Eikenprocessierups en klimaatverandering, 1991-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Sinds de eerste waarneming van rupsennesten in het zuiden van Nederland in 1991, breidt de eikenprocessierups zich gestaag uit in noordoostelijke richting. Deze toename wordt toegeschreven aan de warmere zomers in de afgelopen decennia.
Gezondheidsprobleem door eikenprocessierups
Bomen die zijn aangetast door de eikenprocessierups kunnen soms helemaal worden kaalgevreten, wat voor de bomen op zich geen probleem is. Het probleem wordt veroorzaakt door de brandharen van de rupsen. De rupsen maken nesten waar ze vervellen en lege rupsenhuidjes met circa 1.8 miljoen brandharen per rups achterlaten. Tijdens een plaag zweven de haren door de lucht en veroorzaken huidirritaties bij mens en dier. De haren behouden zes jaar lang hun irriterende werking. Dat betekent dat oude nesten, die in de loop van de tijd uiteenvallen, lange tijd een verspreidingsbron zijn van de brandharen.
Piekjaren
Na de eerste vondst in Nederland in 1991 is de eikenprocessierups in aantal exponentieel toegenomen. Het aantal meldingen verschilt sterk van jaar tot jaar. In de jaren 1996, 2004, 2007 en 2009 bereikte de plaagsoort hoogtepunten. 2004 is tot nu toe het jaar met de meeste meldingen. Vanaf 2007 is het aantal vondsten stabiel hoog. De mate van aantasting is ernstiger geworden van 2007-2010. In 2007 was zo'n 90% licht aangetast. In 2010 is zo'n 90% matig aangetast.
Uitbreiding naar noordoosten
De eerste waarnemingen kwamen uit Noord-Brabant. Vanaf 2002 manifesteert de eikenprocessierups zich ook boven de grote rivieren en treedt er een langzame verschuiving op, vooral in noordoostelijke richting. In 2010 is de meest noordelijke vindplaats het grensgebied van Drenthe en Groningen. Ook in het westen van het land wordt de eikenprocessierups steeds noordelijker aangetroffen. In 2010 is de rups regelmatig gevonden in de zuidelijke helft van Noord-Holland.
De eikenprocessierups is een warmteminnende soort en de geografische uitbreiding ervan wordt toegeschreven aan de effecten van klimaatverandering. Het lijkt aannemelijk dat de eikenprocessierups binnen enkele jaren over geheel Nederland verspreid is.
Eikenlanen
De eikenprocessierups houdt van warmte en komt oorspronkelijk uit Zuid- en Centraal-Europa. De rupsen geven de voorkeur aan eiken in warme eikenlanen boven de eiken in het koelere bos. Intussen is 2010 alweer het twintigste jaar van de plaag in Nederland. De soort lijkt hier dus volledig ingeburgerd te zijn.
Bronnen
- Moraal, L.G.,2003, Eikenprocessierups en klimaatverandering. Sectie C2.3, Natuurcompendium 2003 pagina 158.
- Moraal, L.G.,2007, Eikenprocessierups niet meer weg te denken. Tuin en Landschap 29 (16): 36-39.
- Moraal, L.G., 2007, Indicatoren voor 'Convention on Biodiversity 2010' Effecten van klimaatverandering op insectenplagen bij bomen. Werkdocument 53.7b, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Wageningen. 26 pp.
- Moraal L.G., 2008, Insectenplagen op bomen en struiken in bos en landelijk gebied in 2007. Vakblad natuur, bos en landschap nr 7 jaargang 5, pp 22-27.
- Moraal, L.G. en G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis, 2011, Changing patterns in insect pests on trees in The Netherlands since 1946 in relation to human induced habitat changes and climate factors-An analysis of historical data. Forest Ecology and Management 261: 50-61.
- Oudenhoven A.P.E. van, A.J.H. van Vliet en L.G. Moraal, 2008, Climate change exacerbates the oak processionary caterpillar problem in The Netherlands. Gewasbescherming jaargang 39, nummer 6, pp 236, 237.
- Reemer, M., L.G. Moraal & D. Wijsman. 2004. Kleine beestjes: sterk in beweging: 0ngewervelde dieren en het klimaat. In: R. Roos (ed.) Opgewarmd Nederland; Stichting Natuur en Milieu / Natuurmedia Utrecht. 224 pp.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Eikenprocessierups en klimaatverandering, 1991 - 2010
- Omschrijving
- Jaarlijks aantal waarnemingen van eikenprocessierups: verspreidingspatroon en mate van aantasting
- Verantwoordelijk instituut
- Alterra Wageningen UR (Leen Moraal)
- Berekeningswijze
- De waarnemingen worden gedaan door landelijke netwerk van terreinbeheerders en andere belangstellenden. De waarnemers geven aan of de aantasting licht, matig of zwaar is. De criteria hiervoor zijn respectievelijk: licht = gemiddeld 1 tennisbalnest per boom; matig = gemiddeld 2-3 tennisbalnesten per boom; zwaar = gemiddeld een of meer voetbalnesten per boom. In principe geldt per uurhok één waarneming maar er kunnen meerdere waarnemingen geteld worden wanneer er verschillen zijn in boomsoort of leeftijd.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Landelijk
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Het landelijk netwerk van terreinbeheerders bestaat sinds 1946. Waarnemers geven hun waarnemingen door aan Alterra Wageningen UR in het kader van EL&I-onderzoek naar verschuivingen van inheemse plaaginsecten en nieuwe invasieve soorten. Voor verdere informatie wordt verwezen naar www.insectenweb.nl
- Betrouwbaarheidscodering
- B Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Eikenprocessierups en klimaatverandering, 1991-2010 (indicator 1110, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.