Eikenprocessierups en klimaatverandering

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De eikenprocessierups kan in ons land overleven, mogelijk door het frequente voorkomen van de combinatie van zachte winters en warme zomers.

Ontwikkeling

Na de eerste vondst in Nederland in 1991 is de eikenprocessierups in aantal exponentieel toegenomen, vooral in Noord-Brabant en Limburg. Deze plaagsoort bereikte in 1996 een hoogtepunt. In 1997 stortte de populatie in, maar in de jaren daarna nam het aantal meldingen opnieuw sterk toe. De laatste jaren manifesteert de eikenprocessierups zich ook boven de grote rivieren en treedt er een langzame verschuiving op richting Achterhoek. De rupsen maken nesten waar ze vervellen en lege rupsenhuidjes met elk circa 600.000 brandharen achterlaten. Tijdens een plaag zweven de haren door de lucht en veroorzaken ze huidirritaties bij fietsers, wandelaars en omwonenden. De haren behouden zes jaar lang hun irriterende werking. Dat betekent dat oude nesten, die in de loop van de tijd uiteenvallen, lange tijd een verspreidingsbron zijn van de brandharen.

Herkomst

De eikenprocessierups houdt van warmte en komt oorspronkelijk uit Zuid- en Centraal Europa. De rupsen geven de voorkeur aan eiken in warme eikenlanen boven de eiken in het koelere bos. Intussen is 2004 alweer het veertiende jaar van de plaag in Nederland. De soort lijkt hier dus volledig ingeburgerd te zijn.

Bronnen

  • Moraal, L.G. (2003). Insectenplagen op bomen en klimaatverandering. De Levende Natuur 104 (3): 90-93.
  • Moraal, L.G., G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis, H. Siepel, M.J. Schelhaas & G.F.P. Martakis (2004). Verschuivingen van insectenplagen bij bomen sinds 1946 in relatie met klimaatverandering. Met aandacht voor de effecten van stikstofdepositie, vochtstress, bossamenstelling en bosbeheer. Alterra-rapport 856. Alterra, Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Sinds 1946 wordt de jaarlijkse aantasting van bomen en struiken in bossen, landschappelijke beplantingen en stedelijk groen geregistreerd door een netwerk van vrijwillige waarnemers.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
06
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2005). Eikenprocessierups en klimaatverandering (indicator 1110, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.