Typische soorten van de Oosterschelde, 1994-2012
De typische soorten van de Oosterschelde vertonen een matige afname.
Permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone)
Het habitattype grote, ondiepe kreken en baaien (H1160) betreft kreken en baaien waar in tegenstelling tot estuaria de invloed van zoete(rivier)water beperkt is. Het gaat in het algemeen om luwe inhammen van de kust, waar de invloed van golven en getijden gering is. De Oosterschelde is het enige voorbeeld van dit habitattype in Nederland. De soortensamenstelling van de Oosterschelde is uniek, ze verschilt van alle andere grote, ondiepe kreken en baaien in Europa.
Typische soorten
Typische soorten zijn soorten die bruikbaar zijn als indicator voor een goede abiotische toestand of biotische structuur. Het habitattype 1160 heeft 33 typische soorten. Een selectie van 15 soorten vertoont een matige achteruitgang.
Mogelijke oorzaken van achteruitgang zijn vergrote troebelheid van het water, bodemberoering, opwarming zeewater, intrede van exoten, asfaltering dijken en zandsuppleties.
In de periode 1994-2004 is ook de achteruitgang in variatie binnen het habitattype voorgezet en is het water van de Oosterschelde minder helder geworden.
Nieuwe soorten
De Oosterschelde wordt gekenmerkt door een groot aantal nieuwe soorten. Vooral zuidelijke soorten en soorten die geïntroduceerd zijn door de schelpdiercultuur behoren tot de nieuwkomers. De introductie van de Japanse oester had een grote invloed op het habitat. De inheemse platte oester is daarmee grotendeels verdwenen. Het harde substraat van de oesterbanken van de Japanse oester biedt aan de ander kant mogelijk voor soorten die gebonden zijn aan harde substraten.
Een vrij nieuwe exoot in de Oosterschelde is de Filippijnse tapijtschelp (Venerupis philippinarum). Na de eerste melding in 2008 in de Oosterschelde is deze soort sterk toegenomen en concurreert daarmee met de inheemse tapijtschelp (Venerupis senegalensis).
Bronnen
- Bruyne, R. de, S. van Leeuwen, A. Gmelig Meyling en R. Daan (2013). Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de marine weekdieren (Mollusca). Stichting Anemoon Bennebroek en Tirion Natuur, Utrecht.
- LNV (2007). Lijst typische soorten per habitattype voor de rapportage Habitat en Vogelrichtlijn aan de Europese Commissie. Ministerie van LNV.
- LNV (2008). Profielendocumenten habitattypen met lijsten van typische soorten. Tweede versie. Ministerie van LNV.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Typische soorten van de Oosterschelde
- Omschrijving
- Verandering in trend van een selectie van de typische soorten (n=15) van Habitattype H1160
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- Graadmeter van 15 typische soorten van Habitattype H1160. De volgende soorten zijn geteld: 3 soorten weekdieren, 1 kreeftachtige, 1 borstelworm, 9 vissen en 1 bloemdier. Gegevens zijn gebaseerd op duikwaarnemingen in de Oosterschelde.
- Basistabel
- Zie tabblad figuurdata onder Download figuurdata voor de cijfers van de grafiek. In het tabblad soorten staat de lijst met geselecteerde en niet-geselecteerde soorten.
- Geografische verdeling
- Oosterschelde
- Andere variabelen
- Geen
- Verschijningsfrequentie
- Tweejaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Profieldocument H1160 van 18 december 2008De selectie van soorten voor deze indicator is op basis van de typische soorten van H11160.
- Opmerking
- Voor de selectie van de typische soorten is gebruik gemaakt van het profieldocument H1160 en een lijst van typische soorten per habitattype van de rapportage aan de EU (typische soorten per habitattype (17.7.2007).xls).
- Betrouwbaarheidscodering
- D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Typische soorten van de Oosterschelde, 1994-2012 (indicator 1563, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.