Nationaal Landschap Drentsche Aa

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is afgesloten omdat sinds 2012 het rijksbeleid voor nationale landschappen is beëindigd.

Actuele informatie over nationale landschappen kunt u vinden bij indicator

De Drentsche Aa stroomt nog vrij in een dal met veel hooilanden, houtwallen en elzensingels. Op aanliggende keileemplateaus vindt men nog vele sporen van het eeuwenoude gebruik van het gebied zoals grafheuvels, hunnebedden en essen.

Kernkwaliteiten

Het beek- en esdorpenlandschap van de Drentsche Aa, gelegen tussen Groningen en Assen, is het meest waardevolle laaglandbeeksysteem van Nederland. De Drentsche Aa meandert nog vrij door beekdalen met weilanden en hooilanden, die vaak door wallen en singels zijn omzoomd. Op de hogere gronden zijn de overige landschapselementen van het beek- en esdorpenlandschap en hun onderlinge samenhang nog goed te herkennen: de brinkdorpen met de aangrenzende escomplexen en velden (Novio Consult & Strootman Landschapsarchitecten, 2004). Bovendien zijn er ongeveer 3550 archeologische monumenten te vinden, zoals grafheuvels, hunebedden, prehistorische karrensporen en celtic fields. Deze monumenten illustreren de bewoningsgeschiedenis vanaf de Steentijd tot de Late Middeleeuwen.

De indicatoren voor kernkwaliteiten die medesturend zijn voor de gebiedsontwikkeling in de Drentsche Aa zijn:

Historische landschapselementen

Kenmerkende elementen van het beek- en esdorpenlandschap zijn de es, het dorp met de brink, de vrij meanderende beek, de groenlanden in het beekdal en de omringende heide, die later veelal zijn ontgonnen en bebost. In het Drentsche Aa-gebied komen deze elementen alle nog naast elkaar voor. Ruim een kwart van de oppervlakte wordt nu ingenomen door bos en bosjes (26, 5%); het overgrote deel in enkele grote heidebebossingen op de Hondsrug en in het zuiden van het gebied. De restanten van heideterreinen beslaan in totaal 5% van het gebied (1575 ha) en zijn met uitzondering van het Balloërveld vrij klein. Tien procent van het Drentsche Aa-gebied (3119 ha) wordt ingenomen door voormalige hooggelegen akkers of essen, die rond de dorpskernen liggen. Hier zijn de belangrijkste historische kenmerken van de essen: een open akkerlandschap begrensd opgaande begroeiing aan de randen waar in de ondergrond plaggenbodems en een rijk bodemarchief aanwezig zijn. Het stroomgebied van de Drentsche Aa is het enige in Nederland waar het laaglandbekenstelsel nog over grote stukken vrij meandert van boven- tot benedenloop. Met name de bovenlopen van het Anderse Diep en Amerdiep zijn gereguleerd.

Grote mate van kleinschaligheid

In het verleden kwamen in het Drensche Aa-gebied grote verschillen in schaal voor: de vergezichten op de velden, het halfopen karakter van de essen en de kleinschaligheid van de beekdalen. Tegenwoordig zijn de uitersten verdwenen en wordt de schaal gekenmerkt door veel (vrij) kleinschalige gebieden met veel lijnvormige beplanting. Daarnaast komen enerzijds enkele grote, besloten, boscomplexen voor en anderzijds enige halfopen heideontginningen met vrij weinig bebouwing. Ook de schaalkarakteristiek van de essen (open gebied omgeven door opgaande esrandbeplanting) is minder uitgesproken dan vroeger. De provincie wil de schaalkarakteristieken van beekdalen en essen waar mogelijk versterken. De essen zijn meer dan gemiddeld bebouwd maar nog steeds gemiddeld iets opener dan het totale Drentsche Aa-gebied. Boomkwekerijen komen op de essen in het Drentsche Aa-gebied niet meer voor dan gemiddeld. Dit in tegenstelling tot andere nationale landschappen.

Kengetallen schaal en groen karakter Drentsche Aa (peiljaar 2006)
   Oppervlakte
   Totaal (ha)Totaal (%)Essen (%)
Nationaal Landschap Drentsche Aa31 823 3 504 ha
w.v.(Vrij) kleinschalig gebied16 85253,063,8
 (Half)open gebied7 15022,532,3
 Bebouwing*2850,92,4
 Groen karakter8 77527,65,5
 w.v.lijnvormige beplanting613 806 m19,3 m/ha20,0 m/ha
  boomgaarden40,00,0
  boomkwekerijen1270,40,4
  overige opgaande begroeiing8 33726,24,1
*Uitsluitend gebouwen en huizen uit de TOP10 exclusief erven, tuinen, paden, wegen die binnen de bebouwde kom voorkomen

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Drentsche Aa
Omschrijving
De indicatoren van kernkwaliteiten zijn:
1. Historische landschapselementen van beekdalen met vrij meanderende beken, essen en velden met bossen, heides en moderne ontginningen;
2. Grote mate van kleinschaligheid.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Alterra - Wageningen UR
Berekeningswijze
1. Het voorkomen van de historische landschapselementen is ontleend aan bestanden van de provincie Drenthe en Alterra. De grenzen zijn met behulp van de Topgrafiscjhe Kaart 1:10 000, het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en luchtfoto's 2006 waarnodig geactualiseerd en gedetailleerd tot op schaal 1:10.000.
2. Gegevens over bebouwing en opgaande begroeiing uit de TOP10 zijn geactualiseerd aan de hand van luchtfoto's 2006. Schaalklassen zijn berekend met behulp van het model KELK (Roos-Klein Lankhorst et al., 2004).
Basistabel
Zie berekeningswijze
Geografische verdeling
Nationaal Landschap
Andere variabelen
Zie berekeningswijze
Verschijningsfrequentie
Wanneer relevant
Achtergrondliteratuur
Roos-Klein Lankhorst, J., S. de Vies, J. van Lith-Kranendonk, H. Dijkstra & J.M.J. Farjon (2004). Modellen voor de graadmeters landschap, beleving en recreatie: Kennismodel Effecten Landschap Kwaliteit KELK, Monitoring Schaal , BelevingsGIS. Planbureaurapporten 20. Natuurplanbureau, Vestiging Wageningen.
Opmerking
Nulmeting
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2009). Nationaal Landschap Drentsche Aa (indicator 1486, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.