Ruimtelijke samenhang groen

Gemeenten met een hoog aandeel (recreatieve) samenhang in groen binnen de bebouwde kom bevinden zich onder andere in 't Gooi, de Utrechtse Heuvelrug en de Hollandse binnenduinrand. Buiten de bebouwde kom hebben gebieden zoals 't Gooi, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe een hoog aandeel samenhang in groen, voornamelijk vanwege de aanwezigheid van veel bossen en natuurgebieden binnen hun gemeentegrenzen.

Deze indicator biedt per gemeente inzicht in hoe groen in recreatieve zones (zoals rond wandel- en fietspaden) elkaar aanvult en versterkt, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Dit wordt gemeten door het aandeel groen te bepalen binnen 25 meter van wandelpaden en 50 meter van fietspaden. In dit onderzoek wordt groen gedefinieerd als bomen, struiken en lage vegetatie. Voorbeelden hiervan zijn wandelpaden in parken of groenstroken naast flatgebouwen of fietspaden, waar struiken en lage vegetatie bijdragen aan de recreatieve ervaring. De metingen zijn gebaseerd op een resolutie van 10x10 meter(cel afmeting), waarbij het aandeel groen binnen die afmeting wordt meegenomen. Akkerlanden zijn buiten beschouwing gelaten.

Daarnaast wordt per gemeente ook het aandeel groen buiten deze afstanden gemeten, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Dit biedt inzicht in het groen dat wel beschikbaar is, maar zich buiten het directe bereik van recreatieve infrastructuur bevindt.

Samenhang groen binnen en buiten de bebouwde kom

Gemeenten met een hoog aandeel (recreatieve) samenhang in groen binnen de bebouwde kom bevinden zich onder andere in 't Gooi, de Utrechtse Heuvelrug en de Hollandse binnenduinrand. Deze gebieden kenmerken zich van nature al door goed verbonden groene ruimtes binnen de omliggende steden en dorpen. Een laag aandeel samenhang in groen binnen de bebouwde kom lijkt vooral zichtbaar bij gemeenten met dorpen die de laatste decennia sterk zijn gegroeid, zoals bijvoorbeeld in Zundert, Staphorst of Oostzaan. 

Buiten de bebouwde kom hebben gebieden zoals 't Gooi, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe een hoog aandeel samenhang in groen, voornamelijk vanwege de aanwezigheid van veel bossen en natuurgebieden binnen hun gemeentegrenzen. Gemeenten met een laag aandeel aan aanvullend groen buiten de bebouwde kom zijn vaak kleinere gemeenten met weinig buitengebied, of gemeenten die zich in omgevingen bevinden met een beperkte hoeveelheid groen. Ook gemeenten met veel akkerbouw vallen hieronder, aangezien akkerlanden niet als groen worden meegeteld.

Deze verschillen in samenhang worden bepaald door een complex samenspel van factoren, waaronder de natuurlijke omgeving, de geschiedenis van het gebied, de mate van verstedelijking en het ruimtelijk beleid. Gebieden met een lange traditie van natuurbeheer en landgoedcultuur hebben vaak een rijkere en recreatief beter ontsloten groenstructuur dan regio’s die intensief zijn gebruikt voor landbouw of industrie.

 

Inzicht in samenhang groen via wandel- en fietsroutes

Deze indicator geeft inzicht in de hoeveelheid groen per gemeente die ontsloten is met wandel- en fietsroutes. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op een samenhangende aanpak van de stedelijke groenstructuur. Het gaat binnen de NOVI niet alleen om de aanwezigheid van groen en water, maar ook om de verschillende functies van deze structuren, zoals recreatie, verkoeling, waterretentie, en het bevorderen van biodiversiteit. Het is daarom relevant te meten hoe het doorlopende karakter van groenstructuren bijdraagt aan deze functies. Recreatie, zoals wandelen en fietsen, is daarbij slechts één van de voorbeelden van hoe groen beschikbaar is voor verschillende gebruiksvormen, en hoe dit groen samenhangt met bredere doelen. De zichtbaarheid en beleving van groen en aansluiting tussen stedelijke en buitenstedelijke gebieden varieert aanzienlijk tussen gemeenten. De zichtbaarheid in de hoeveelheid opgaand groen in het Nederlandse landschap is binnen dit onderzoek voor een groot deel terug te leiden tot de hoeveelheid fiets- en wandelroutes binnen de gemeente, het verschil in bebouwingstype (lintbebouwing neemt meer bebouwing op dan groen) of de ligging van deze routes binnen en buiten de bebouwde kom. Ook de oorsprong van de data kan meewegen in de dichtheid van het aanwezige groen. De beschikbare data zoals OV-Overstappunten, LAW-fietsroutes (lange afstand fietsroutes) zijn niet allemaal expliciet ontwikkeld voor recreatieve doeleinden.

In de grafieken worden de 10 gemeenten gepresenteerd die het meeste en het minste groen hebben binnen en buiten het onderzoeksgebied rond de infrastructuur(bufferzone). In deze grafieken zijn de groene cellen opgeteld, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Elke cel heeft een resolutie van 10x10 meter, waarbij het aandeel groen binnen deze 100 vierkante meter wordt meegenomen. De grijze balk geeft het percentage groen buiten de bufferzone weer. De bovenste groene balk vertegenwoordigt het groen binnen de bufferzone. Bovenin de grafiek staan de 10 gemeenten met de hoogste waarden, onderin de 10 met de laagste.

De grafiek aan de linkerkant laat per gemeente zien hoeveel van het recreatieve gebied binnen de bebouwde kom groen is. In Wassenaar ligt bijvoorbeeld bijna 80% van de recreatieve routes in het groen. Daarnaast toont de rechter grafiek de totale oppervlakte van het recreatief gebied per gemeente, verdeeld in groen (groene deel van de balk) en niet-groen (paarse deel van de balk). Gemeenten zoals Wassenaar en Baarn hebben een groot deel van hun recreatieve gebieden in groene zones, met Wassenaar als duidelijke koploper: daar is van de 5 km² aan recreatief gebied maar liefst 4 km² groen.

Toegepaste methode

Door het toepassen van een bufferzone-analyse rond recreatieve routes is de aanwezigheid van groen in relatie tot de bebouwde omgeving gekwantificeerd. Door het berekenen van het percentage vierkante meters groen binnen een zone van 25 meter rond voetpaden en 50 meter rond fietsroutes, is een indicatie verkregen voor de omvang van het groene netwerk binnen en buiten de bebouwde kom.

Beleid en overwegingen voor een aantrekkelijke Leefomgeving

De samenhang in groen in deze indicator wordt bepaald door twee factoren: de hoeveelheid groen en de recreatieve ontsluiting ervan met wandel- en fietspaden. Een laag aandeel aan bereikbaar groen kan aanleiding geven om meer groen aan te leggen dat daadwerkelijk toegankelijk is voor mensen. Dit is belangrijk, omdat een gebied wel veel groen kan bevatten, zoals natuurgebieden, maar als deze niet toegankelijk zijn voor recreatie of dagelijks gebruik, vervult het groen niet de gewenste functies voor de inwoners.

Daarnaast kan het mogelijk zijn dat er binnen de bebouwde kom voldoende groen aanwezig is, maar dat de infrastructuur voor toegang en gebruik onvoldoende is ontwikkeld. In dit geval zouden beleidsmakers zich kunnen richten op het verbeteren van de toegankelijkheid door het aanleggen van nieuwe wandel- en fietsroutes of het optimaliseren van bestaande verbindingen tussen groene ruimten. Dit moet echter zodanig gebeuren dat het aanwezige groen en de natuur niet worden aangetast, om te voorkomen dat de ecologische waarde verloren gaat. Een zorgvuldige balans tussen toegankelijkheid en natuurbescherming is van belang. Dit zou niet alleen de bereikbaarheid van het stedelijk groen verhogen, maar ook bijdragen aan de stimulering van recreatief gebruik van deze gebieden, wat het algehele groenbeleving en woongenot in de stad ten goede komt. Kortom, zowel de hoeveelheid groen als de infrastructuur die de toegang tot deze gebieden faciliteert, zijn essentiële factoren bij het vormgeven van een aantrekkelijke en leefbare stedelijke omgeving, zonder de natuur te schaden.

Deze indicator, ontwikkeld in het kader van de Monitor NOVI, biedt beleidsmakers inzicht in hoeveel bereikbaar groen er is in hun gemeenten, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, langs recreatieve routes. Door te zorgen voor een goede aansluiting tussen stedelijk groen en het buitengebied, kunnen gemeenten bijdragen aan een gezondere, aantrekkelijkere leefomgeving. Het opnemen van specifieke bereikbare groennormen bij de ontwikkeling van woonwijken is een beleidsoptie om de doelstellingen van de NOVI (of een andere relevante strategie) te realiseren en ervoor te zorgen dat zowel huidige als toekomstige generaties kunnen genieten van de voordelen van een groene leefomgeving.

Relevante informatie

Deze indicator is ontwikkeld in het kader van de 'Monitor Nationale Omgevingsvisie' (MoNOVI), 2024

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Ruimtelijke samenhang groen

Omschrijving

Deze indicator laat de samenhang van groen per gemeente zien, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Verantwoordelijk instituut

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL),  auteur: Martijn Spoon

Berekeningswijze

De aanwezigheid van recreatief toegankelijk groen binnen de bebouwde omgeving is gekwantificeerd door middel van een bufferzone-analyse langs recreatieve routes. Het aandeel vierkante meters groen binnen een straal van 25 meter rond voetpaden en 50 meter rond fietsroutes dient als indicator voor de omvang van het groene netwerk, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Basistabel

-

Geografische verdeling

Nederland, Gemeenten

Verschijningsfrequentie

2-jaarlijks

Betrouwbaarheidscodering

A. Integrale waarneming op basis van berekening.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Ruimtelijke samenhang groen (indicator 2198, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.