Oppervlaktewater in Nederland
Nederland heeft een grote verscheidenheid aan oppervlaktewater, zoals stilstaand en stromend water, zoet, zout en brak water, wateren die wel of niet geïsoleerd zijn en in grootte variërend van kleine sloten tot heel grote meren.
Nederland waterland
Nederland heeft een grote verscheidenheid aan oppervlaktewater. In de eerste kaart is al het water weergegeven met uitzondering van sloten en heel kleine plassen. In de tweede en derde kaart is het oppervlaktewater uitgesplitst naar stilstaande en stromende wateren. In de vierde kaart zijn de sloten weergegeven als percentage wateroppervlak ten opzichte van de totale oppervlakte. Met deze kaarten wordt een beeld gegeven van de ligging en het type water in Nederland.
Indeling in watertypen
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) is een indeling gemaakt in verschillende typen oppervlaktewater. Deze zijn ingedeeld naar hydromorfologische eigenschappen, type bodem en naar zoet, brak of zout water. De hydromorfologische eigenschappen zijn de stroming, de grootte of breedte en de diepte. Een belangrijk onderscheid is in stilstaand of stromend water. De bodem is belangrijk voor het onderscheid naar een veenbodem (met veel organisch materiaal), kiezels, klei, zand of kalk. Deze indeling is belangrijk voor de doelen die in de KRW gesteld worden, omdat voor elk watertype kwaliteitseisen opgesteld zijn. Bij download figuurdata is de KRW typering uitgewerkt.
Stromende wateren
De stromende wateren zijn te verdelen in snelstromende en langzaamstromende wateren. Als de stroomsnelheid meer dan 50 cm/s is, zijn het snel stromende wateren. De stromende wateren worden verdeeld in bovenlopen (smaller dan 3 meter), middenlopen (breedte 3 - 8 meter), benedenlopen (breedte > 8 meter), riviertje (breedte 8 - 25 meter) en rivier (breedte meer dan 25 meter). De rivieren gaan over in estuaria met een (beperkt) getijverschil voordat zij in zee stromen. Veel kleinere rivieren gaan in laag Nederland over in kanalen die een onderdeel zijn van het boezemstelsel. De meeste beken en riviertjes liggen in het vrij afwaterende deel van Nederland boven NAP.
Stilstaande wateren
De stilstaande wateren zijn te verdelen in meren, kanalen en sloten. De meren zijn te verdelen naar diepe en ondiepe meren en naar grootte en bodemsoort. Kanalen en sloten zijn gegraven watergangen, die in de KRW worden aangeduid als kunstmatige wateren. Alle andere wateren zijn natuurlijke wateren of sterk veranderde wateren. Vennen zijn kleine plassen die gevoed worden met regen of lokaal grondwater en vaak in natuurgebieden liggen.
Sloten
Sloten zijn net zoals kanalen, gegraven watergangen voor de ontwatering van het landelijk gebied. Deze hebben vaak stilstaand water en, vooral in het hoge deel van Nederland, kunnen ze 's zomers droogvallen. In het lage deel van Nederland liggen heel veel sloten, vooral in veengebieden bestaat 10 tot 20% van het gebied uit sloten. Vanwege de beperkte grootte zijn de meeste sloten geen waterlichaam in de KRW.
Beleid voor oppervlaktewater kwaliteit
Het belangrijkste beleidsdossier voor oppervlaktewater is de KRW. In de KRW is een groot deel van het oppervlaktewater aangewezen als waterlichaam. Een waterlichaam is een "onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een overgangswater of een strook kustwater". Voor deze wateren moet de toestand van het aquatisch ecosysteem beschreven worden. Onder oppervlaktewateren van "aanzienlijke omvang" vallen waterlichamen met een minimale oppervlakte van 0,5 km2 of een stroomgebied tussen de 10 en 100 km2. De verantwoordelijkheid voor het aanwijzen en begrenzen van waterlichamen ligt bij de waterbeheerder.
De KRW gaat over de eerste strook van de Noordzee. Over de eerste zeemijl gelden alleen biologische doelen en over een strook van 12 zeemijlen gelden de chemische doelen van de KRW. De kleinere wateren zijn niet aangewezen als waterlichaam. Specifiek geldt dit voor sloten en vennen welke zelden als waterlichaam zijn gedefinieerd.
Natura-2000 is het Europese beleid voor bescherming van natuurgebieden. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Voor Nederland gaat het in totaal om 162 gebieden. De Natura-2000 gebieden zijn onder te verdelen in Vogel- en Habitat richtlijn gebieden. Veel grote meren zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied.
Oppervlakte (in km2) | Lengte (in km) | KRW Waterlichaam | Natura-2000 | |
Zoute wateren | 62.000 | 20% | 10% | |
Brakke en overgangswateren | 800 | 95% | 60% | |
Grote rivieren | 330 | 650 | 100% | 0% |
Vaarten en kanalen | 6500 | 90% | 20% | |
Meren (> 50 ha) | 2500 | 100% | 95% | |
Kleine stromende wateren (o.a. beken) | 6200 | 70% | 10% | |
Sloten | 330.000 | 0.5% | 0% | |
Vennen | 2.4 | < 1% | 65% |
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Kenmerken oppervlaktewater
- Omschrijving
- De ligging en een globale typering voor het oppervlaktewater.
- Verantwoordelijk instituut
- PBL
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- Topografische kaart (1:10.000) van de Topografische Dienst van het Kadaster
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- De ligging van het oppervlaktewater verandert nauwelijks, de typering van het oppervlaktewater is in de deelstroomgebiedsplannen vastgesteld. De definitieve vaststelling van de grenzen van de Natura-2000 gebieden is in procedure. Voor het gegeven overzicht zal dat nauwelijks verschil opleveren.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2021). Oppervlaktewater in Nederland (indicator 1401, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.