Intensieve veehouderij in reconstructiegebieden, 2000 - 2008
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator, die verbonden is aan de monitoring van de Nota Ruimte, wordt niet meer bijgehouden (de Nota Ruimte is geen vigerend ruimtelijk beleid meer).
Het aantal intensieve veehouderijen binnen de reconstructiegebieden daalt sinds 2000. De bundeling van de intensieve veehouderijbedrijven in landbouwontwikkelingsgebieden binnen het reconstructiegebied is toegenomen van 12% in 2000 naar 16% in 2008. De regeling beëindiging veehouderijtakken heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan deze bundeling.
Bundeling van de intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden binnen de reconstructie intensieve veehouderij | ||||
2000 | 2004 | 2006 | 2008 | |
Aantal bedrijven | 12% | 14% | 15% | 16% |
Aantal NGE | 14% | 16% | 16% | 17% |
Aantal kalveren | 14% | 17% | 16% | 18% |
Aantal varkens | 13% | 16% | 17% | 17% |
Aantal pluimvee | 14% | 16% | 16% | 18% |
Aantal overige hokdieren | 11% | 11% | 11% | 12% |
Bron: CBS Meilandbouwtellingen, bewerking LEI en PBL |
Bundeling intensieve veehouderij in reconstructiegebieden
De bundeling van intensieve veehouderijbedrijven in landbouwontwikkelingsgebieden binnen het reconstructiegebied is toegenomen van 12% in 2000 naar 16% in 2008. Tussen 2006 en 2008 was de toename 1%. Ook de concentratie van het aantal hokdieren nam toe in deze periode; kalveren met 1% en pluimvee met 2%. De concentratie van varkens bleef ongewijzigd op 17%.
Het hogere bundelingspercentage voor de intensieve veehouderij in de reconstructiegebieden is het gevolg van een groei in de landbouwontwikkelingsgebieden, een daling in de extensiveringsgebieden en lagere groeipercentages in de verwevingsgebieden. De regeling beëindiging veehouderijtakken heeft een belangrijkere bijdrage geleverd aan deze bundeling (met name effect tussen 2000 en 2004) dan het in 2002 ingezette reconstructiebeleid. Dat komt omdat bedrijfsverplaatsingen doorgaans enige tijd (jaren) in beslag nemen.
Ontwikkeling aantal intensieve veehouderijbedrijven
In de periode 2006-2008 nam het aantal bedrijven met intensieve veehouderij in Nederland sterker af dan tussen 2004 en 2006, respectievelijk met een gemiddeld jaarlijkse percentage van 6,4% en 2,9%. Voor het totale reconstructiegebied bedragen deze afnamen respectievelijk 5,0% en 3,6%. De afname in het reconstructiegebied is iets lager dan de landelijke trend.
Van de in 2000 ruim 20.500 bedrijven met hokdieren in Nederland, zijn er in 2008 nog bijna 12.700 over, ruim 9.500 daarvan bevinden zich in het reconstructiegebied in Zuid- en Oost-Nederland. Dit beeld komt overeen met de al twee decennia voortgaande daling van het aantal bedrijven in deze sector.
In alle reconstructiezones neemt het aantal intensieve veehouderijbedrijven in zowel de periode 2004-2006 als 2006-2008 af. Hierbij laten de gemiddelde jaarlijkse groeipercentages in de laatste periode een duidelijk sterkere afname zien. In de landbouwontwikkelingsgebieden is de afname het laagst, in de extensiveringsgebieden en de zones buiten de reconstructiegebieden (vooral gelegen in Noord- en West-Nederland) het hoogst.
Ontwikkeling aantal hokdieren
Het aantal hokdieren is evenals in de voorgaande periode tussen 2006 en 2008 toegenomen met een gemiddeld jaarlijkse groeipercentage dat iets lager ligt dan in de periode 2004-2006. Voor het gehele reconstructiegebied ligt de groei iets lager dan de landelijke trend. Tussen de verschillende hokdiertypen zijn grote verschillen: de overige hokdieren (voornamelijk konijnen en pelsdieren) en kalveren groeien het hardst, daarna volgen de varkens en het pluimvee. In 2008 telt Nederland ruim 113 miljoen hokdieren, 75 miljoen hiervan bevinden zich binnen het reconstructiegebied van de intensieve veehouderij.
Binnen de extensiveringsgebieden neemt met uitzondering van kalveren het aantal hokdieren af tussen 2006 en 2008. In de voorgaande periode was hier nog sprake van enige groei. In de landbouwontwikkelingsgebieden is sprak van groei bij alle hokdiertypen met gemiddelde jaarlijkse groeipercentages die aanzienlijk hoger liggen dan in de periode 2004-2006 (3 tot 6% respectievelijk 5-14%). De verwevingsgebieden tonen in de laatste periode lagere groeipercentages voor kalveren en pluimvee maar niet voor varkens en overige hokdieren.
Reconstructiebeleid intensieve veehouderij
De reconstructie intensieve veehouderij heeft als doel een nieuw evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik en de kwaliteit van het landelijk gebied in Zuid- en Oost-Nederland. De reconstructieplannen van de provincies schetsen dit nieuwe evenwicht en geven aan hoe ze gerealiseerd worden. Directe aanleiding voor de reconstructie was de varkenspestcrisis van 1997. Nadien werd duidelijk dat het platteland een grondige kwaliteitsverbetering nodig heeft. Bij de reconstructie wordt niet alleen een oplossing gezocht voor de situatie in de intensieve veehouderij, maar wordt een opeenstapeling van problemen op het platteland integraal aangepakt. Hiertoe is op 1 april 2002 de reconstructiewet concentratiegebieden in werking getreden. Voor deze gebieden wordt een onderling samenhangend complex van maatregelen en voorzieningen voorbereid, vastgesteld en uitgevoerd die de doelstellingen van de reconstructiewet moeten verwezenlijken. De reconstructieplannen kennen een planperiode van twaalf jaar.
Zonering reconstructiegebied intensieve veehouderij
Deze indicator beperkt zich tot het deel van de reconstructie dat betrekking heeft op de locatie van de intensieve veehouderij. In de wet is een integrale zonering vastgelegd:
- landbouwontwikkelingsgebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;
- verwevingsgebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;
- extensiveringsgebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
Na de varkenspest is -ook in de Reconstructiewet- een verplichte voorziening gemaakt om veterinaire redenen: de varkensvrije zones, kortweg de VVZ's. Die zones zouden vrij zijn dan wel vrijgemaakt worden van varkenshouderijen. Met de mogelijkheid om bij uitbraak van een aantal dierziekten in te enten, een EU-maatregel in 2004, verviel de veterinaire noodzaak van deze VVZ's. Deze VVZ's zijn in de wet blijven staan, maar in onderlinge afstemming tussen het Rijk en de vijf reconstructieprovincies is afgesproken deze verplichting niet te uit te voeren.
Omvang van het reconstructiegebied
Het reconstructiegebied voor de intensieve veehouderij omvat 33% van het landoppervlak van Nederland (grote delen van de provincies Overijssel, Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg) en bevat in 2008 meer bijna 76% van alle bedrijven met intensieve veehouderij met bijna 86% van alle varkens, bijna 76% van alle kalveren in Nederland en 64% van het pluimvee. Van het reconstructiegebied is 4,5% van het oppervlak landbouwontwikkelingsgebied (intensiveringsgebied), 42,1% verwevingsgebied, 41,8% extensiveringsgebied en 11,6% van het gebied valt buiten de zonering van de reconstructie; dit is met name stedelijk gebied en oppervlaktewateren.
Beleid Nota Ruimte met betrekking tot reconstructie intensieve veehouderij
Het beleid in de Nota Ruimte streeft naar bundeling van niet-grondgebonden landbouw en vitalisering van de concentratiegebieden voor intensieve veehouderij. Daarmee sluit de nota aan op het bestaande reconstructiebeleid voor de intensieve veehouderij, die een uitplaatsing vanuit extensiveringsgebieden naar landbouwontwikkelingsgebieden voorziet.
Relevante doelstellingen Nota Ruimte:
Uitvoeringsdoelstellingen:
- Bundeling van niet grondgebonden landbouw; duurzame vitalisering van de 'concentratiegebieden' intensieve veehouderij in Zuid- en Oost-Nederland
Operationele doelstellingen:
- Duurzame en vitale landbouw
Algemene doelstellingen:
- Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Locatie intensieve veehouderij in reconstructiegebieden
- Omschrijving
- Ruimtelijke ontwikkeling van de intensieve veehouderij binnen de zoneringen van de reconstructiegebieden in Zuid- en Oost-Nederland.
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
- Berekeningswijze
- Bij de verschillende betrokken provincies is de meest recente versie van de vastgestelde zoneringen binnen het reconstructiegebied als GIS-bestand opgevraagd. In vergelijking met de eerdere metingen hebben zich enkele kleine veranderingen in de zonering voorgedaan. Per saldo is het landbouwontwikkelingsgebied een kleine procent groter geworden, het extensiveringsgebied een half procent groter en het verwevingsgebied ruim een half procent kleiner. Het LEI (Landbouw Economisch Instituut) heeft op basis van de resultaten van de landbouwtelling van 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 tellingen binnen de verschillende zoneringen van het reconstructiegebied uitgevoerd voor het aantal hokdierbedrijven (zowel gespecialiseerd als nevenactiviteit), het aantal NGE (Nederlandse Grootte Eenheden) en het aantal hokdieren uitgesplitst naar kalveren, varkens, pluimvee en overige hokdieren (met name konijnen en pelsdieren). De waarden van deze tellingen voor deze meting liggen iets hoger dan de vorige meting. Een van de redenen dat de resultaten wat hoger zijn is dat er voorheen werd gerekend met de bedrijven die ruimtelijk daadwerkelijk binnen de polygonen van de provincies vielen, waarbij de grote waterlichamen zijn uitgesloten. Het komt echter voor dat de puntlocaties van bedrijven, door onnauwkeurigheid, net buiten die grens vallen. Nu zijn alle punten meegenomen met een manier waarbij de dichtstbijzijnde polygoon wordt gebruikt als de polygoon waarin dat punt zou moeten liggen.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Reconstructiegebieden Zuid- en Oost-Nederland
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- In de landbouwtelling wordt de telling opgenomen en gelokaliseerd op het registratieadres van de boer. Omdat uit de landbouwtellingen niet duidelijk wordt waar de percelen precies liggen, is verder als uitgangspunt genomen dat wanneer de bedrijfsgebouwen (registratieadressen) binnen de bundelingsgebieden/gemeenten liggen, wordt verondersteld dat de bijbehorende grond ook binnen deze gebieden ligt. Dit verschijnsel kan tot een hogere concentratie of bundeling leiden dan feitelijk het geval is.Bij de interpretatie van de gegevens spelen de effecten van de Regeling beëindiging Veehouderijtakken (RbV) nog een rol. Via deze regeling heeft de overheid in 2000 en 2001 bij circa 4.000 bedrijven de mestproductierechten opgekocht. De effectuering heeft zich uitgestrekt tot in 2003. De fikse daling, ook die tussen 2002 en 2004, is vrijwel volledig toe te schrijven aan de RbV.De Reconstructiewet kan onmogelijk al direct effect hebben gehad op de cijfers. Bedrijfsverplaatsingen kosten nogal wat tijd en verlopen moeizaam, maar er zijn inmiddels circa 25 bedrijven verplaatst in de periode tot 2010. Wat wel opvalt, is dat de afname in de veestapel in de extensiveringsgebieden tussen 2000 en 2004 harder gaat dan in de verweving- en landbouwontwikkelingsgebieden. Mogelijk heeft een soort schaduwwerking van de Reconstructiewet opgetreden, waarbij relatief veel veehouders - vermoedend dat ze in extensiveringsgebied zouden komen te liggen - gestopt zijn met behulp van de generieke RbV.
De verslechtering binnen de intensieve veehouderij sinds de uitbraak van de varkenspest in 1997 en andere ziekten daarna zal ook van invloed zijn geweest. - Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Intensieve veehouderij in reconstructiegebieden, 2000 - 2008 (indicator 2037, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.