Grondstofvoetafdrukken Nederland, 2010-2021

De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 8 procent. De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse productie is in de periode 2010 tot 2021 licht afgenomen (met 3 procent), en de grondstofvoetafdruk van de Nederlandse economie eveneens (met 4 procent). Grondstoffenvoetafdrukken geven aan hoeveel grondstoffen er wereldwijd nodig zijn om te voldoen aan de Nederlandse consumptie, productie, of economie als geheel.

Grondstofvoetafdrukken gaan over grondstofgebruik in de hele productieketen

De grondstofvoetafdrukken betreffen het grondstofgebruik in de volledige mondiale productieketen van de producten die in Nederland worden geconsumeerd dan wel geproduceerd. De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse consumptie wordt ook wel RMC genoemd (Raw Material Consumption). In de grondstofvoetafdruk van de Nederlandse productie wordt ook het grondstofgebruik meegenomen voor producten die worden geëxporteerd. In de berekening van de grondstofvoetafdrukken zijn grondstoffen onderverdeeld in vier categorieën: fossiel, biogrondstoffen, niet-metaal mineralen, en metalen.

De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse economie omvat al het grondstofgebruik in de keten voor zowel de Nederlandse consumptie als productie en wordt ook wel de RMI genoemd (Raw Material Input). De grondstofvoetafdruk van de economie is lager dan de optelling van de voetafdrukken van de consumptie en productie, omdat deze gedeeltelijk overlappen. De overlap ontstaat door Nederlandse productie die leidt tot Nederlandse consumptie. In de berekening van de grondstofvoetafdruk van de Nederlandse economie worden de grondstoffen die hiermee samenhangen één keer meegeteld.

Trend in de grondstofvoetafdrukken

De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 8 procent van 617 naar 571 megaton. De totale consumptie is gebaseerd op de nationale finale bestedingen zoals gedefinieerd in de nationale rekeningen en bestaat uit de bestedingen van burgers en de overheid, de bruto investeringen in vaste activa (zoals gebouwen en machines) door sectoren, overheid en huishoudens, en de veranderingen in voorraden (CBS, 2024). Tussen 2010 en 2014 vond een relatief grote daling plaats in een periode waarin de Nederlandse finale bestedingen ongeveer gelijk bleven (Eurostat, 2023), maar een lagere grondstofintensiteit per euro voor een lagere voetafdruk zorgde. Na 2014 nam de consumptievoetafdruk toe, met name door een toename van de voetafdrukken van mineralen en metalen. Voor metalen is dit in lijn met een toename van het directe metaalgebruik binnen Nederland. De toename van het mineraalgebruik in de hele keten is voornamelijk zichtbaar in een toegenomen import van mineralen uit het Verenigd Koninkrijk sinds 2016. Daarnaast is er in 2021 ten opzichte van eerdere jaren een aanzienlijke toename geweest in de import van mineralen uit landen buiten de EU. Dit gaat veelal om ontwikkelingslanden waarbij de grondstofintensiteit (in kilogram per euro) doorgaans veel hoger is.

De productievoetafdruk omvat de grondstoffen voor de gehele Nederlandse productie, die bestemd is voor zowel de binnenlandse finale vraag als voor export naar bedrijven en consumenten in het buitenland. De productievoetafdruk wordt hier onderverdeeld in de bijdragen van Nederlandse bedrijfstakken die als laatste in een productieketen zitten, de eindsectoren, en daarmee direct aan verbruikers in binnen- en buitenland leveren. De productievoetafdruk is in 2021 met 1.040 megaton ongeveer 3 procent lager dan in 2010 (1.068 megaton), en is bijna twee keer zo groot als die van de consumptie. De productievoetafdruk was het laagst in 2016. De gestegen productie voor exportproducten zorgde ervoor dat de productievoetafdruk minder afnam dan de consumptievoetafdruk over de periode 2010 tot 2021. De groei in het grondstoffengebruik door de toegenomen vraag naar producten uit Nederland is gedeeltelijk afgezwakt  door een afnemende grondstofintensiteit in productieregio’s en toeleveringsketens. Hierdoor is de productievoetafdruk niet sterk gestegen. Er zijn niet voldoende gegevens beschikbaar om deze veranderingen in intensiteit meer gedetailleerd in kaart te brengen, en uit te splitsen naar regio’s en bedrijfstakken.

De grondstofvoetafdruk van de Nederlandse economie is gebaseerd op zowel de Nederlandse consumptie als productie. De grondstofvoetafdruk is daarmee gelijk aan de productievoetafdruk plus de grondstoffen die aanvullend nodig zijn via de invoer voor de nationale finale bestedingen. De economievoetafdruk is in 2021 met 1.173 megaton ongeveer 13 procent hoger dan de productievoetafdruk. Aangezien het een combinatie is van de consumptie- en productievoetafdruk, houdt de trend van de economievoetafdruk het midden tussen de eerder beschreven trends. De voetafdruk van de Nederlandse economie in 2021 is ongeveer 4 procent lager dan in 2010. De economievoetafdruk was het laagst in 2016 en is sindsdien gestegen.

Grondstofgebruik door consumptie het grootst voor wonen

Het grondstofgebruik voor de Nederlandse consumptie is voor het grootste deel gerelateerd aan wonen, oftewel door consumptie van woningbouw en energievoorziening. In 2020 had deze productiegroep een bijdrage van 40 procent aan de consumptievoetafdruk, waarvan 33 procentpunt aan woningbouw en infrastructuur. Het gaat bij deze categorie vooral om mineralen en metalen. De categorie ‘Diensten’ had een bijdrage van 20 procent, de categorie ‘Voeding’ 17 procent, en ‘Consumptiegoederen’ (kleding, appraten, meubels, etc.) 13 procent. Bij de laatste categorie gaat het om biogrondstoffen zoals hout voor meubels, en katoen en wol voor kleding.

Veel grondstofgebruik in de industrie voor export

Bij de productievoetafdruk worden grondstoffen toegerekend aan de eindsectoren. Dit zijn de bedrijfstakken die produceren voor binnenlands geconsumeerde eindproducten en voor de export van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Door het grondstofgebruik toe te rekenen aan eindsectoren is er geen dubbeltelling in bijvoorbeeld het gebruik van de basisindustrie en de maakindustrie. In 2020 was de industrie voor het grootste deel (72 procent) verantwoordelijk voor het grondstofgebruik van productie, waarbij de basisindustrie (27 procentpunt, via export) en de bouw (19 procent) de grootste bijdrage hadden. De dienstensector is, via het gebruik van bijvoorbeeld transportmiddelen en elektronische apparaten, verantwoordelijk voor ongeveer 20 procent van de productievoetafdruk. 

Grondstofwinning voor Nederland vindt voor bijna 70 procent buiten de EU plaats

De grondstoffen voor de Nederlandse consumptie en productie komen voor het grootste gedeelte uit het buitenland: in 2020 kwam zowel van de consumptievoetafdruk als van de productievoetafdruk meer dan 90 procent van buiten Nederland. Bijna 70 procent van de voetafdrukken betreft grondstofwinning buiten de EU. Hieronder valt bijvoorbeeld de import van mineralen uit het Verenigd Koninkrijk of van metalen uit China, vaak als onderdeel van ingevoerde producten. Voor meer dan 40 procent van de voetafdrukken betreft het grondstofwinning in regio’s die niet verder zijn gespecificeerd. Deze liggen buiten de grote economieën zoals de VS, China en India, en over die landen zijn geen gedetailleerde gegevens in het model opgenomen.

De verdeling over wereldregio’s bij de productievoetafdruk komt praktisch overeen met die van de consumptievoetafdruk. De productievoetafdruk hangt voor een groter gedeelte af van Nederlandse grondstofwinning, wat vooral samenhangt met biogrondstoffen uit de landbouw voor de export. De bijdrage via invoer uit de rest van de Europese Unie is relatief iets hoger bij de consumptievoetafdruk dan bij de productievoetafdruk.

De grondstofvoetafdrukken zijn relatief laag vergeleken met andere EU-landen

In 2020 is de Nederlandse consumptievoetafdruk ongeveer 17 ton per inwoner, en daarmee 18 procent lager dan het gewogen gemiddelde voor de hele EU. Landen in Scandinavië en de Baltische staten, maar ook bijvoorbeeld Duitsland hebben een relatieve hoge grondstofvoetafdruk per inwoner. Finland is een uitschieter in deze vergelijking met een consumptievoetafdruk van bijna 49 ton per inwoner.

In de landenvergelijking hierboven is gebruik gemaakt van cijfers die voor EU-landen beschikbaar zijn en daarmee vergelijkbaar zijn. Als uitgegaan wordt van betrouwbaardere gegevens voor specifiek de Nederlandse import is de grondstofvoetafdruk aanzienlijk hoger, namelijk 32 ton per inwoner (561 megaton in 2020 gedeeld door 17,4 miljoen inwoners). Hieruit blijkt dat het absolute niveau van de grondstofvoetafdrukken een relatieve grote onzekerheid kent (in 't Veld et al., 2025).

De Nederlandse productievoetafdruk (per euro bruto binnenlands product) ligt 11 procent lager dan het gewogen EU-gemiddelde. Hierbij is het bruto binnenlands product gecorrigeerd voor prijsverschillen tussen landen (Eurostat, 2024). Nederland doet het qua grondstofgebruik beter dan veel andere landen. Het grondstofgebruik voor de Nederlandse productie is relatief laag ten opzichte van met name dat in Bulgarije, Finland, Roemenië en de Baltische staten.

Bronnen

Relevante informatie

  • CLO, Koepelpagina Voetafdrukken
  • Wilting, H. (2021). Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Nederlandse grondstofvoetafdrukken, 2010-2021

Omschrijving

Trendmatig verloop van de grondstoffen benodigd voor de Nederlandse consumptie, productie en economie. De grondstofvoetafdrukken omvatten zowel het gebruik in Nederland zelf, maar ook die in andere landen op basis van hun export van goederen en grondstoffen voor Nederlandse consumptie en productie.

Verantwoordelijk instituut

Planbureau voor de Leefomgeving

Berekeningswijze

De voetafdrukken zijn berekend met EE-MRIO (‘Environmentally-extended multiregional input-output’) modellen van het PBL en het CBS. EE-MRIO modellen kennen lokale milieudrukken en -effecten in landen en regio’s toe aan consumptie en productie in andere landen. Dit gebeurt op basis van internationale handelsstromen waarmee toeleveringsketens in kaart worden gebracht (Wilting, 2021). 

Voor de voetafdrukberekeningen voor 2020 is daarbij gebruik gemaakt van de gedetailleerde PBL-FIGARO database (in 't Veld en Wilting, 2024), op basis van Eurostat (2023) en GLORIA (Lenzen et al., 2017, 2021). Hierna zijn de resultaten voor Nederland met het SAMCA-model consistent gemaakt met CBS-gegevens over invoer en uitvoer (CBS, 2024). Aangezien voor andere landen deze consistentiestap niet is gedaan, zijn voor de EU-vergelijking de PBL-FIGARO resultaten gebruikt. 

De trend is berekend op basis van de FIGARO input-outputtabellen van Eurostat (2023), aangezien de PBL-FIGARO database nog niet voor andere jaren beschikbaar was. De FIGARO tabellen zijn minder gedetailleerd dan de PBL-FIGARO data, maar voldoende geschikt om op hoofdlijnen veranderingen in de tijd weer te geven. De trends zijn geschaald naar de SAMCA-uitkomsten voor 2020.

Basistabel

n.v.t.

Geografische verdeling

Nederland en EU

Verschijningsfrequentie

2-jaarlijks

Achtergrondliteratuur
  • CBS (2023). Plan van aanpak voor een vervanger voor het SNAC-proces
  • Eurostat (2023). Figaro tables: EU inter-country supply, use and input-output tables. Last accessed 25 April 2023.
  • in 't Veld, D. en Wilting, H. (2024). PBL-FIGARO voor CBS, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 22 januari 2024
  • Lenzen, M. et al. (2017). 'The Global MRIO Lab – charting the world economy', Economic Systems Research 29 (2): 158-186.
  • Lenzen, M. et al. (2021). 'Implementing the Material Footprint to measure progress towards SDGs 8 and 12', Nature Sustainability.
  • Wilting, H. (2021). Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015). Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
Betrouwbaarheidscodering

E. Schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen.

De grondstofvoetafdrukken zijn gebaseerd op input-output analyse van milieudrukcijfers. Deze berekeningen zijn modelmatig en afhankelijk van zowel nationaal als internationaal beschikbare data. Dit brengt onzekerheid in de resultaten met zich mee. 

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2025). Grondstofvoetafdrukken Nederland, 2010-2021 (indicator 3016, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.