Trend van dagvlinders, 1990-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Na decennia van achteruitgang zijn er de laatste jaren signalen van een voorzichtige ommekeer: in de laatste 10 jaar gaan er weer iets meer vlindersoorten in aantal voor- dan achteruit. De achteruitgang in verspreiding is ook gestopt.
Historisch perspectief; alleen maar verlies
Het merendeel van de dagvlinders zijn gedurende de afgelopen decennia in aantal en verspreiding achteruit gegaan, ook de meer algemene soorten. Deze achteruitgang was nog volop aan de gang toen het Landelijk Meetnet Vlinders begin jaren negentig startte.
Afname in populatie-aantallen
Sinds 1992 zijn de populatie-aantallen van vlinders gemeten op vaste meetpunten in Nederland verder afgenomen, vooral in de jaren 1992-1997 (eerste tabblad). De laagste waarden werden later bereikt in 2007, 2008 en 2012. Van de 52 gevolgde soorten nemen er over de hele periode gerekend 23 soorten af en 16 in populatie-aantal toe. In de laatste 10 jaar gaan er echter weer meer soorten in aantal vooruit dan achteruit; 20 tegen 11. Het gaat hierbij met name om een aantal zeldzame soorten dat nu weer licht toeneemt. Deze verandering is nog niet duidelijk zichtbaar in de algemene trend populatie-aantallen.
Afname in verspreiding
Gemiddeld genomen daalt het aantal bezette kilometerhokken gestaag, ook na 1997 (tweede tabblad). Gemeten vanaf 1990 nemen 25 soorten af en 12 soorten toe in verspreiding. Stabiel zijn 9 soorten. In de laatste 10 jaar gaan er, net zoals bij populatie-aantallen, weer meer soorten in verspreiding vooruit dan achteruit; 20 tegen 13.
Oorzaken achteruitgang
De dagvlinderstand in Nederland is achteruitgegaan door ontwikkelingen in de landbouw en het effect daarvan op natuurgebieden. Zo verdwenen na de ruilverkavelingen in de jaren zestig en de daarop volgende intensivering van de landbouw de bloemrijke akkerranden. Daardoor vonden vlinders er nog nauwelijks voedsel. Alleen in wegbermen, natuurgebieden en het stedelijk groen weten vlinders nog relatief goed te overleven. Ook natuurgebieden ondervonden gevolgen van de intensivering van de landbouw, zoals verdroging en neerslag van stikstof, die voor vlinders en hun rupsen essentiële vegetaties aantast
Oorzaken vooruitgang
Dat er recentelijk weer meer soorten toenemen dan afnemen is te danken aan twee factoren. Ten eerste zien we dat natuurbescherming zijn vruchten afwerpt. Door beheerders en vrijwilligers is er de laatste jaren hard gewerkt aan herstel van de leefgebieden van vlinders. Een voorbeeld is het herstel van de leefomgeving van het pimpernelblauwtje. Daarnaast speelt de klimaatverandering een belangrijke rol. Vlinders zijn namelijk koudbloedige dieren die in veel gevallen profiteren van warmere zomers. Door hun korte levenscyclus kunnen vlinders snel reageren op de verbeterde leefomstandigheden en zien we dat de achteruitgang wordt gestopt.
Bronnen
- European Environment Agency (2013): Populations of grassland butterflies decline almost 50% over two decades.
- Van Dyck et al. (2009): Declines in Common, Widespread Butterflies in a Landscape under Intense Human Use.
- Kleijn et al. (2009): On the relationship between farmland biodiversity and land-use intensity in Europe.
- Wallisdevries M. & C. van Swaay (2006): Global warming and excess nitrogen may induce butterfly decline by microclimatic coolingVan Swaay, C.A.M., Termaat, T., Kok, J., Huskens, K. & Poot, M. (2016). Vlinders en libellen geteld. Jaarverslag 2015. Rapport VS2016.001, De Vlinderstichting, Wageningen.
- Van Strien, A., R. Verweij, M. de Zeeuw, L. van Duuren en L. Soldaat (2014). Voorzichtig herstel van de biodiversiteit in Nederland? De Levende Natuur (115) 5.
- WWF (2014). Living Planet Report 2014, Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland.
- Pimpernelblauwtjes bij 's-Hertogenbosch (Life+ project: blues in the marshes)
- De Vlinderstichting (2015), Klimaatverandering: verdrinken door verdroging
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Trend van dagvlinders
- Omschrijving
- Ontwikkeling van populatie en verspreiding dagvlinders als groep
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- Vrijwel alle inheemse soorten dagvlinders zijn in de indicatoren opgenomen. Aantalsgegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie; software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Verspreidingsgegevens komen uit de Nationale Databank Flora en Fauna en uit het meetnet. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over verspreiding bepaald met behulp van occupancy modellen (Van Strien et al., 2013). Om de indicatoren (op de eerste twee tabbladen) te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen en over verspreiding meetkundig gemiddeld over alle soorten (met indexwaarde 100 voor het beginjaar van elke soort). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. Deze methode komt sterk overeen met die van de Living Planet Index. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al. in voorb.).
- Basistabel
- De index van de betrokken soorten met hun trend staan op het tabblad Afzonderlijke soorten onder Download data.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50, 1450-1458.
- Betrouwbaarheidscodering
- B. Schattingen van de trend in populatie-aantal zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een geavanceerde statistische methode zijn geanalyseerd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Trend van dagvlinders, 1990-2015 (indicator 1386, versie 13, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.