Staat van instandhouding soorten en habitattypen Habitatrichtlijn en trends vogels Vogelrichtlijn, 2013-2018

In Nederland heeft ca 90% van de habitattypen een ongunstige Staat van Instandhouding (svi). Ongeveer drie kwart van de habitatrichtlijnsoorten verkeert in een ongunstige svi. Van circa 30 procent van de habitattypen en bijna 40 procent van de planten- en diersoorten is de trend positief of is de gunstige staat van instandhouding reeds bereikt. Daar staat tegenover dat voor ruim 20 procent van de habitattypen en soorten de staat van instandhouding ongunstig is en ze verder afnemen. Ongeveer de helft van de vogels van de Vogelrichtlijn (broedvogels en niet- broedvogels) hebben op de lange termijn (sinds 1980) een positieve trend in de populatieomvang.

Einddoel gunstige staat van instandhouding Europese natuur nog niet in zicht

Deze indicator geeft het aandeel habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn met een gunstige, matig ongunstige of zeer ongunstige staat van instandhouding. Daarnaast geeft de indicator het aandeel vogelsoorten dat beschermd is onder de Vogelrichtlijn met een toenemende, stabiele, onzekere of negatieve trend van de populatie op de korte (afgelopen 12 jaar) en lange termijn (sinds 1980). Het einddoel van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is om alle soorten en habitattypen onder de VHR in een gunstige (HR) staat te brengen en de vogelpopulaties te verbeteren (VR). Dit doel is nog niet in zicht. Daarnaast is de doelstelling van de korte termijn, dat soorten en habitattypen niet mogen verslechteren. In Nederland hebben 6 habitattypen (12%) een gunstige staat van instandhouding. Uit de rapportage blijkt dat de belangrijkste drukfactoren op de natuur tegenwoordig zijn: vermesting, verdroging en verzuring mede veroorzaakt door de landbouw, de natuurlijke successie, invasieve exoten en het ontbreken van of inadequaat beheer (Bijlsma et al., 2020). De klimaatverandering is de belangrijkste bedreiging in de toekomst.


Van de habitatrichtlijnsoorten verkeert in Nederland 26% (21 soorten) in een gunstige staat. De belangrijkste drukfactoren zijn stedelijke ontwikkeling en infrastructuur, het overmatig gebruik van meststoffen en pesticiden in de landbouw, inadequaat beheer en verdroging (Bijlsma et al., 2020). Van de soorten en habitattypen in een ongunstige staat, zijn er meer soorten en habitattypen waarvan de trend afneemt dan waarvan de trend verbeterd. Netto is er dus geen verbetering geweest van de ongunstige staat van instandhouding van soorten en habitattypen.


In Nederland heeft 48% van de broedvogels op lange termijn (sinds 1980) een positieve trend. Op de korte termijn (afgelopen 12 jaar) is dit 37%. Voor de niet-broedvogels, zoals trekvogels en overwinteraars, heeft 53% een toenemende trend op de lange termijn en 31% op de korte termijn. Er zijn meer soorten broedvogels en niet-broedvogels met een positieve trend, dan met een afnemende trend. De belangrijkste oorzaken van achteruitgang van vogelpopulaties is het overmatig gebruik van meststoffen en pesticiden door de landbouw, onnatuurlijk peilbeheer, visserij, toenemende bebouwing en recreatie (Bijlsma et al., 2020). Voor de toekomst wordt een toenemende negatieve impact verwacht van de gevolgen van de klimaatverandering en de aanleg van windmolenparken en zonneparken.

Werkelijke veranderingen van de habitatrichtlijn ten opzichte van de periode 2007-2012

De staat van instandhouding in de periode 2013-2018 is ongeveer gelijk gebleven met de rapportage van zes jaar geleden (over de periode 2007-2012). Verandering in de staat van instandhouding zijn voor het leeuwendeel geen werkelijke verbeteringen of verslechteringen, maar te wijten aan 'verbeterde kennis en meer accurate gegevens' of veranderingen in methode van bijvoorbeeld monitoring. Voor de soorten waar deze methodische aspecten spelen, wordt nu een verslechtering genoteerd, maar in werkelijkheid heeft er geen verandering plaatsgevonden. Er zijn echter wel veranderingen opgestreden. Van de habitatrichtlijnsoorten is 16% (13 soorten) werkelijk verbeterd, van de habitattypen is dat 4% (2 habitattypen). Daarentegen is 9% (7 soorten) van de habitatrichtlijnsoorten en 6% (3 habitattypen) van de habitattypen werkelijk verslechterd. Het aantal vogelsoorten met een afnemende populatietrend op de korte termijn (afgelopen 12 jaar) is tussen de perioden ongeveer gelijk gebleven voor niet-broedvogels en gedaald voor broedvogels. Het aantal vogelsoorten met een toenemende populatietrend op de korte termijn is gedaald voor broedvogels en niet-broedvogels. Netto verbetert alleen de staat van instandhouding van de habitatrichtlijn soorten.


Van de habitattypen zijn bijvoorbeeld de Witte duinen (H2120) er werkelijk op vooruitgegaan. Dit komt door een sterke toename van het areaal in goede conditie. Veel typische soorten van dit habitattype laten een toename zien in verspreiding. Het habitattype Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden (H3150) is een voorbeeld van een werkelijke verslechtering. Dit komt onder andere omdat invasieve rivierkreeftsoorten het habitattype in verschillende provincies bedreigen, landbouwactiviteiten die het water vervuilen en (grond)wateronttrekking.


Van de habitatrichtlijn-soorten is bijvoorbeeld de groenknolorchis (Liparis loeselii) sprake van een werkelijke verbetering. Dit wordt verklaard door natuurbeheer dat gericht is op het ontstaan van eerdere successiestadia, waardoor er in veel natuurterreinen meer geschikt habitat is gecreëerd, waar de soort van profiteert. Bij voortzetting van dit natuurbeheer zou de soort in Nederland duurzaam behouden kunnen worden. De ruige dwergvleermuis (pipistrellus nathusii) is een soort die er werkelijk op is achteruitgegaan. De soort is deels afhankelijk van gebouwen als rustplaats, die door het energiezuiniger maken van oude en nieuwe gebouwen minder geschikt worden. Daarnaast is bekend dat de soort slachtoffer is van windturbines.
De meest actuele trends van habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten staan in:

Rapportageverplichtingen Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn

De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn leggen de lidstaten verplichtingen op om een gunstige staat van zowel habitattypen als soorten te behouden of te herstellen. De staat van instandhouding wordt vastgesteld aan de hand van de status en trend in de verspreiding, populatieomvang van de soort, de kwaliteit van het leefgebied en het toekomstperspectief. Voor habitattypen gaat het om de verspreiding, oppervlakte, structuur en functie en het toekomstperspectief. De Vogelrichtlijn schrijft een dergelijke beoordeling niet (meer) voor (ETC-BDa 2016). Lidstaten moeten op grond van artikel 12 van de Vogelrichtlijn (VR) elke zes jaar aan de Europese Unie rapporteren over de kort- en langjarige trends in termen van populatieomvang en verspreiding. Op grond van artikel 17 van de Habitatrichtlijn (HR) moet worden gerapporteerd over de status en de trends van soorten en habittattypen (zie NL artikel 17- en NL artikel 12 rapportages; ETC-BDa,b 2016). De volgende rapportage is gepland in 2025.

Beleid gericht op toename gunstige staat

Ook het Nederlandse beleid is erop gericht om de gunstige staat van de soorten en habitattypen vallend onder de VHR binnen Nederland te realiseren. De informatie uit deze indicator maakt helder hoe groot de opgave is met betrekking tot de realisatie van de VHR doelstelling. Het geeft informatie over welke soorten, habitattypen en vogels nog geen gunstige staat hebben. De onderliggende aspecten waarop de beoordeling plaatsvindt bevat informatie over waar deze habitattypen en soorten zich bevinden en welke aspecten knelpunten vormen. Deze informatie kan gebruikt worden in het formuleren van herstelmaatregelen om de Europese doelen te realiseren. De Natura 2000-gebieden zijn voor het grootste deel onderdeel van het NNN, waarmee realisatie van het NNN ook een belangrijk instrument is om de vereiste gunstige staat te bereiken voor de in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn beschermde plantensoorten, diersoorten en habitattypen. Daarnaast dragen ook maatregelen buiten het NNN bij aan het realiseren van een gunstige staat van instandhouding. Beschermde soorten en habitattypen komen ook voor buiten de Natura 2000-gebieden en het NNN. Uiteindelijk wordt de staat van instandhouding bepaald voor Nederland als geheel, ongeacht voorkomen binnen of buiten Natura 2000 gebieden of NNN. Er zijn veel meer maatregelen nodig buiten de NNN om een gunstige staat van instandhouding voor alle soorten en habitattypen te bereiken.

EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030

De Europese Commissie (EU) heeft in 2020 een strategie aangenomen om de toestand van de biodiversiteit in Europa tegen 2030 te beschermen en te verbeteren . Deze heeft als streefdoel om de achteruitgang van alle soorten en habitattypen onder Europese regelgeving te stoppen en hun staat te verbeteren. De biodiversiteitsstrategie heeft tot doel om in 2030 30 % van de beschermde habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn een goede staat van instandhouding hebben of op zijn minst een positieve trend laten zien (EC, 2020).

Bronnen

  • https://cdr.eionet.europa.eu/nl/eu/art12/
  • https://cdr.eionet.europa.eu/nl/eu/art17/
  • Bijlsma et al., 2020. Europese Vogel- en Habitatrichtlijn 2019 Nederlandse rapportages over de status van de soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn in de periode 2013-2018. WOT brochure.
  • Janssen, J.A.M. (red.), R.J. Bijlsma (red.), G.H.P. Arts, M.J. Baptist, S.M. Hennekens, B. de Knegt, T. van der Meij, J.H.J. Schaminée, A.J. van Strien, S. Wijnhoven, T.J.W. Ysebaert (2020). Habitatrichtlijnrapportage 2019: Annex D Habitattypen. Achtergronddocument. WOt-technical report 171
  • Bos-Groenendijk, G.I., C.A.M van Swaay (2020). Habitatrichtlijnrapportage 2019: Annex B Habitatrichtlijnsoorten; Achtergronddocument. WOt-technical report 170
  • EC (2020). EU Biodiversity Strategy for 2030. Bringing nature back into our lives.
  • LNV 2019, kamerbrief DGNVLG / 19223509

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Staat van instandhouding habitattypen en soorten van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn

Omschrijving

Overzicht van de staat van instandhouding van de Nederlandse habitattypen en soorten van de Europese Habitatrichtlijn in 2018

Verantwoordelijk instituut

WUR (Marlies Sanders, Jeroen Schutt), PBL (Hendrien Bredenoord)

Berekeningswijze

Telling van de resultaten van de beoordeling van de individuele soorten en habitattypen voor Nederland zoals gerapporteerd aan de EU door het Ministerie van LNV.
 

Basistabel

Tabellen met de afzonderlijke soorten en habitattypen staan op de tabbladen bij Download figuurdata.Cijfers afkomstig van EU rapportages 2013 - 2018

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Geen

Verschijningsfrequentie

6 Jaarlijks

Betrouwbaarheidscodering

C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd. Verantwoording en werkwijze zijn beschreven in aparte WOT rapportage

Referentie van deze webpagina

CLO (2021). Staat van instandhouding soorten en habitattypen Habitatrichtlijn en trends vogels Vogelrichtlijn, 2013-2018 (indicator 1604, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.