Productiewaarde land- en tuinbouw, 1995-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De totale productiewaarde van de land- en tuinbouw lag in 2014 met 27,0 miljard euro 43,5% hoger dan in 1995. Na de terugval in 2009 als gevolg van de recessie, leverde 2013 de hoogste productiewaarde op sinds 1995.

Stijging productiewaarde vooral door tuinbouw

In 2014 wordt 47% van de totale productiewaarde geleverd door het telen van gewassen, 41% door de veeteelt en 9% door agrarische dienstverlening, voornamelijk loonwerk. De productiewaarde van de veeteelt laat in de periode 1995-2014 flinke schommelingen zien rond het gemiddelde van 9,1 miljard euro met in 2013 de hoogste productiewaarde van 11,4 miljard euro. Dit is vooral het gevolg van de sterk gestegen melkprijzen in de periode ervoor. De productiewaarde van de veeteelt nam in 2014 af tot 11,0 miljard door dalende melkprijzen. Bij de teelt van gewassen is er een stijgende trend, waarbij de productiewaarde sinds 1995 met 43% is toegenomen. De stijging van de productiewaarde komt voornamelijk voor rekening van het kweken van bloemen en planten. In de periode 1995-2014 is de landbouwproductie vooral gestimuleerd door de toegenomen buitenlandse vraag naar Nederlandse groenten, planten en bloemen. In 2014 werd ongeveer 44% van de Nederlandse primaire landbouwproductie geëxporteerd. De uitvoerwaarde (FOB) van de Nederlandse landbouwproducten lag hiermee 51% hoger dan in 1995.

Landbouwinkomen daalt

De netto toegevoegde waarde van de gehele land- en tuinbouw, ook wel het landbouwinkomen genoemd, laat een grotendeels dalende lijn zien. Sinds 1995 zijn de kosten gestegen en staan de prijzen voor landbouwproducten onder grote druk. Mede door de daling van het agrarisch inkomen nam het belang van de land- en tuinbouw in de Nederlandse economie af. In 1995 was het aandeel van de land- en tuinbouw in het bruto binnenlands product (bbp) nog 2,8%. In 2014 is dat afgenomen tot 1,5% van het BBP. Het gemiddelde inkomen per arbeidsjaar heeft na 1995 wel een stijgende trend. Door de schaalvergroting en het gebruik van verbeterde, kapitaalintensievere landbouwmethoden wordt het landbouwinkomen in Nederland sinds 1995 door steeds minder boeren verdient. De dalende trend van het gemiddeld inkomen per arbeidsjaar werd onderbroken door een scherpe terugval na 2008 als gevolg van de recessie na de financiële crisis. In twee jaar tijd daalde de netto toegevoegde waarde per arbeidsjaar tot het niveau van 1995. Vanaf 2010 zit het gemiddelde inkomen per arbeidsjaar weer op het niveau van voor de recessie.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Productiewaarde land- en tuinbouw, 1995-2014
Omschrijving
Ontwikkeling van de productiewaarde en de netto toegevoegde waarde van de landbouw in Nederland, aangevuld met de ontwikkeling van de netto toegevoegde waarde per bedrijf.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Berekeningswijze
Eens in de vijf tot tien jaar worden de nationale rekeningen aan een grondige revisie onderworpen. Bij een revisie worden voor een bepaald jaar alle niveaugrootheden opnieuw vastgesteld. Tevens worden nieuwe beschikbare bronnen en rekenmethoden doorgevoerd. Bij een revisie van de nationale rekeningen worden de landbouwrekeningen ook gereviseerd. De laatste revisie is doorgevoerd in 2014.
De berekening van de omvang en de ontwikkeling van het landbouwinkomen is een van de belangrijkste doelstellingen van de landbouwrekeningen. De cijfers worden gebruikt voor allerlei analyses van de economische situatie van de landbouw in de Europese Unie en de in afzonderlijke lidstaten. Het inkomen in de landbouw per arbeidsjaareenheid is hierbij de meest gebruikte indicator. Voor het compendium is daarom gekozen om voortaan het inkomen per arbeidsjaar te presenteren in plaats van het inkomen per bedrijf, zoals dat voorheen gebeurde.
Een van de belangrijkste kenmerken van de Landbouwrekeningen is gelegen in het feit dat de output van de meeste producten wordt berekend aan de hand van de formule "hoeveelheid x prijs". Deze aanpak vloeit grotendeels voort uit de moeilijkheid landbouwrekeningen op te stellen aan de hand van representatieve steekproeven van bedrijfsboekhoudingen.
De productie van plantaardige producten kan in het algemeen worden gewaardeerd op basis van de middelen of bestedingen. De eerste methode gaat uit van een schatting van geproduceerde (geoogste) hoeveelheden, bijvoorbeeld aan de hand van het beteelde areaal of de oogstraming. De bestedingenmethode daarentegen is gebaseerd op som van de aankopen door de bedrijfstakken die landbouwproducten gebruiken, het saldo van in- en uitvoer, binnen de bedrijfstak landbouw geproduceerde en verbruikte hoeveelheden, de veranderingen in de voorraden in de productiefase en het gebruik voor eigen rekening (grotendeels verbruik binnen de eenheid). De tweede methode is uitermate geschikt wanneer de kopers van deze landbouwproducten gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en de andere vier elementen van de bestedingen beperkt van omvang zijn (bv. producten die pas kunnen worden gebruikt na een eerste verwerking, zoals suikerbieten en tabak). Voor de controle van de samenhang en de betrouwbaarheid van de gegevens moet evenwel een fysieke balans worden opgesteld.
De belangrijkste bronnen voor de waardering van de dierlijke output zijn slachtstatistieken, gegevens over de in- en uitvoer van levende dieren en statistieken van de veestapel. De output van dierlijke producten (vooral melk) wordt door het specifieke gebruik gewoonlijk geschat aan de hand van de verkoop aan de verwerkende bedrijfstakken (zuivelfabrieken, verpakkingsbedrijven).
De meeste goederen voor intermediair verbruik kunnen in wezen alleen in de landbouw worden gebruikt (zaai- en plantgoed, meststoffen, bestrijdingsmiddelen enz.). Daarom worden deze aankopen door de landbouw gebaseerd op gegevens over de verkopen van de bedrijfstakken die deze goederen aanbieden (met inachtneming van de buitenlandse handel).
Toepassing van deze regel brengt echter risico's met zich mee. De verkopen van deze producenten hoeven immers niet volledig overeen te stemmen met de aankopen van de landbouw. Meststoffen, bestrijdingsmiddelen enz. kunnen ook voor andere doeleinden worden gekocht (voorraden bij de handel, verbruik van andere eenheden zoals openbare parken en huishoudens). In het systeem van de aanbod- en gebruiktabellen van de nationale rekeningen wordt het intermediair verbruik van de landbouw voor deze onvolkomenheid aangepast.
De toegevoegde waarde is gelijk aan het verschil tussen de productie en het intermediair verbruik.
Uitvoer FOB (Free On Board) geeft aan dat in de prijs van de producten de kosten van het transport tot aan het aan boord gaan van het schip in de haven van inscheping zijn inbegrepen.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Uitsplitsing totale productie naar de verschillende gewas- en diergroepen, verbruik van grondstoffen en diensten, bruto en netto toegevoegde waarde, agrarisch inkomen, subsidies en belastingen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
European Commission, 2000. Manual on the economic accounts for agriculture and forestry EAA/EA 97. EU, Luxemburg.
Opmerking
De landbouwrekeningen (LR) worden gebruikt voor het toezicht op en de beoordeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en meer in het algemeen ook voor allerlei analyses van de economische situatie van de landbouw. De LR vallen onder een EG-verordening. De vaststelling van een rechtsgrond voor de LR kan worden gezien als de follow-up van de verordening (EG) van het Europees Systeem van Rekeningen 1995.
De LR zijn satellietrekeningen van de Nationale rekeningen. Daarnaast vormen de LR mede de basis voor analyses over de inkomenssituatie in de land- en tuinbouw. De resultaten van deze analyses zijn bijvoorbeeld terug te vinden in publicaties van het CBS zoals de publicatie 'Land- en tuinbouwcijfers' en van het Landbouw Economisch Instituut zoals 'Actuele ontwikkeling van bedrijfsresultaten en inkomens' en het 'Landbouw-economisch bericht' dat in opdracht van het Ministerie van EL&I tot stand komt. Ook worden de Nationale rekeningen en dus impliciet de LR gebruikt voor input-output-analyse op het gebied van de landbouw- en voedingsector door o.a. het RIVM.
De afschrijvingen zijn voor de periode vanaf 1995 gereviseerd en daarmee zijn ook een aantal andere grootheden gereviseerd, waaronder de toegevoegde waarde (bruto, basisprijzen ).
Betrouwbaarheidscodering
C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen, de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
06
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2015). Productiewaarde land- en tuinbouw, 1995-2014 (indicator 2125, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.