Intensieve veehouderij in reconstructiegebieden, 2000 - 2006

Intensieve veehouderij in reconstructiegebieden

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het aantal intensieve veehouderijbedrijven binnen de reconstructiegebieden daalt sinds 2000, zij het de laatste jaren minder snel dan daarvoor. Na een daling tussen 2000 en 2004, groeit het aantal dieren wel. De licht toegenomen bundeling van bedrijven en dieren in landbouwontwikkelingsgebieden binnen de reconstructie is vooral toe geschrijven aan een sterkere daling in verwevings- en extensiveringgebieden. De regeling beëindiging veehouderijtakken heeft een belangrijkere bijdrage geleverd aan deze bundeling dan het in 2002 in gezette reconstructiebeleid omdat bedrijfsverplaatsingen doorgaans enige tijd (jaren) in beslag nemen.

Bundeling van de intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden binnen de reconstructie intensieve veehouderij.
  20002002  2004 2006
%    
Aantal bedrijven13141515
Aantal NGE14151616
Aantal mestkalveren14161717
Aantal varkens13161617
Aantal pluimvee15141617
Aantal overige hokdieren12101212
Bron: CBS Meilandbouwtellingen, bewerking LEI en RPB

Beleid Nota Ruimte reconstructie intensieve veehouderij

Het beleid in de Nota Ruimte streeft naar bundeling van niet-grondgebonden landbouw en vitalisering van de concentratiegebieden voor intensieve veehouderij. Daarmee sluit de nota aan op het bestaande reconstructiebeleid voor de intensieve veehouderij, die een uitplaatsing vanuit extensivering naar landbouwontwikkelingsgebieden voorziet.

Ontwikkeling aantal bedrijven

In de periode 2004-2006 nam het aantal bedrijven met intensieve veehouderij in Nederland minder sterk af dan tussen 2000 en 2004, respectievelijk met een gemiddeld jaarlijkse percentage van -3,4 en -7,0%. Voor het reconstructiegebied bedragen deze afnamen respectievelijk -4,1% en -7,5%. In totaal waren er in 2000 in Nederland nog ruim 20.000 bedrijven met hokdieren (zowel specialisatie als nevenactiviteit), in 2006 zijn er nog ruim 14.000 over, ruim 10.000 daarvan bevinden zich in het reconstructiegebied in Zuid- en Oost-Nederland. Dit beeld komt overeen met de al twee decennia voortgaande daling van het aantal bedrijven in deze sector.
In alle reconstructiezones neemt het aantal intensieve veehouderij bedrijven in zowel de periode 2000-2004 als 2004-2006 af. Maar de gemiddelde jaarlijkse groeipercentages laten in de laatste periode een duidelijk minder sterke afname zien. In het landbouwontwikkelingsgebied is de afname het laagste, in het extensiveringgebied het hoogste.

Ontwikkeling aantal hokdieren

Wat betreft de ontwikkeling van het aantal hokdieren zijn de gemiddelde jaarlijkse afnamen in de periode 2000-2004 over bijna de gehele linie van 2004 tot 2006 omgeslagen in positieve groeipercentages. Dit is met name het geval in het landbouwontwikkelingsgebied en het verwevinggebied. Van alle varkens in het reconstructiegebied bevindt zich in 2006 67% procent in het verwevinggebied. In 2000 was dit nog 60%. In het extensiveringgebied is daarentegen met name in de periode 2000-2004 het aandeel hokdieren juist afgenomen met 5% tot 8%.

Bundeling intensieve veehouderij in reconstructiegebieden
Op basis van het aantal bedrijven is sprake van een gelijkblijvende bundeling of concentratie van de intensieve veehouderij in de reconstructiegebieden binnen de intensiveringgebieden tussen 2004 en 2006 ( beide 15 procent). Een lichte stijging ten opzichte van het bundelingpercentage van 13% in 2000.  In het extensiveringgebied komen ook in de laatste periode de hoogste afnamen voor. Deze ontwikkelingen in het reconstructiegebied zijn globaal in lijn met het in 2002 ingezette reconstructiebeleid.

Reconstructiebeleid intensieve veehouderij

De reconstructie intensieve veehouderij wil een nieuw evenwicht tot stand brengen tussen het gebruik en de kwaliteit van het landelijk gebied in Zuid- en Oost-Nederland. De reconstructieplannen van de provincies schetsen dit nieuwe evenwicht en geven aan hoe ze gerealiseerd worden. Directie aanleiding voor de reconstructie was de varkenspestcrisis van 1997. Nadien werd duidelijk dat het platteland een grondige kwaliteitsverbetering nodig heeft. Bij de reconstructie wordt niet alleen een oplossing gezocht voor de situatie in de intensieve veehouderij, maar wordt een opstapeling van problemen op het platteland integraal aangepakt. Hiertoe is op 1 april 2002 de reconstructiewet concentratiegebieden in werking getreden. Voor deze gebieden wordt een onderling samenhangend complex van maatregelen en voorzieningen voorbereid, vastgesteld en uitgevoerd die de doelstellingen van de reconstructiewet moeten verwezenlijken. De reconstructieplannen kennen een planperiode van twaalf jaar.

Zonering reconstructiegebied intensieve veehouderij

Deze indicator beperkt zich tot het deel van de reconstructie dat betrekking heeft op de locatie van de intensieve veehouderij. In de wet is een integrale zonering vastgelegd:

  • landbouwontwikkelingsgebied of intensiveringgebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet, of in het kader van de reconstructie zal voorzien, in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;
  • verwevinggebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;
  • extensiveringgebied: ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.


Na de varkenspest is -ook in de Reconstructiewet- een verplichte voorziening gemaakt om veterinaire redenen: de varkensvrije zones, kortweg de VVZ's. Die zones zouden vrij zijn dan wel vrijgemaakt worden van varkenshouderijen. Met de mogelijkheid om bij uitbraak van een aantal dierziekten in te enten,  een EU-maatregel in 2004, verviel de veterinaire noodzaak van deze VVZ's. Deze VVZ's zijn in de wet blijven staan, maar in onderlinge afstemming  tussen het Rijk en de vijf reconstructieprovincies is deze verplichting tot een dode letter verklaard.

Omvang van het reconstructiegebied

Het reconstructiegebied voor de intensieve veehouderij omvat 33% van het landoppervlak van Nederland (grote delen van de provincies Overijssel, Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg) en bevat in 2006 meer dan 71% van alle bedrijven met intensieve veehouderij met meer dan 82% van alle varkens, bijna 75% van alle mestkalveren in Nederland en 63% van het pluimvee. Van het reconstructiegebied is 4,5% van het oppervlak landbouwontwikkelingsgebied (intensiveringgebied), 42,3% verwevinggebied, 41,6% extensiveringgebied en 11,6% van het gebied valt buiten de zonering van de reconstructie; dit is met name stedelijk gebied en oppervlaktewateren. 

Relevante doelstellingen Nota Ruimte

Uitvoeringsdoelstellingen:

  • Bundeling van niet grondgebonden landbouw; duurzame vitalisering van de 'concentratiegebieden' intensieve veehouderij in Zuid- en Oost-Nederland


Operationele doelstellingen:

  • Duurzame en vitale landbouw


Algemene doelstellingen:

  • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Locatie intensieve veehouderij in reconstructiegebieden
Omschrijving
Ruimtelijke ontwikkeling van de intensieve veehouderij binnen de zoneringen van de reconstructiegebieden in Zuid- en Oost-Nederland.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
Berekeningswijze
Bij de verschillende betrokken provincies is de meest recente versie van de vastgestelde zoneringen binnen het reconstructiegebied als GIS-bestand opgevraagd. In vergelijking met de nulmeting die in 2005 is uitgevoerd blijken zich geen grote veranderingen in de zonering te hebben voorgedaan. Van Gelderland was al direct na de vorige meting een bestand ontvangen met enkele wijzigingen in het landbouwontwikkelingsgebied en nadere detailleringen in het extensivering- en verwevinggebied die nu wel grotendeels konden worden meegenomen. Ook voor Salland-Twente, Utrecht-Oost en Limburg zijn verbeterde versies ontvangen. Per saldo het Landbouwontwikkelingsgebied een kleine half procent kleiner geworden en het gebied zonder zonering binnen het reconstructiegebied met een half proces gegroeid.Het LEI (Landbouw Economisch Instituut) heeft vervolgens op basis van de resultaten van de landbouwtelling van 2000, 2002, 2004 en 2006 tellingen binnen de verschillende zoneringen van het reconstructiegebied uitgevoerd voor het aantal hokdierbedrijven (zowel gespecialiseerd als nevenactiviteit), het aantal NGE (Nederlandse Grootte Eenheden) en het aantal hokdieren uitgesplitst naar mestkalveren, varkens, pluimvee en overige hokdieren (met name konijnen en pelsdieren).  Een wijziging ten opzichte van de nulmeting in 2005 is dat nu alle bedrijven met hokdieren bij de tellingen zijn meegenomen, dus naast de gespecialiseerde hokdierbedrijven zijn ook alle bedrijven meegenomen waar de hokdieren een nevenactiviteit zijn. Dit levert aanzienlijk hogere aantallen bedrijven en dieren op. Een tweede wijziging betreft het vervallen van de tellingen van kilogrammen stikstof en fosfaat. Deze bleken niet voor alle jaargangen beschikbaar te zijn.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Reconstructiegebieden Zuid- en Oost-Nederland
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
In de landbouwtelling wordt de telling opgenomen en gelokaliseerd op het registratieadres van de boer. Omdat uit de landbouwtellingen niet duidelijk wordt waar de percelen precies liggen, is verder als uitgangspunt genomen dat wanneer de bedrijfsgebouwen (registratieadressen) binnen de bundelinggebieden/gemeenten liggen, wordt verondersteld dat de bijbehorende grond ook binnen deze gebieden ligt. Dit verschijnsel kan tot een hogere concentratie of bundeling leiden dan feitelijk het geval is.Bij de interpretatie van de gegevens spelen de effecten van de Regeling beëindiging Veehouderijtakken (RbV) nog een rol. Via deze regeling heeft de overheid in 2000 en 2001 bij circa 4.000 bedrijven de mestproductierechten opgekocht. De effectuering heeft zich uitgestrekt tot in 2003. De fikse daling, ook die tussen 2002 en 2004, is vrijwel volledig toe te schrijven aan de RbV.De Reconstructiewet kan onmogelijk al direct effect hebben gehad op de cijfers. Bedrijfsverplaatsingen kosten nogal wat tijd; er is misschien een enkel bedrijf verplaatst. Wat wel opvalt, is dat de afname in de veestapel in de extensiveringgebieden harder gaat dan in de verweving- en intensiveringgebieden. Mogelijk heeft een soort schaduwwerking van de Reconstructiewet opgetreden, waarbij relatief veel veehouders - vermoedend dat ze in extensiveringgebied zouden komen te liggen - gestopt zijn met behulp van de generieke RbV. 
De verslechtering binnen de intensieve veehouderij sinds de uitbraak van de varkenspest in 1997 en andere ziekten daarna zal ook van invloed zijn geweest. 
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2009). Intensieve veehouderij in reconstructiegebieden, 2000 - 2006 (indicator 2037, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.