Dagvlinders in steden
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Sommige soorten dagvlinders profiteren van natuurvriendelijk groenbeheer in steden.
Ontwikkeling dagvlinders
In een aantal steden worden wegbermen en andere grazige vegetaties natuurvriendelijk beheerd. Op de locaties met gangbaar beheer gaan dagvlinders als groep significant achteruit. Daarentegen blijven ze op locaties met natuurvriendelijk of ecologisch groenbeheer min of meer stabiel.
De grootste verschillen zijn te zien bij het bruin zandoogje, deze soort neemt bij gangbaar beheer af, maar bij ecologisch beheer sterk toe.
Het gangbare beheer van grazige vegetaties is het kort houden van de vegetatie door vaak te maaien of te klepelen (waarbij het gras in kleine stukjes wordt gehakt) en het maaisel te laten liggen. Natuurvriendelijk of ecologische groenbeheer houdt rekening met wilde planten en dieren door pas na de bloei van de planten te maaien, niet te vaak te maaien en het maaisel af te voeren. Vaak staan er dan in mei en juni wilde planten in bloei. Dergelijk beheer is dus naar verwachting gunstig voor de ontwikkeling van waardplanten en voedselplanten van vlinders.
Bronnen
- Soldaat, L. (2005). Workshop trends in NEM meetnetten [Nieuwe trendclassificatie]. NEM nieuwsbrief 6: 5-6.
- Swaay, C.A.M. van en D. Groenendijk (2005). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2004. Rapport VS2005.007 De Vlinderstichting. Wageningen.
- Swaay, C.A.M. van & A.J. van Strien (2005). Stadsvlinders profiteren van ecologisch beheer. De Levende Natuur jrg. 106 (4), 146-150.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De cijfers zijn gebaseerd op het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring, waarin trajecten van circa 1 kilometer wekelijks worden geteld van 1 april tot 1 september. Er zijn 54 trajecten met een natuurvriendelijk groenbeheer vergeleken met 46 trajecten met gangbaar beheer in het stedelijke gebied. De grafiek is gebaseerd op een groep van 16 vlinders.De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van de volgende dagvlindersoorten (1992=100 voor elke soort, en tussen haakjes de trend sinds 1992). Vanaf 2005 is deze trendclassificatie gewijzigd, zie voor een nadere toelichting de NEM nieuwsbrief (Soldaat, 2005) of de themapagina natuur van het CBS.. Ecologisch beheer: argusvlinder (onzeker), bont zandoogje (onzeker), boomblauwtje (onzeker), bruin blauwtje (onzeker), bruin zandoogje (sterke toename), citroenvlinder (matige afname), dagpauwoog (sterke afname), gehakkelde aurelia (sterke toename), groot koolwitje (matige toename), icarusblauwtje (sterke afname), kleine vos (sterke afname), klein geaderd witje (matige afname), klein koolwitje (matige afname), landkaartje (sterke toename), oranjetipje (matige afname) en zwartsprietdikkopje (matige afname).Gangbaar beheer: argusvlinder (onzeker), bont zandoogje (onzeker), boomblauwtje (onzeker), bruin blauwtje (onzeker), bruin zandoogje (matige afname), citroenvlinder (matige afname), dagpauwoog (sterke afname), gehakkelde aurelia (matige toename), groot koolwitje (onzeker), icarusblauwtje (matige afname), kleine vos (onzeker), klein geaderd witje (onzeker), klein koolwitje (matige afname), landkaartje (onzeker), oranjetipje (onzeker) en zwartsprietdikkopje (matige afname).
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2006). Dagvlinders in steden (indicator 1197, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.