Stralingsdosis door kunstmatige radioactieve stoffen, 1960-2000
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Ontwikkeling van stralingsdosis
De fall-out van de atoombomproeven, vooral uit de periode 1961-1962, en de radionucliden verspreid na het reactorongeval in Tsjernobyl in 1986 leveren nog steeds de grootste bijdrage (circa 11 µSv in 2000) aan de gemiddelde jaarlijkse dosis per hoofd van de bevolking ten gevolge van kunstmatige radionucliden in het milieu. In vergelijking hiermee is de bijdrage aan de gemiddelde dosis door reguliere lozingen van onder andere kerncentrales, ziekenhuizen, onderzoekslaboratoria, die samen afgerond 1 µSv per jaar bedraagt, nagenoeg te verwaarlozen. De dosis van kunstmatige bronnen in het milieu vormt nog geen 1% van de Stralingsdosis per bron, 2008.
Beleid
Een belangrijk deel van de door mensen ontvangen dosis, door kunstmatige radio-nucliden in het milieu, wordt veroorzaakt door externe blootstelling aan straling vanuit de bodem. Hiervoor is geen beleid gedefinieerd of zelfs gedefinieerd geweest. Wel is er sprake van een maximaal toegelaten concentratie van radionucliden in voedingsproducten. Veelal voldoet het voedsel aan deze eisen en slechts sporadisch worden nog verhoogde concentraties van vooral Cesium (137Cs) aangetroffen in meer exotische producten, zoals heidehoning en wild (everzwijn, ree). Ook in 2000 kwamen deze concentraties niet boven de grens van 600 Bq/kg.
Relevantie
De gemiddelde individuele dosis ten gevolge van kunstmatige radionucliden in het milieu bedroeg in 2000 circa 12 µSv. Deze dosis komt overeen met een aantal sterftegevallen (door kanker) in Nederland van tien op jaarbasis.
Methodiek
In Nederland worden door verschillende instellingen op systematische wijze metingen verricht in het milieu. Om deze meetprogramma's onderling op elkaar af te stemmen en voor een doelmatige bewaking van het milieu is in het verleden de Coördinatie-commissie voor Metingen in het Milieu (CCRX) ingesteld. Binnen dit kader vond, aan de hand van metingen, jaarlijks een berekening plaats van de door kunstmatige bronnen in het milieu veroorzaakte stralingsdosis. Deze betroffen zowel de dosis door bestraling afkomstig van radionucliden op de bodem (uitwendige dosis) als door consumptie van voedselproducten waarin radionucliden via de bodem zijn opgenomen (inwendige dosis). Vanwege de voortschrijdende daling van de radioactiviteit in voedsel (deels door radioactief verval en deels door het minder beschikbaar zijn voor opname door gewassen) verricht men sinds 1998 nog slechts incidenteel metingen aan voedselproducten. De gegevens vanaf 1998 zijn daarom door extrapolatie tot stand gekomen. Hierbij is rekening gehouden met het eerder genoemde radioactief verval en de mate waarin radioactiviteit minder beschikbaar komt voor opname.
Bronnen
- CCRX (1994). Jaarverslag 1992 van de CCRX-werkgroep Meettechnieken Radioactiviteit. Ministerie van VROM, Den Haag.
- CCRX (1995). Metingen in het milieu in Nederland 1993. Ministerie van VROM, Den Haag.
- Eleveld, H., R.O. Blaauboer et al. (2002). Emissies en doses door bronnen van ioniserende straling in Nederland - Jaarrapport 2001 'Beleidsmonitoring straling'. RIVM (rapportnr. 610 100 001), Bilthoven.
- Knetsch, G.J. (ed.) (2002). Monitoring of radiation in the environment in the Netherlands. Results in 2000. RIVM (report 610 056 047), Bilthoven.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2002). Stralingsdosis door kunstmatige radioactieve stoffen, 1960-2000 (indicator 0313, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.