Broeikasgasemissies in Nederland per sector, 1990-2005
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
De CO2-emissies van verkeer en vervoer en van de industrie- en energiesector namen sinds 1990 beide met circa 8 Mton toe, terwijl de emissies van overige broeikasgassen met 16 Mton afnamen.
CO2-emissie industrie- en energiesector
De koolstofdioxide (CO2) -emissie van de industrie- en energiesector is tussen 1990 en 2005 met circa 8 Mton toegenomen, tot circa 101 Mton in 2005. De streefwaarde voor deze sector is 109,2 Mton in 2010.
De grootste groei vond plaats in de energiesector door de toegenomen vraag naar elektriciteit; +14 Mton, tot circa 56 Mton in 2005. Overigens is de emissie in de energiesector tussen 2004 en 2005 met circa 3 Mton afgenomen, omdat er minder elektriciteit is geproduceerd in Nederland en meer is geïmporteerd. Daarnaast zijn er meer duurzame energiebronnen ingezet bij de Nederlandse elektriciteitsproductie. De CO2-emissie van de raffinaderijen ligt met circa 11 Mton op het niveau van het jaar 1990. De CO2-emissie van de industriesector is, vooral als gevolg van energiebesparingsmaatregelen, met 6 Mton afgenomen tot circa 33 Mton in 2005.
De emissieschattingen voor 2005 zijn gebaseerd op voorlopige energie- en productiestatistieken van het CBS. In mei 2007 worden de definitieve emissiecijfers over 2005 gepubliceerd op deze pagina.
CO2-emissie verkeer en vervoer
De CO2-emissie van verkeer en vervoer is tussen 1990 en 2005 met 9 Mton toegenomen en bedraagt circa 39 Mton in 2005. De streefwaarde voor deze sector is 38,7 Mton in 2010.
De toename van de CO2-emissie is vooral toe te wijzen aan de toename van het wegverkeer. Tussen 1990 en 2005 heeft de groei van de CO2-emissie door het wegverkeer nagenoeg gelijke tred gehouden met de groei van het aantal voertuigkilometers. De CO2-emissies van personenauto's en bestelbussen namen beide met ruim 3 Mton toe, terwijl het vrachtverkeer ongeveer 1,5 Mton meer uitstootte dan in 1990.
CO2-emissie gebouwde omgeving
De toename van de CO2-emissie bij de sector handel, diensten en overheid (HDO) van circa 3 Mton sinds 1990 is gecompenseerd door eenzelfde afname bij de huishoudens. Daarom is de totale emissie in de sector 'gebouwde omgeving' vrijwel gelijk aan de emissie in 1990 en bedraagt circa 30 Mton in 2005. De streefwaarde voor deze sector is 28,3 Mton in 2010. Om zicht te krijgen op of het nationale beleid op de goede weg is, zijn de hier gepresenteerde emissies voor schommelingen door toevallige temperatuurswisselingen gecorrigeerd.
Een groot deel van het energiegebruik in de HDO-sector wordt aangewend voor de verwarming van (kantoor-)gebouwen. In de periode 1990-2002 is de voorraad kantoorruimte en het kantoorgebruik met circa 50% toegenomen (CPB, 2005). Daardoor is ook de CO2-emissie door ruimteverwarming toegenomen.
Emissies door energiegebruik worden alleen aan de consumenten toegekend voor het gebruik van huisbrandstoffen (voornamelijk aardgas). Huisbrandstoffen worden voornamelijk (voor ongeveer driekwart) gebruikt voor ruimteverwarming. De CO2-emissie voor ruimteverwarming is afgenomen, ondanks het feit dat het aantal woningen toeneemt. Dit is het gevolg van energiebesparende maatregelen zoals woningisolatie en installatie van Hr-ketels. De CO2-emissie voor warmwatervoorziening is nauwelijks veranderd.
CO2-emissie landbouw
De CO2-emissies van de landbouw zijn voor circa 80% afkomstig van de verbranding van fossiele brandstoffen in de glastuinbouw. Deze emissie is sinds 1990 ongeveer 2 Mton gedaald door energiebesparing in de glastuinbouw, tot circa 7 Mton in 2005. De energiebesparing is vooral het gevolg van de Meerjarenafspraken energiebesparing 1990-2000. De streefwaarde voor deze sector is 7,6/8,2 Mton in 2010 (afhankelijk van de ontwikkeling van het areaal glastuinbouw).
Emissies overige broeikasgassen
De emissies van de overige broeikasgassen; methaan (CH4), distikstofoxide (N2O) en de fluorhoudende gassen, zijn tussen 1990 en 2004 met ruim 30% afgenomen, tot circa 37 Mton CO2-equivalenten. De uitstoot van de overige broeikasgassen is in 2005 vrijwel gelijk gebleven aan 2004. De streefwaarde is 35,4 Mton CO2-equivalenten in 2010.
- De emissie van CH4 neemt sinds 1990 af. Belangrijkste reden is de afname van het storten van afval, wat leidt tot minder methaanemissie uit stortplaatsen. Daarnaast nam de CH4 emissie vanuit de landbouw af door krimp van de veestapel.
- De emissie van N2O nam sinds 1995 af doordat minder mest werd toegediend en door minder kunstmestgift. Daarnaast is de N2O-emissie van de industrie gedaald.
- De emissies van fluorhoudende gassen (HFK's, PFK's, SF6) namen sinds 1998 af. Dit is grotendeels het gevolg van twee maatregelen in de industrie.
Beleid
De emissies van de broeikasgassen koolstofdioxide, methaan, distikstofoxide (lachgas) en van de fluorhoudende gassen (HFK's, PFK's en SF6) zijn onderdeel van het Klimaatverdrag en het Kyoto Protocol van de Verenigde Naties. In het Kyoto Protocol zijn afspraken gemaakt over de reductie van de emissies van broeikasgassen, waaronder CO2. Het binnenlandse doel voor de uitstoot van broeikasgassen is gesteld op 221,7 miljard kg CO2-equivalenten per jaar in de periode 2008-2012.
- Nieuwe sectorale streefwaarden (Ministerie van VROM. 2006)
- Klimaatverandering: beleid ter vermindering van broeikasgasemissies
- Inleiding tot het broeikaseffect
Broeikasgasemissies herberekend
In het najaar van 2005 zijn de broeikasgasemissies van 1990 tot en met 2004 herberekend om te kunnen voldoen aan de eisen van het Kyoto Protocol. Deze herberekeningen hebben effect op zowel de emissieniveaus als de trends. De belangrijkste wijzigingen zijn: een hogere CO2-emissiefactor voor aardgas (+1 Mton hele tijdreeks) en een aanpassing van de methodiek voor olie en gaswinning, transport en distributie (+0,5 Mton in 1990). Meer informatie over de herberekeningen kunt u vinden in bijlage 1 van de Milieubalans 2006 (MNP, 2006).
Uitleg verschillende emissiecijfers
- IPCC-totaal temperatuurgecorrigeerd (hier gepresenteerd)- Het MNP stelt jaarlijks de Milieubalans op. Voor toetsing van het nationale beleid aan de Kyotodoelstelling wordt daarbij uitgegaan van het IPCC-emissiereeks. Om zicht te krijgen op of het nationale beleid op de goede weg is, worden schommelingen door toevallige temperatuurswisselingen gecorrigeerd.
- IPCC-totaal - Om internationaal beleid te kunnen voeren met als doel het tegengaan van het versterkt broeikaseffect is door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) een voorschrift opgesteld, aan de hand waarvan ieder land moet rapporteren (IPCC, 2001). De zo gerapporteerde emissies zijn tussen landen onderling vergelijkbaar en geven daardoor een betrouwbaarder beeld van mondiale emissies. De hier gepresenteerde cijfers zijn exclusief de CO2-emissies van veranderd landgebruik en bos-aanplant en -kap (LULUCF), de CO2-emissies van verbranding van biomassa en internationale brandstofbunkers.
Bronnen
- CPB (2005). De vraag naar ruimte voor economische activiteit tot 2040. Bedrijfslocatiemonitor. P.H.A.M. Arts e.a. CPB rapport no 59, December 2005. ISBN: 90-5833-243-8. Centraal Planbureau, Den Haag.
- Emissieregistratie (2006). MNP, Bilthoven; CBS, Voorburg; RIZA, Lelystad; EC-LNV, Den Haag; SenterNovem, Utrecht en TNO-MEP, Apeldoorn.
- IPCC (2001). Good Practice Guidance and Uncertainty Management in National Greenhouse Gas Inventories. Intergovernmental Panel on Climate Change, Bracknell, UK.
- MNP (2006). Milieubalans 2006. Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
Relevante informatie
- In het Klimaatverdrag en Kyoto Protocol heeft Nederland zich verplicht tot reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Daartoe worden een aantal maatregelen uitgevoerd. Internationaal zijn ook eisen gesteld met betrekking tot monitoring en rapportage. De website www.broeikasgassen.nl geeft aan hoe Nederland de monitoring invult en geeft toegang tot de relevante rapporten.
- Emissieregistratie (2006). Datawarehouse van de Emissieregistratie. MNP, Bilthoven; CBS, Voorburg; RIZA, Lelystad; EC-LNV, Den Haag; SenterNovem, Utrecht en TNO-MEP, Apeldoorn. Nieuwe emissiecijfers kunnen in december 2006 in detail worden opgevraagd. Verder is via deze site informatie beschikbaar over de methodieken voor het bepalen van emissiecijfers en informatie over wijzigingen in methodieken.
- Van Dril, A.W.N. en H.E. Elzenga. (2005). Referentieramingen energie en emissies 2005-2020., RIVM rapportnr. 773001031/2005. ECN, Petten en MNP, Bilthoven.
- Ministerie van VROM, 2006. Integrale afweging klimaatbeleid gericht op het halen van Kyoto - Kamerbrief van 13 april 2006.
- Ministerie van VROM. Dossier Klimaatverandering.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2006). Broeikasgasemissies in Nederland per sector, 1990-2005 (indicator 0168, versie 08, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.