Broeikasgasemissies in Nederland per sector, 1990-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De koolstofdioxide-emissie (CO2) van verkeer en vervoer zijn tussen 1990 en 2007 toegenomen. Ook de CO2-emissie van de industrie- en energiesector nam toe. De emissies van overige broeikasgassen namen echter sterk af in deze periode.

De emissieberekeningen voor 2007 zijn nog gebaseerd op voorlopige energie- en productiestatistieken van het CBS. In mei 2009 worden de definitieve emissiecijfers over 2007 gepubliceerd op deze pagina.

CO2-emissie industrie- en energiesector

De CO2-emissie van de industrie- en energiesector (met inbegrip van raffinaderijen) is tussen 1990 en 2004 met circa 11 Mton toegenomen. Na 2004 zijn de emissies echter met bijna 5 Mton gedaald tot een niveau van circa 100 Mton in 2007. De streefwaarde voor deze sector is 109,2 Mton in 2010.

  • De emissie in de energiesector (inclusief afvalverwijderingsbedrijven) is tussen 1990 en 2004 met circa 17 Mton toegenomen, door de toename van de vraag naar elektriciteit.
    Tussen 2004 en 2007 is de emissie in de energiesector met circa 4 Mton afgenomen. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door een lagere elektriciteitsproductie in Nederland in 2005 en 2006. Deze daling was het gevolg van de toegenomen import van elektriciteit. Daarnaast zijn er meer duurzame energiebronnen ingezet bij de Nederlandse elektriciteitsproductie.
    In 2007 steeg de binnenlandse elektriciteitsproductie echter weer, waardoor de daling tussen 2004 en 2006 weer voor een deel teniet werd gedaan..
  • De CO2-emissie van de industriesector (chemische industrie, overige industrie en bouw) is met bijna 7 Mton afgenomen in de periode 1990-2004, vooral als gevolg van energiebesparingsmaatregelen. Na 2004 is de emissie nagenoeg constant gebleven.
  • De CO2-emissie van de raffinaderijen ligt met bijna 12 Mton op het niveau van het jaar 1990.


Om een beter beeld te krijgen van de trend in de broeikasgasemissies, zijn de hier gepresenteerde cijfers gecorrigeerd voor schommelingen door toevallige temperatuurswisselingen.

CO2-emissie verkeer en vervoer

De CO2-emissie van verkeer en vervoer is tussen 1990 en 2007 met 8,5 Mton toegenomen en bedraagt circa 39 Mton in 2007. De streefwaarde voor deze sector is 38,7 Mton in 2010. De toename van de CO2-emissie tot en met 2006 is vooral het gevolg van de toename van het wegverkeer. De afname met bijna 1 Mton in 2007 is het gevolg van het gebruik van biobrandstoffen.

CO2-emissie gebouwde omgeving

De totale emissie in de sector 'gebouwde omgeving' (consumenten, en Handel- Diensten- en Overheid: HDO) is met 1,5 Mton afgenomen sinds 1990 en bedraagt circa 28 Mton in 2007. De streefwaarde voor deze sector is 28,3 Mton in 2010.

  • Een groot deel van het energiegebruik in de HDO-sector wordt aangewend voor de verwarming van (kantoor-)gebouwen. In de periode 1990-2002 is de voorraad kantoorruimte en het kantoorgebruik met circa 50% toegenomen (CPB, 2005). Daardoor is ook de CO2-emissie door ruimteverwarming toegenomen met bijna 3 Mton.
  • Alleen de CO2-emissies die veroorzaakt worden door het gebruik van huisbrandstoffen (voornamelijk aardgas) worden aan consumenten toegerekend. De emissies van motorbrandstoffen vallen onder de sector verkeer en vervoer. Huisbrandstoffen worden voor ongeveer driekwart gebruikt voor ruimteverwarming. De CO2-emissie voor ruimteverwarming is met 4,5 Mton afgenomen, ondanks het feit dat het aantal woningen toeneemt. Dit is het gevolg van energiebesparende maatregelen zoals woningisolatie en installatie van HR-ketels. De CO2-emissie voor warmwatervoorziening is nauwelijks veranderd.

CO2-emissie landbouw

De CO2-emissies van de landbouw zijn voor circa 80% afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen in de glastuinbouw. Deze emissie is sinds 1990 circa 2 Mton gedaald door energiebesparing in de glastuinbouw. De CO2-emissie van de landbouw kwam daarmee uit op ongeveer 7 Mton in 2007. De energiebesparing is vooral het gevolg van de Meerjarenafspraken energiebesparing 1990-2000. De streefwaarde voor deze sector is 7,6/8,2 Mton in 2010 (afhankelijk van de ontwikkeling van het areaal glastuinbouw).

Emissies overige broeikasgassen

De emissies van de overige broeikasgassen; methaan (CH4), distikstofoxide (N2O) en de fluorhoudende gassen (F-gassen: HFK's, PFK's en SF6), zijn tussen 1990 en 2007 met bijna 19 Mton afgenomen, tot circa 33 Mton CO2-equivalenten in 2007. De streefwaarde is 35,4 Mton CO2-equivalenten in 2010.

  • De emissie van CH4 neemt sinds 1990 af. Belangrijkste reden is de afname van het storten van afval, wat leidt tot minder methaanemissie uit stortplaatsen. Daarnaast nam de CH4 emissie vanuit de landbouw af door krimp van de veestapel.
  • De emissie van N2O neemt sinds 1995 af doordat minder mest werd uitgereden en door minder gebruik van kunstmest. Daarnaast is de N2O-emissie van de industrie gedaald door reductiemaatregelen.
  • De emissies van F-gassen namen tussen 1998 en 2005 af met ruim 6 Mton. Dit is grotendeels het gevolg van maatregelen in de chemische industrie en de basismetaal. Na 2005 is door een toename van het gebruik van HFK's in de koelsector een lichte stijging te zien.

Beleid

De emissies van de broeikasgassen koolstofdioxide, methaan, distikstofoxide (lachgas) en van de fluorhoudende gassen (HFK's, PFK's en SF6) zijn onderdeel van het Klimaatverdrag en het Kyoto Protocol van de Verenigde Naties. In het Kyoto Protocol zijn afspraken gemaakt over de reductie van de emissies van broeikasgassen, waaronder CO2.

Uitleg verschillende emissiecijfers

  • IPCC-totaal temperatuurgecorrigeerd (hier gepresenteerd)- Het MNP stelt jaarlijks de Milieubalans op. Voor toetsing van het nationale beleid aan de Kyotodoelstelling wordt daarbij uitgegaan van het IPCC-emissiereeks. Om zicht te krijgen op of het nationale beleid op de goede weg is, worden schommelingen door toevallige temperatuurswisselingen gecorrigeerd.
  • IPCC-totaal - Om internationaal beleid te kunnen voeren met als doel het tegengaan van het versterkt broeikaseffect is door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een voorschrift opgesteld, aan de hand waarvan ieder land moet rapporteren (IPCC, 2001). De zo gerapporteerde emissies zijn tussen landen onderling vergelijkbaar en geven daardoor een betrouwbaarder beeld van mondiale emissies. De hier gepresenteerde cijfers zijn exclusief de CO2-emissies van veranderd landgebruik en bos-aanplant en -kap, de CO2-emissies van verbranding van biomassa en internationale brandstofbunkers.

Bronnen

  • CPB (2005). De vraag naar ruimte voor economische activiteit tot 2040. Bedrijfslocatiemonitor. P.H.A.M. Arts e.a. CPB rapport no 59, December 2005. ISBN: 90-5833-243-8. Centraal Planbureau, Den Haag.
  • Emissieregistratie (2008). Website Emissieregistratie. MNP, Bilthoven; CBS, Den Haag; RWS-Waterdienst, Lelystad; Alterra, Wageningen; SenterNovem, Utrecht en TNO, Utrecht.
  • IPCC (2001). Good Practice Guidance and Uncertainty Management in National Greenhouse Gas Inventories. Intergovernmental Panel on Climate Change, Bracknell, UK.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CLO (2008). Broeikasgasemissies in Nederland per sector, 1990-2007 (indicator 0168, versie 11, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.