Bruin zandoogje in steden
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Dagvlinders, waaronder het bruin zandoogje, profiteren van natuurvriendelijk groenbeheer in steden.
Ontwikkeling bruin zandoogje
In een aantal steden worden wegbermen en andere grazige vegetaties natuurvriendelijk beheerd. Op de locaties met natuurvriendelijk groenbeheer gaat het bruin zandoogje vooruit, terwijl de soort stabiel is op locaties met traditioneel groenbeheer. Het aantal bruine zandoogjes is in 2001 dan ook aanzienlijk hoger bij natuurvriendelijk groenbeheer dan bij traditioneel beheer (gemiddeld per traject 100 respectievelijk 23 individuen in 2001).
Ontwikkeling andere vlindersoorten
Ook bij enkele andere onderzochte soorten verschilt het aantal individuen tussen natuurvriendelijk beheer en traditioneel beheer. Dat geldt voor zwartsprietdikkopje (gemiddeld per traject 27 respectievelijk 8 individuen in 2001) en icarusblauwtje (gemiddeld per traject 4 respectievelijk 1 individu). Deze soorten lijken dus wel te profiteren van het natuurvriendelijk beheer, ook al is de trend van de soort niet verschillend. Misschien komt dat laatste doordat ze al snel geschikte locaties kunnen opsporen.
Bronnen
- Swaay, C. van, R. Ketelaar en D. Groenendijk (2002). Dagvlinders en libellen onder de meetlat: jaarverslag 2001. Rapport VS2002.010 De Vlinderstichting. Wageningen.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De grafiek geeft alleen de ontwikkeling (in indexcijfers) weer van het bruin zandoogje. De cijfers zijn gebaseerd op het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring, waarin trajecten van circa 1 kilometer wekelijks worden geteld van 1 april tot 1 september. Er zijn 54 trajecten met een natuurvriendelijk groenbeheer vergeleken met 46 trajecten met traditioneel beheer in het stedelijk gebied. Het aantal individuen betreft het gemiddeld aantal individuen per traject per jaar in 2001.Het traditionele beheer van grazige vegetaties is ofwel (1) het kort houden van de vegetatie door vaak te maaien of te klepelen (waarbij het gras in kleine stukjes wordt gehakt) en het maaisel te laten liggen ofwel (2) juist te weinig maaien waardoor de vegetatie verruigt. Natuurvriendelijk of ecologische groenbeheer houdt rekening met wilde planten en dieren door niet te vaak te maaien en het maaisel af te voeren. Vaak staan er dan in mei en juni wilde planten in bloei. Dergelijk beheer is dus naar verwachting gunstig voor de ontwikkeling van waardplanten en voedselplanten van vlinders.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2002). Bruin zandoogje in steden (indicator 1197, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.