Weidevogels
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Veel weidevogels zijn de laatste tijd aanzienlijk achteruitgegaan, voornamelijk door de intensivering van de landbouw.
Ontwikkeling
De landelijke populaties van grutto, scholekster en kievit liggen in 2003 grofweg 10 tot 40 procent onder het niveau van 1990 (zie linker grafiek). Het aantal tureluurs is sinds 1990 met meer dan 10 procent toegenomen. Volgens een recente schatting van SOVON is de grutto in Nederland gedaald van circa 100.000 broedparen midden jaren tachtig naar een kleine 50.000 in 2000. De aantallen van de grutto, kievit en tureluur gaan in het westen en zuidwesten van het land niet achteruit, maar zijn daar stabiel of gaan zelfs licht vooruit. Vooral de verschillen tussen de laagveengebieden, die als de traditionele bolwerken van de weidevogels worden beschouwd, zijn opmerkelijk. In de Hollandse veenweiden nemen grutto en kievit licht, en tureluur sterk toe, terwijl in de veenweiden in Noord-Nederland de afname van de grutto, scholekster, kievit en tureluur het sterkst is van alle regio's. De aantallen van grutto, kievit en scholekster zijn hier gemiddeld genomen zelfs meer dan gehalveerd ten opzichte van 1990. Grutto, kievit, tureluur en scholekster zijn zogenaamde steltlopers. Ook de veldleeuwerik en graspieper, twee zangvogels die op landbouwpercelen broeden, gaan achteruit (rechter grafiek). De weidevogels zijn al vóór 1990 achteruitgegaan, voornamelijk als gevolg van de intensivering van de landbouw. Vooral in de jaren negentig zijn daarom uitgebreide maatregelen getroffen ter bescherming van weidevogels, zoals nestbescherming, aanpassingen in het maaibeheer en het instellen van reservaten. Desondanks is de achteruitgang van weidevogels niet gestopt. De sterke achteruitgang in het noorden van Nederland wordt mogelijk veroorzaakt door het intensievere graslandgebruik dan in het westen.Grutto, tureluur, veldleeuwerik en graspieper staan op de Rode Lijst van vogels. De afname van de grutto met ruim 30 procent is van internationaal belang, omdat Nederland ongeveer de helft van de Europese broedpopulatie herbergt.
Bronnen
- Beintema, A., O. Moedt en D. Ellinger (1995). Ecologische Atlas van de Nederlandse Weidevogels. Schuyt & Co. Haarlem.
- Teunissen, W.A., F. Willems en L. Soldaat (2003). Berekening van indexcijfers in het weidevogelmeetnet. Periode 1990-2003. SOVON-onderzoeksrapport 03/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De indexcijfers zijn afkomstig uit het nationale weidevogelmeetnet van het Netwerk Ecologische Monitoring. In ruim duizend proefvlakken is jaarlijks het aantal broedparen van weidevogels geteld. Meer dan de helft van deze proefvlakken is afkomstig uit provinciale meetnetten; de rest wordt geteld door vrijwilligers in het landelijke broedvogelmeetnet. Bij het berekenen van landelijke indexcijfers is gecorrigeerd voor de voorkeur die sommige tellers hebben voor de betere weidevogelgebieden. Door het uitbreken van Mond- en Klauwzeer in 2001 zijn in dat jaar te weinig weidevogelgegevens verzameld om betrouwbare indexcijfers te kunnen berekenen. In de figuren is daarom voor 2001 de gemiddelde waarde van 2000 en 2002 weergegeven.De afname van de oppervlakte grasland in 1990-2003 is overigens niet in de trends verdisconteerd.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Weidevogels (indicator 1183, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.