Jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Nederland, 1910-2022
De jaarlijkse neerslaghoeveelheid in Nederland is in de periode 1910-2022 gelijkmatig gestegen van 694 naar 875 millimeter. Dit is een toename van 26% in 113 jaar. De neerslaghoeveelheden per seizoen vertonen iets afwijkende patronen, namelijk versneld stijgend in de winter, gelijkmatig stijgend in de zomer en de herfst, en min of meer constant in de lente. De grootste stijging vindt plaats in de wintermaanden, namelijk met 46% over de periode 1910-2022. Voor de zomer en herfst bedragen de toenames 16% en 18%.
Nederland geleidelijk natter
Trendmatig gezien vertoont de jaarlijkse neerslaghoeveelheid in Nederland een zeer geleidelijke (lineaire) toename over de hele periode 1910-2022. In 1910 bedroeg de trendwaarde 694 mm en in het eindjaar 2022 is dat opgelopen naar 875 mm. Dat is een toename van 26% over een tijdspanne van 113 jaar. De neerslagcijfers zijn gemiddeld over 102 stations met een goede spreiding over Nederland (Buishand et al. 2011, 2013).
De totale hoeveelheid neerslag varieert sterk van jaar op jaar. Zo bedroeg de neerslaghoeveelheid 436 mm in 1921 en 1111 mm in 1998. De droogste jaren in de recente decennia waren 2003 en 2018 (met respectievelijk 683 mm en 679 mm).
Neerslagsommen voor vijf KNMI-stations zijn gegeven op het KNMI - Klimaatdashboard. Dit zijn de stations De Bilt, Den Helder, Groningen, Vlissingen en Roermond. Verschillen met de hier gepresenteerde trends zijn klein en worden verder besproken in de Technische toelichting.
Toename neerslag het sterkst in winter
Het patroon van stijgende neerslaghoeveelheden zien we gedeeltelijk terug in de data en trends per seizoen. Veruit de sterkste toename vindt plaats in de winter, namelijk trendmatig van 162 mm in 1910 naar 237 mm in 2022. Dat is een toename met 46% ten opzichte van 1910. Voor de zomer en herfst bedragen de toenames respectievelijk 16% en 18%, waarbij de toename in de zomer niet statistisch significant is. De neerslaghoeveelheid voor de lente is min of meer constant.
De toename in de hoeveelheid neerslag hangt samen met meerdere factoren, zoals de stijging van de jaargemiddelde temperatuur en de daaruit volgende sterke opwarming van de Noordzee. Dit effect zal vooral gelden voor de winter zoals ook blijkt uit de cijfers. Daarnaast spelen klimaatfactoren zoals veranderingen in overheersende windrichting en luchtvochtigheid een rol. Zie ook de analyse door Eden et al. (2018) over extreme neerslag in Nederland en de relatie tot klimaatverandering, en de volgende CLO-pagina's:
Ruimtelijke spreiding
De toename in neerslaghoeveelheden is ruimtelijk niet gelijk verdeeld over Nederland (Buishand et al., 2013; Bosatlas van Weer en Klimaat, 2021, pag. 65). Buishand et al. vinden voor de periode 1910-2009 de hoogste toename langs de kust: 30 tot 35% over de hele meetperiode (een toename van 200 tot 250 mm). Langs de oostgrens en het zuidoosten van het land is de toename lager, 10 tot 25% (een toename van 70 tot 170 mm). Verschillende factoren bepalen dit ruimtelijk beeld.
In de eerste plaats zien we een stijging van de watertemperatuur van de Noordzee sinds 1951, waardoor er meer water verdampt, meer vocht in de atmosfeer richting Nederland stroomt, en eerst bij de kust uitregent. In de tweede plaats is er sprake van kustconvergentie waardoor het vaker regent langs de kust. Op zee heeft wind vrij spel, maar boven land wordt deze sterk afgeremd door extra wrijving. Hierdoor hoopt lucht zich op. De enige uitweg is in dit geval naar boven, waardoor de lucht afkoelt en wolken en regendruppels ontstaan. Verder zorgt reliëf in Nederland tot (beperkte) ruimtelijke verschillen. Zo liggen De Veluwe, de Hondsrug en de Vaalserberg hoger dan hun omgeving. Uit westen aangevoerde vochtige lucht moet hierdoor opstijgen. Daarbij koelt de lucht af, ontstaan er waterdruppeltjes uit de waterdamp en vormen zich wolken. Uiteindelijk kan het dan ook gaan regenen. Aan de oostzijde van deze gebieden, in de 'regenschaduw', valt gemiddeld minder neerslag. Tenslotte regent het meer in de buurt van grote steden. Lucht boven steden bevat meer condensatiekernen - fijne deeltje waar waterdruppeltjes zich op afzetten. Dit bevordert het ontstaan van neerslag.
Bronnen
- Buishand, T.A., T. Brandsma, G. de Martino en J.N. Spreeuw (2011). Ruimtelijke verdeling van neerslagtrends in Nederland in de afgelopen 100 jaar. H2O 44, 24, 31-33, archief H2O
- Buishand, T.A., T. Brandsma, G. de Martino and J.N. Spreeuw (2013). Homogeneity of precipitation series in the Netherlands and their trends in the past century. Int. J. of Climatology, 33, 815-833.
- Bosatlas van Weer en Klimaat (2021). Uitgave Bosatlas en KNMI.
- Eden, J.M., S.F. Kew, O. Bellprat, G. Lenderink, I. Manola, H. Omrani and G.J. van Oldenborgh (2018). Extreme precipitation in the Netherlands: an event attribution case study. Weather and Climate extremes, 21,90-101.
- KNMI (2014). KNMI'14, klimaatscenario's voor Nederland. Uitgave KNMI.
- Visser, H. (2004). Estimation and detection of flexible trends. Atmospheric Environment, 38, 4135-4145.
Relevante informatie
- Klimaatverandering: oorzaken en effecten
- Klimaatverandering: beleid
- Temperatuurverandering mondiaal en in Nederland, 1900-2005
- Zomerse dagen in Nederland, 1906-2005
- De kans op een Elfstedentocht, 1901-2005
- Zeespiegelstand aan de Nederlandse kust, 1900-2004
- Informatie over het klimaatbeleid van Nederland staat op de website van het de Rijksoverheid in het Dossier Klimaatverandering.
- Meer informatie over gevolgen van klimaatverandering op het weer is te vinden op de website van het KNMI onder Klimaatveranderingen Broeikaseffect en de daar vermelde links.
- Meer informatie over klimaatverandering en concentraties van broeikasgassen is te vinden op de website van het IPCC (International Panel on Climate Change).
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Neerslagsom in Nederland
- Omschrijving
- Neerslagsom: de totale hoeveelheid neerslag in een jaar
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), data van KNMI. Auteur: Hans Visser
- Berekeningswijze
- De KNMI-neerslagreeks die is gebruikt voor de trendanalyse, is gebaseerd op dagelijkse neerslagmetingen voor 102 gehomogeniseerde neerslagstations vanaf 1910. Deze reeks is te downloaden van de KNMI-website http://climexp.knmi.nl/ , onder 'daily climate indices'. Het homogenisatieproces is beschreven in Buishand et al. (2013).Neerslagreeksen voor de KNMI-hoofdstations zijn gegeven op het KNMI - Klimaatdashboard. Deze reeksen zijn ook gebruikt in de Bosatlas voor Weer en Klimaat (2021). Zie pagina's 60 en 61. Naast ontwikkeling in de tijd is hier ook de spreiding van neerslagsommen over Nederland gegeven.Het hier toegepaste trendmodel is het zogenaamde IRW-trendmodel. Dat model heeft als voordeel dat trendwaarden tussen verschillende jaren statistisch getoetst kunnen worden op significantie. Zie voor meer informatie Visser (2004) en Visser et al. (2018 Het KNMI past een andere trendmethode toe voor de analyse van langjarige meetreeksen, namelijk het LOESS-trendmodel (Valk, 2020). En verder kiezen zij op het dashboard het gemiddelde van 13 stations, en niet 102 zoals hier toegepast. Het blijkt dat de LOESS-trends een iets flexibeler trend laten zien dan hier gevonden met het statistische IRW-trendmodel. De toenames in neerslag wijken ook iets af, maar vallen in de IRW-onzekerheids- marges. Hoe verschillen in trendmodellen kunnen doorwerken in gevonden trendpatronen, wordt uitgelegd in Visser et al. (2015, figuren 1 en 2).Voor jaarsommen vindt het KNMI een toename van 21% over de meetperiode 1910-2022, terwijl de IRW-trend een toename vindt van 26% met een boven-en ondergrens van 16% en 36%. De KNMI-waarde valt daar ruim binnen. Vergelijkbare resultaten gelden voor de wintersommen, lentesommen, zomersommen en herfstsommen. KNMI-waardes vallen binnen de onzekerheids-marges.Naast deze vergelijking hebben we ook geanalyseerd hoe neerslagsommen per jaar en per seizoen beïnvloed worden door het aantal stations dat in de middelingen wordt meegenomen: de 13 stations die het KNMI gebruikt in zijn dashboard tegenover de 102 stations die hier genomen zijn. Het blijkt dat reeksen over 13 of 102 stations over de hele meetperiode 1910-2022 vrijwel identiek zijn (voor jaarsommen een correlatie van 0,99). Verschillen tussen KNMI-schattingen en de hier gegeven schattingen hangen dus niet samen met de verschillende keuzes van stations. Details van de geschatte IRW-trendmodellen geven we hier niet. Belangrijke kengetallen voor de neerslaghoeveelheden per seizoen en per jaar zijn gegeven in de volgende tabel: hier tabel plakken, zie hieronder
- Basistabel
- http://climexp.knmi.nl/ , onder 'daily climate indices'
- Geografische verdeling
- Totaal Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Eens per 2 jaar
- Achtergrondliteratuur
- Buishand, T.A., T. Brandsma, G. de Martino and J.N. Spreeuw (2013). Homogeneity of precipitation series in the Netherlands and their trends in the past century. Int. J. of Climatology, 33, 815-833.Valk, C.F. de (2020). Standard method for determining a climatological trend. KNMI technical report TR-389.Visser, H., S. Dangendorf and A.C. Petersen (2015). A review of trend models applied to sea level data with reference to the "acceleration-deceleration debate". Journal of Geophysical Research: Oceans 120, 3873-3895. Visser, H., S. Dangendorf, D.P. van Vuuren, B. Bregman and A.C. Petersen (2018). Signal detection in global mean temperatures after "Paris": an uncertainty and sensitivity analysis. Climate of the Past, 14, 139-155.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2023). Jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Nederland, 1910-2022 (indicator 0508, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.