Risico's van giftige stoffen voor visetende dieren.

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Visetende dieren lopen een licht tot matige kans om voortplantingsstoornissen te ontwikkelen of te sterven in de Nederlandse riviersystemen.

Ontwikkelingen

Hoewel de waterkwaliteit is verbeterd, lopen visetende dieren nog steeds risico's op gezondheidseffecten, door ophoping van giftige stoffen in hun lichaam. Metingen aan aal en driehoeksmosselen tonen dit aan. In de grote rivieren lopen visetende dieren matige risico's op gezondheidseffecten. In de Maas treedt een oplopende trend op, die grillig van karakter is. Voor mosseletende dieren zijn de risico's in de rivieren matig tot hoog, vooral als gevolg van kwik- en cadmiumconcentraties (Maas, 2003b). In het IJsselmeergebied en in de randmeren is het risico laag en stabiel.

Risico

Het risico wordt voornamelijk veroorzaakt door ophoping van PCB en kwik. PCB dragen in het algemeen het meeste bij, tot ruim 50% in de Maas. Kwik veroorzaakt in het algemeen 20-40% van het risico, maar dat kan in 'schone' watersystemen oplopen tot 75%. HCB, DDD en DDE veroorzaken 10-20% van het risico (Maas, 2003a. 2003b). Omdat otters vrijwel alleen vis eten, krijgen ze veel giftige stoffen binnen, die in hun lichaam ophopen, en zijn ze extra kwetsbaar. (Risico's van giftige stoffen en verkeer voor otters). Mensen hebben een geringere inname van vis (gemiddelde aal consumptie 0.3 kg/jaar), en lopen dus veel minder risico (PCB en kwik in aal, 1980-2004)

Beleidsrelevantie

Kritische waarden voor hogere organismen, waaronder vogels en zoogdieren worden op dezelfde wijze afgeleid als het MTR voor oppervlaktewater. Er wordt nu echter gebruik gemaakt van gegevens over giftigheid voor zoogdieren en vogels, die zich voeden met verontreinigd voedsel. De term 'kritische waarde' is de concentratie waarbij 5% van de soorten is beschermd. Deze waarden zijn niet opgenomen in het nationale beleid en mogen geen MTR genoemd worden. Voor de risicoschatting voor vis- en mosseletende dieren zijn de risico's van de aanwezige stoffen waarvoor normen bestaan geaggregeerd per watersysteem. Hierbij is verondersteld dat de effecten van de afzonderlijke stoffen optelbaar zijn. Ondanks diverse onzekerheden in de methode kan worden geconcludeerd dat in de normstelling voor waterkwaliteit onvoldoende rekening gehouden wordt met doorvergiftiging. De concentraties van kwik en cadmium in bijvoorbeeld de Rijn liggen ver beneden het MTR, zowel in water als in zwevend stof. Concentraties van PCB in zwevend stof overschrijden nog wel het MTR.

Bronnen

  • Maas, J.L., E.J. van der Plassche, A. Straetmans, A.D. Vethaak en A.C. Belfroid (2003a). Normstelling voor bioassays; Uitwerking voor oppervlaktewater en waterbodem. RIZA rapport 2003.005, Lelystad.
  • Maas, J.L. (2003b). Biologische monitoring in zoete rijkswateren: bioaccumulatie in aal en driehoeksmosselen. Een evaluatie van 10 jaar monitoren (1992-2002). RIZA rapport 2003.013, Lelystad.
  • RIVM, 2004. Van inzicht naar doorzicht. Beleidsmonitor water, thema chemische waterkwaliteit van oppervlaktewater. RIVM rapport 500799004, Bilthoven.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
02
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2006). Risico's van giftige stoffen voor visetende dieren. (indicator 0523, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.