Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

In 2007 is de mondiale uitstoot van koolstofdioxide (CO2) door fossiel energiegebruik en cementproductie met 3,1% toegenomen. China draagt tweederde bij aan deze groei. Sinds 1990 is de mondiale uitstoot van kooldioxide met 34% toegenomen.

Voor uitleg van de legenda in de figuur, zie paragraaf 'Regiodefinities' onderaan deze pagina.

Uitstoot koolstofdioxide wereldwijd met 3% toegenomen in 2007

In 2007 is de mondiale uitstoot van koolstofdioxide (CO2 emissie) door fossiel energiegebruik en cementproductie met circa 3,1% toegenomen. De toename van ongeveer 800 megaton CO2 komt vooral door het toegenomen gebruik van kolen, vooral in China.

  • De mondiale CO2-emissie door het gebruik van kolen nam met 4,5% toe (+500 megaton CO2). China droeg het meeste bij aan deze toename met een groei van 8% in 2007 tegenover 12% in 2006. In de rest van de wereld nam het gebruik van steenkool met 2,2% toe.
  • De mondiale CO2-emissie van gasgebruik namen met 3,1% (+200 megaton CO2), vooral door een groeiend verbruik in China, Rusland, Japan and Turkije.
  • de mondiale CO2-emissie door het gebruik van olieproducten nam slechts met 1,1% toe (+ 100 megaton), vooral door een daling in de OESO-landen met gemiddeld 0,9%. De olieconsumptie in de niet-OECD-landen nam toe met 3,8%. China, India, Saoedi-Arabië en Brazilië droegen het meest bij aan deze stijging.


De fossiele brandstoffen steenkool, olieproducten en aardgas zijn daarmee nog steeds de belangrijkste energiedragers voor het opvangen van de stijgende wereldwijde energieconsumptie. Door het jaarlijks toenemende mondiale energiegebruik zijn sinds 1990 is de mondiale uitstoot van kooldioxide met 34% toegenomen.
De wereldwijde energieconsumptie neemt de laatste jaren wel iets minder sterk toe, behalve in China en in andere delen van Azie. In China was het primaire energiegebruik in 2007 circa 8% hoger dan in 2006, door de sterke economische groei.

Deze cijfers zijn gebaseerd op voorlopige schattingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), waarbij gebruikt gemaakt is van de recent door British Petroleum gepubliceerde energiestatistieken (BP, 2008) en van voorlopige cijfers voor cementproductie voor 2007.

China draagt tweederde bij aan de groei van wereldwijde uitstoot kooldioxide in 2007

China, waarvan de uitstoot met 8% toenam, droeg tweederde bij aan de groei van wereldwijde CO2-uitstoot. Kleinere bijdragen komen van India, de Verenigde Staten en Rusland, terwijl door een relatief zachte winter en hoge brandstofprijzen de emissies in de Europese Unie (EU-15) met 2% afgenomen zijn.

Weer en hoge brandstofprijzen beïnvloeden mondiale energiegebruik

De hoge olieprijzen van de laatste jaren hadden een merkbare invloed op het oliegebruik in vrije energiemarkten (BP, 2008).

  • In de OESO-landen nam het oliegebruik in 2007 met 0,9% af.
  • In Europa zijn door een relatief zachte winter en hoge brandstofprijzen de CO2-emissies in de Europese Unie (EU-15) in 2007 met 2% afgenomen (zie ook UBA, 2008, Defra, 2008). In 2006 was de CO2-uitstoot in de EU-15 vrijwel gelijk gebleven, zoals bevestigd wordt in en recent bericht van het Europees Milieu Agentschap, waarin de emissies van de 15 'oude' EU-lidstaten gerapporteerd worden (EEA, 2008).
  • In de Verenigde Staten nam de CO2-uitstoot toe met 1,8%, waarvan 1,6% door energiegebruik, vooral door de relatief koude winter en de warme zomer in 2007. Hierdoor namen de CO2-emissies van ruimteverwarming en koeling toe. Daarnaast nam de niet-fossiele elektriciteitsproductie juist af (minder waterkracht en kernenergie) (EIA, 2008).
  • In China, waar de winter van 2007 ook relatief zacht was, zijn de CO2-emissies in 2007 met 7,6% toegenomen, enkele procenten lager dan in voorgaande jaren.

De top-5 emissies: China, Verenigde Staten, Europese Unie, India en Rusland

De uitstoot van China, dat sinds vorig jaar op de eerste plaats staat van de CO2-ranglijst van landen, is naar schatting nu 14% hoger dan die van de Verenigde Staten. In 2006 passeerde China de Verenigde Staten al met 8% verschil.
De emissies van China bedragen ongeveer een kwart van de mondiale CO2-emissies (24%). Daarna volgen de Verenigde Staten (21%), de landen van de Europese Unie (EU-15: 12%), India (8%) en Rusland (6%). Samen bedragen de CO2-emissies van deze top-5 van landen 71% van de mondiale CO2-emissies.

Verenigde Staten aan top bij CO2-emissie per persoon

Omdat de bevolkingsomvang en het niveau van economische ontwikkeling sterk verschilt tussen landen, laat de CO2-emissie per persoon een heel andere volgorde zien, met de Verenigde Staten op de eerste plaats. De CO2-emissie per persoon zijn voor de Verenigde Staten 19,4 ton, voor Rusland 11,8 ton, de EU-15 8,6 ton, China 5,1 ton en India 1,8 ton CO2 per persoon.

Helft van mondiale cementproductie in China

Na de emissies door de verbranding van fossiele brandstoffen, steenkool, olieproducten en aardgas, is van alle industriële niet-verbrandingsprocessen de productie van cementklinker de grootste bron van CO2. Deze bron, waarbij door oxidatie van kalksteen bij de klinkerbereiding kooldioxide vrijkomt, draagt wereldwijd ongeveer 5% bij aan de totale uitstoot van CO2-emissies van brandstofgebruik en industriële activiteiten. Met een toename van de cementproductie van 10% in 2007, is het aandeel van China in de mondiale cementproductie nu ongeveer 50%.

De productie van cement is verantwoordelijk voor bijna 20% van China's totale CO2-emissies als ook de emissies van brandstofgebruik voor de verhitting van de klinkerovens worden meegeteld. De herbouw van woningen voor de vijf miljoen mensen die dakloos zijn geworden als gevolg van de recente aardbeving in de provincie Sichuan zal de vraag naar cement nog verder doen stijgen.

Andere economische activiteiten die bijdragen aan de sterke groei van de CO2-emissies van China zijn elektriciteitsproductie en staalproductie, waarvoor grotendeels steenkool gebruikt wordt. Hoewel het autoverkeer in China ook sterk toeneemt, is de CO2-uitstoot van centrales nu nog ongeveer tien maal groter dan die van wegverkeer.

Historische emissietrend van CO2-emissies, 1970-2007

De mondiale uitstoot van kooldioxide (CO2) is in de afgelopen 35 jaar verdubbeld en vanaf 1990 met circa 34% toegenomen. De jaarlijkse groei bedroeg in de afgelopen 35 jaar gemiddeld 2,0%. De groei is tijdelijk gestopt na de oliecrises van 1973 en 1979. Ook in de eerste helft van de jaren '90 bleven de mondiale vrijwel constant als gevolg van het uiteenvallen van de voormalige Sovjet-Unie, waardoor bijvoorbeeld de CO2-emissies in Rusland in de periode 1989-1998 met eenderde afnamen. Dit werd echter vrijwel gecompenseerd door een sterke groei van de emissies van China vanaf begin jaren '90.

Er zijn grote groeiverschillen tussen landen en regio's. Van de industrielanden was de groei in de EU-15 één van de laagste; in de VS groeide de fossiele CO2-emisssies met circa 45%, in Japan en Canada zelfs met ruim 70%, terwijl die van Rusland per saldo met circa 40% toenamen. In de ontwikkelingslanden groeide de CO2-uitstoot van fossiele energie sinds 1970 met circa 500%. Ook daarbinnen zijn er grote verschillen: van China en India groeiden de emissies met respectievelijk circa 700% en 1000%, van de zogenaamde 'Aziatische tijgers' zelfs met meer dan 1000%. Van de andere ontwikkelingslanden nam de CO2-uitstoot van de vijf grootsten (exclusief India) toe met gemiddeld meer dan 400%, terwijl CO2-emissies in de overige ontwikkelingslanden gemiddeld met meer dan 300% toenamen. De emissies van internationaal transport (scheepvaart en luchtvaart), zoals door de landen gerapporteerd in hun energiestatistieken, groeide sinds 1970 circa 100%.

Klimaatbeleid

De CO2-emissies zijn onderdeel van het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties. CO2-emissies van verbranding van kolen, olie en gas maken circa 75% uit van de totale broeikasgasemissies die onderdeel uitmaken van het Kyoto Protocol. Volgens dit protocol zullen de meeste industrielanden, inclusief die in Oost-Europa en de belangrijkste landen van de voormalige Sovjet-Unie, de groei van hun emissies van broeikasgassen rond 2010 gemiddeld met 5% beperken ten opzichte van hun uitstoot in 1990. De Verenigde Staten en Australië doen niet aan mee aan het Kyoto Protocol.

Methode en gegevensbronnen

De CO2-emissiecijfers omvatten naast de emissies door gebruik van fossiele brandstoffen ook de emissies door cementproductie, van niet-energetisch gebruik van brandstoffen in de chemie en de emissies door afblazen en affakkelen van ongebruikt gas dat vrijkomt bij de olie- en gaswinning. Mondiaal gezien dragen de laatste activiteiten ongeveer 8% bij aan de totale CO2-emissies. Maar zijn er grote verschillen per land,.bijvoorbeeld de bijdrage in China is 13% en in Brazilië 11% in 2007.

De CO2-emissiecijfers voor 2006 en 2007 zijn gebaseerd op voorlopige schattingen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), waarbij gebruikt gemaakt is van de recent door British Petroleum gepubliceerde energiestatistieken (BP, 2008) en van voorlopige cijfers voor cementproductie voor 2007 van US Geological Survey (USGS, 2008). In de berekeningen zijn de standaard IPCC-emissiefactoren voor CO2 gebruikt.

De CO2-emissiecijfers voor de periode tot en met 2005 zijn gebaseerd op cijfers van het Internationaal Energie Agentschap (IEA, 2007), voor afblazen en affakkelen tot en met 2004 van CDIAC aangevuld met nationale gegevens van landen zoals geleverd aan het Klimaatsecretariaat van de Verenigde Naties (UNFCCC) en data van het Global Gas Flaring Reduction partnership (GGFR) voor 2004/2005 en eigen schattingen voor de CO2-emissies van de productie van cementklinker.

CO2-emissies van ontbossing/landgebruik en van ondergrondse kolenbranden in China en elders zijn niet meegenomen. De emissies van ondergrondse kolenbranden zijn zeer onzeker en worden volgens onderzoek geschat op 150-450 megaton CO2 per jaar in China (ITC, 2007). Voor de trend in alle CO2-emissies, inclusief bronnen als cementproductie, bosbranden en ontbossing, veenbranden en biologische afbraak van biomassaresten, zie:


De emissies van alle bronnen van broeikasgassen, inclusief methaan, lachgas en fluorhoudende gassen, wordt toegelicht in:

Onzekerheden

De onzekerheid in de emissies van de meeste bronnen van verbranding van fossiele energie wordt geschat op gemiddeld circa 5%. De emissies van de meeste ontwikkelingslanden wordt als minder zeker geschat, bijv.. circa 10% onzekerheid. De onzekerheid in de emissietrends is meestal echter minder groot. Een uitzondering is internationale scheepvaart en luchtvaart, waarvan de emissies een veel grotere onzekerheid hebben, omdat in nationale energiestatistieken soms verschillende definities voor zogenaamde 'marine bunkers' en internationale luchtvaart worden gebruikt.

De BP-raming lijkt redelijk betrouwbaar: op basis van eerdere BP-cijfers werd vorig jaar de toename voor 2005 op 3,3% geschat. Met de IEA-cijfers (2007) voor 2005 is dit nu 3,2%. Voor 2004 was het verschil ook slechts 0,1%. Per land kunnen de onzekerheden groter zijn, met name bij landen met een groot aandeel in de internationale scheepvaart (zogenoemde bunkerbandstof) en met een groot aandeel in brandstofgebruik voor non-energetische doeleinden. Daarnaast zijn energiecijfers voor snel veranderende landen als China minder nauwkeurig dan die van de traditionele industrielanden in de OESO.

Regiodefinities

Annex I-landen in het VN-Klimaatverdrag: landen met een jaarlijkse rapportageverplichting van hun emissies, ook wel de geïndustrialiseerde landen of meer ontwikkelde landen genoemd, bestaande uit:

  • landen in 1990 horend tot de OESO, deze worden oo
  • k wel "Annex-II-landen" genoemd (blauwtinten in de figuur);
  • Economieën In Transitie: Oost-Europese landen en landen van de voormalige Sovjet-Unie (groentinten in de figuur).


Annex B-landen in het Kyoto Protocol: landen met een bindende limiet van hun emissies in de periode 2008-2012. Dit zijn dezelfde landen als de Annex I-groep, behalve Turkije en Wit-Rusland, die geen emissielimiet hebben. Daarnaast hebben de VS en Australië besloten het Protocol niet te ratificeren.
De 'niet-Annex I-landen' zijn dus de overige landen, ook wel ontwikkelingslanden genoemd (roodtinten in de figuur). Deze hebben alleen een meer algemene periodieke rapportageverplichting over hun gevoerde klimaatbeleid (ongeveer eens per 4 jaar).

Internationaal transport (bruin in de figuur) is de totale uitstoot van internationale luchtvaart en scheepvaart, die niet tot een landtotaal wordt gerekend.

Als 'Aziatische tijgers' worden hier beschouwd: Indonesië, Singapore, Maleisië, Thailand, Zuid Korea en Taiwan. Andere grote ontwikkelingslanden zijn: Brazilië, Mexico, Zuid Afrika, Saudi-Arabië en Iran.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CLO (2008). Mondiale CO2-emissies door gebruik van fossiele brandstoffen en cementproductie per regio, 1990-2007 (indicator 0533, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.