Productiewaarde landbouw (1995-2009)
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
De totale productiewaarde van de landbouw lag in 2009 met 22,5 miljard euro ruim 19 procent hoger dan in 1995. De hoogste productiewaarde sinds 1995 had het jaar 2008 met 24,0 miljard euro. Daarna sloeg de recessie toe.
Stijging productiewaarde vooral door tuinbouw
In 2009 wordt 48% van de totale productiewaarde geleverd door het telen van gewassen, 38% door de veehouderij en 12% door agrarische dienstverlening, voornamelijk loonwerk. De productiewaarde van de veehouderijproducten laat in de periode 1995-2009 flinke schommelingen zien rond het gemiddelde van 8,6 miljard euro. Bij de teelt van gewassen is er een stijgende trend, waarbij de productiewaarde sinds 1995 met een kwart is toegenomen. De stijging komt voornamelijk voor rekening van het kweken van bloemen en planten.
Toegevoegde waarde in de landbouw, 1995 - 2009 | |||||||||
Totale productie | Akkerbouw- en tuinbouw-gewassen | Vee- houderij | Agrarische dienst-verlening | Overige goederen en diensten | Netto toegevoegde waarde | Netto toegevoegde waarde per bedrijf | |||
Mln. euro | 1000 euro | ||||||||
1995 | 18840 | 8580 | 8922 | 1244 | 95 | 6602 | 58,3 | ||
1996 | 19086 | 8630 | 9110 | 1248 | 97 | 6441 | 58,2 | ||
1997 | 20200 | 9145 | 9631 | 1319 | 105 | 7451 | 69,0 | ||
1998 | 19203 | 9338 | 8378 | 1383 | 104 | 6379 | 60,8 | ||
1999 | 18929 | 9385 | 7939 | 1496 | 109 | 5887 | 58,0 | ||
2000 | 19923 | 9627 | 8581 | 1600 | 115 | 6320 | 64,9 | ||
2001 | 20694 | 9970 | 8792 | 1809 | 123 | 6424 | 69,3 | ||
2002 | 20428 | 10178 | 8042 | 2089 | 118 | 5731 | 64,0 | ||
2003 | 20459 | 10724 | 7568 | 2049 | 118 | 6025 | 70,5 | ||
2004 | 20402 | 10106 | 8086 | 2091 | 119 | 5406 | 64,5 | ||
2005 | 20789 | 10174 | 8323 | 2171 | 121 | 5542 | 67,8 | ||
2006 | 22565 | 11208 | 8703 | 2407 | 247 | 6441 | 81,1 | ||
2007 | 23580 | 11724 | 9062 | 2495 | 299 | 6231 | 81,2 | ||
2008* | 24035 | 11408 | 9673 | 2657 | 297 | 5162 | 68,7 | ||
2009* | 22465 | 10846 | 8643 | 2696 | 280 | 4298 | 58,9 | ||
Bron: CBS Landbouwrekeningen. | CBS/CLO/nov10/2125 | ||||||||
* De cijfers van 2008 en 2009 zijn voorlopig. |
Netto toegevoegde waarde daalt
De netto toegevoegde waarde van de gehele landbouw laat een grotendeels dalende lijn zien. Sinds 1995 zijn de kosten gestegen en staan de prijzen voor landbouwproducten onder grote druk. De gemiddelde netto toegevoegde waarde per agrarisch bedrijf heeft, door schaalvergroting en betere landbouwmethoden, na 1995 een stijgende trend, totdat de recessie zijn intrede doet. Door de recessie viel de netto toegevoegde waarde per bedrijf in twee jaar tijd weer terug tot het niveau van 1995.
Bronnen
Relevante informatie
- Meer gegevens over de land- en tuinbouw is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Landbouwrekeningen (LR): 'Productiewaarde landbouw (1995-2009)'
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de productiewaarde en de netto toegevoegde waarde van de landbouw in Nederland, aangevuld met de ontwikkeling van de netto toegevoegde waarde per bedrijf.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- Een van de belangrijkste kenmerken van de Landbouwrekeningen is gelegen in het feit, dat de output (productiewaarde) van de meeste producten wordt berekend op basis van de formule "waarde = hoeveelheid x prijs". Deze aanpak vloeit grotendeels voort uit de moeilijkheid om landbouwrekeningen op te stellen aan de hand van goede steekproeven van bedrijfsboekhoudingen.De plantaardige productie kan in het algemeen op twee manieren worden gewaardeerd, namelijk op basis van de middelen of op basis van de bestedingen. De eerste manier gaat uit van een schatting van geproduceerde hoeveelheden, bijvoorbeeld aan de hand van het beteelde areaal of de oogstraming van afzonderlijke gewassen. De tweede manier gaat uit van de verrichte aankopen van plantaardige producten door de bedrijfstakken die producten gebruiken, het saldo van in- en uitvoer van binnen de bedrijfstak landbouw geproduceerde en verbruikte hoeveelheden, de veranderingen in de voorraden in de productiefase en het gebruik voor eigen rekening (grotendeels verbruik binnen de eenheid). De tweede manier is uitermate geschikt wanneer de kopers van deze landbouwproducten gemakkelijk kunnen worden geïdentificeerd en de andere elementen bestedingen beperkt van omvang zijn. Voor de controle van de samenhang en de betrouwbaarheid van de gegevens wordt dan een fysieke balans opgesteld.Voor de waardering van de dierlijke productie zijn de belangrijkste bronnen de slachtstatistieken, de gegevens over de in- en uitvoer van levende dieren en de statistieken van de veestapel. De output van dierlijke producten (vooral melk) kan,vanwege het specifieke gebruik, meestal geschat worden aan de hand van de verkoop van die producten aan de verwerkende bedrijfstakken, zoals de zuivelfabrieken en de verpakkingsbedrijven.De meeste goederen voor intermediair verbruik (zoals zaai- en plantgoed, meststoffen en bestrijdingsmiddelen) kunnen in wezen alleen binnen de landbouw worden gebruikt. Daarom worden deze aankopen door de landbouw gebaseerd op gegevens over de verkopen van de bedrijfstakken die deze goederen aanbieden (met inachtneming van de buitenlandse handel).Toepassing van deze aanpak voor het intermediaire verbruik brengt echter risico's met zich mee. De verkopen van deze producenten hoeven immers niet volledig overeen te stemmen met de aankopen van de landbouw. Meststoffen en bestrijdingsmiddelen bijvoorbeeld, kunnen ook voor andere doeleinden worden gekocht (voorraden bij de handel, verbruik van andere eenheden zoals openbare parken en huishoudens). In het systeem van de aanbod- en gebruiktabellen van de nationale rekeningen wordt het intermediare verbruik van de landbouw voor deze onvolkomenheid aangepast.De toegevoegde waarde van de landbouw is dan gelijk aan het verschil tussen de productie en het intermediaire verbruik.Meer informatie over de landbouw in Nederland is te vinden op Statline.
- Basistabel
- Landbouwproductie en toegevoegde waarde. Zie: Land- en tuinbouwcijfers 2010.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Uitsplitsing totale productie naar de verschillende gewas- en diergroepen, verbruik van grondstoffen en diensten, bruto en netto toegevoegde waarde, agrarisch inkomen, subsidies en belastingen
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Manual on the economic accounts for agriculture and forestry.
- Opmerking
- De (LR) worden gebruikt voor het toezicht op en de beoordeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en meer in het algemeen ook voor allerlei analyses van de economische situatie van de landbouw. De LR vallen onder een EG-verordening. De vaststelling van een rechtsgrond voor de LR kan worden gezien als de follow-up van de verordening (EG) van het Europees Systeem van Rekeningen 1995 De LR zijn satellietrekeningen van de Nationale rekeningen. Daarnaast vormen de LR mede de basis voor analyses over de inkomenssituatie in de land- en tuinbouw. De resultaten van deze analyses zijn bijvoorbeeld terug te vinden in publicaties van het CBS zoals de publicatie 'Land- en tuinbouwcijfers' en van het Landbouw Economisch Instituut zoals 'Actuele ontwikkeling van bedrijfsresultaten en inkomens' en het 'Landbouw-economisch bericht' dat in opdracht van het Ministerie van LNV tot stand komt. Ook worden de Nationale rekeningen en dus impliciet de LR gebruikt voor input-output analyse op het gebied van de landbouw- en voedingsector door o.a. het RIVM.
- Betrouwbaarheidscodering
- C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen, de representatieviteit is grotendeels gewaarborgd).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Productiewaarde landbouw (1995-2009) (indicator 2125, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.