgevormd tot productiegrond. In 2020 was voedsel de productgroep met de grootste bijdrage (50 procent) aan de landvoetafdruk van consumptie. De categorieën ‘Overige diensten’, ‘Consumptiegoederen’ (kleding, apparaten, meubels, etc.) en ‘Woningbouw en infrastructuur’ hadden alle drie met ongeveer 15 procent een even grote bijdrage in de consumptievoetafdruk. Het gaat bij deze categorieën onder andere om landgebruik bij de winning en teelt van grondstoffen zoals hout voor bouw en meubels, en katoen en wol voor kleding.
Veel landgebruik ten behoeve van export
Bij de productievoetafdruk wordt landgebruik toegerekend aan de eindsectoren; dit zijn de bedrijfstakken die produceren voor binnenlands geconsumeerde eindproducten en voor de export van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Door het landgebruik toe te rekenen aan eindsectoren is er geen dubbeltelling in bijvoorbeeld het landgebruik van de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie. In 2020 waren de producenten van voedsel, dus de landbouw en voedingsmiddelenindustrie, voor 60 procent verantwoordelijk voor het landgebruik van productie. De overige industrie, inclusief de basisindustrie, enerzijds en handel en diensten anderzijds waren ieder verantwoordelijk voor ongeveer 20 procent van de productievoetafdruk.
Landgebruik vindt voor meer dan de helft buiten de EU plaats
Het landgebruik voor de Nederlandse consumptie en productie vindt grotendeels in het buitenland plaats: in 2020 lag zowel van consumptievoetafdruk als van de productievoetafdruk meer dan 90 procent buiten Nederland. Ongeveer 30 procent van het landgebruik betrof andere EU-landen en ruim 60 procent van de voetafdrukken was landgebruik buiten de EU. Landgebruik treedt vooral op buiten Europa vanwege het importeren van grondstoffen voor voedselproductie en veevoer onder andere vanuit Centraal- en Zuid-Amerika. Voor ongeveer 30 procent van de voetafdrukken zijn de regio’s waar het landgebruik optreedt niet verder gespecificeerd. Deze liggen buiten de grote economieën zoals de VS, China en India, en over die landen zijn geen gedetailleerde gegevens in het MRIO-model opgenomen.
De verdeling over wereldregio’s bij de productievoetafdruk komt praktisch overeen met die van de consumptievoetafdruk. De bijdrage van Brazilië en Argentinië is iets hoger bij de productievoetafdruk vanwege de Nederlandse productie voor de export van landbouwproducten en voedingsmiddelen. Uit China worden relatief veel consumptiegoederen geïmporteerd voor consumptie in Nederland. Het hieraan gerelateerde landgebruik is vooral het gevolg van het landgebruik bij de daarvoor benodigde grondstoffen.
De landvoetafdrukken zijn ruim lager vergeleken met andere EU-landen
In 2020 is de Nederlandse consumptievoetafdruk 0,8 hectare per inwoner, en daarmee 12 procent lager dan het gewogen gemiddelde voor de hele EU. Vooral landen in Scandinavië en de Baltische staten hebben een relatief hoge landvoetafdruk per inwoner. Dit komt mede door het gebruik van veel hout in de woningbouw. In Finland en Zweden bedraagt het aandeel van areaal voor houtproductie meer dan 70 procent van de consumptievoetafdruk. Landen in Oost-Europa hebben een relatief lage consumptievoetafdruk binnen de EU vanwege een lager welvaartsniveau.
De Nederlandse productievoetafdruk (per euro bruto binnenlands product) lag 14 procent lager dan het gewogen EU-gemiddelde. Hierbij is het bruto binnenlands product gecorrigeerd voor prijsverschillen tussen landen (Eurostat, 2024). Nederland doet het qua landgebruik beter dan veel andere landen. Het landgebruik voor land- en bosbouw voor de Nederlandse productie is relatief laag ten opzichte van dat in Finland, Zweden, de Baltische staten en een aantal Oost-Europese landen.
Er zijn verschillende handelingsopties voor de voetafdruk
Er zijn allerlei opties mogelijk om iets te doen aan het landgebruik als gevolg van consumptie en productie. We onderscheiden drie algemene categorieën van opties waarmee verschillende actoren in de productketens kunnen bijdragen aan het verkleinen van de landvoetafdrukken. Dat zijn: het beperken van landgebruik bij productieprocessen (dat is hogere opbrengsten per hectare); het efficiënter produceren van consumptiegoederen en exportproducten met een lagere input van geteelde grondstoffen (bijvoorbeeld tegengaan van voedselverspilling of snijverliezen in de keten); en, het maken van andere keuzes in consumptiepatronen in binnen- en buitenland (bijvoorbeeld van een dierlijk naar een plantaardig dieet). Er moet daarbij wel voor gewaakt worden dat opties die leiden tot een lagere landvoetafdruk, bijvoorbeeld in de vorm van hogere opbrengsten, niet leiden tot hogere impacts van het landgebruik op bijvoorbeeld de biodiversiteit. Een andere strategie kan zijn om niet het landgebruik zelf te verkleinen, maar eerder het verminderen van de lokale ecologische effecten die met het landgebruik samenhangen (duurzaam en natuur-inclusief produceren).
Bronnen
- CBS (2024). Wat zijn de nationale rekeningen?
- Eurostat (2023). FIGARO tables (2023 edition): annual EU inter-country supply, use and input-output tables. Last accessed 25 April 2023.
- Eurostat (2024). Purchasing power parities and GDP per capita - flash estimate. Last accessed 15 November 2024.
Relevante informatie
- CLO, Koepelpagina Voetafdrukken
- Oorschot, M. van, H. Wilting, D. Nijdam en H. Bredenoord (2021) Halveren van de Nederlandse voetafdruk: reflectie op een nieuwe ambitie voor het Nederlandse nationale en internationale natuurbeleid. PBL Publicatienummer 4270
- Wilting, H. (2021). Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Nederlandse landvoetafdrukken, 2010-2021
- Omschrijving
Trendmatig verloop van het landgebruik veroorzaakt door Nederlandse consumptie en productie. De landvoetafdrukken omvatten zowel het landgebruik in Nederland zelf, maar ook dat in andere landen op basis van hun export van goederen en grondstoffen voor Nederlandse consumptie en productie.
- Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
- Berekeningswijze
De voetafdrukken zijn berekend met EE-MRIO (‘Environmentally-extended multiregional input-output’) modellen van het PBL en het CBS. EE-MRIO modellen kennen lokale milieudrukken en -effecten in landen en regio’s toe aan consumptie en productie in andere landen. Dit gebeurt op basis van internationale handelsstromen waarmee toeleveringsketens in kaart worden gebracht (Wilting, 2021).
Voor de voetafdrukberekeningen voor 2020 is daarbij gebruik gemaakt van de gedetailleerde PBL-FIGARO database (in 't Veld en Wilting, 2024), op basis van Eurostat (2023) en GLORIA (Lenzen et al., 2017, 2021). Hierna zijn de resultaten voor Nederland met het SAMCA-model consistent gemaakt met CBS-gegevens over invoer en uitvoer (CBS, 2023; 2024). Aangezien voor andere landen deze consistentiestap niet is gedaan, zijn voor de EU-vergelijking de PBL-FIGARO resultaten gebruikt.
De trend is berekend op basis van de FIGARO input-outputtabellen van Eurostat (2023), aangezien de PBL-FIGARO database nog niet voor andere jaren beschikbaar was. De FIGARO tabellen zijn minder gedetailleerd dan de PBL-FIGARO data, maar voldoende geschikt om op hoofdlijnen veranderingen in de tijd weer te geven. De trends zijn geschaald naar de SAMCA-uitkomsten voor 2020.
Het landgebruik geeft de effecten van verschillende typen landgebruik weer als gevolg van consumptie en productie. Landtypen die worden onderscheiden zijn akkerland, grasland, bosland, areaal voor mijnbouw en bebouwd gebied inclusief wegen.
- Basistabel
N.v.t.
- Geografische verdeling
Nederland en EU27
- Verschijningsfrequentie
2-jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- CBS (2024), SAMCA model.
- CBS (2023), Plan van aanpak voor een vervanger voor het SNAC-proces.
- Eurostat (2023), FIGARO tables (2023 edition): annual EU inter-country supply, use and input-output tables. Last accessed 25 April 2023,
- in 't Veld, D. en Wilting, H. (2024), PBL-FIGARO voor CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 22 januari 2024.
- Lenzen, M. et al. (2017), 'The Global MRIO Lab – charting the world economy', Economic Systems Research 29 (2): 158-186.
- Lenzen, M. et al. (2021), 'Implementing the Material Footprint to measure progress towards SDGs 8 and 12', Nature Sustainability.
- Wilting, H. (2021), Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
- Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015), Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- Betrouwbaarheidscodering
E. Schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen.
De landvoetafdrukken zijn gebaseerd op input-output analyse van milieudrukcijfers. Deze berekeningen zijn modelmatig en afhankelijk
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2025). Nederlandse landvoetafdrukken, 2010-2021 (indicator 3018, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.