Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2023

Het totale aantal land- en tuinbouwbedrijven daalt al enkele decennia. Het aantal grote bedrijven (met een standaardopbrengst van 500 duizend euro en meer) is echter toegenomen van 7,7 duizend in 2000 tot 15,1 duizend in 2023.

Stijging economische omvang van land- en tuinbouwbedrijven

In 2000 waren er nog 97,4 duizend land- en tuinbouwbouwbedrijven. In 2023 is het aantal afgenomen tot 51 duizend, een daling van 48 procent in 23 jaar. De gemiddelde economische omvang van de bedrijven - gemeten als standaardopbrengst - stijgt gestaag. In 2000 bedroeg de gemiddelde standaardopbrengst (SO) van een land- en tuinbouwbedrijf 194 duizend euro. In 2023 is de gemiddelde SO toegenomen tot 539 duizend euro, bijna een verdrievoudiging.

Weinig kleine bedrijven in Flevoland, veel grote bedrijven in Zuid-Holland

De verdeling van de economische omvang van alle bedrijven per provincie laat twee opvallende verschillen zien. In de provincie Flevoland komen relatief weinig kleine bedrijven (minder dan 25 duizend euro SO) voor. In de provincies Zuid-Holland, Flevoland en Friesland komen relatief veel grote bedrijven (500 duizend euro SO en meer) voor. In Zuid-Holland gaat het dan vooral om glastuinbouwbedrijven. 

Bedrijfsgrootte sterk toegenomen

In de periode 2000-2023 is het aantal land- en tuinbouwbedrijven veel meer afgenomen (48 procent) dan de totale oppervlakte cultuurgrond (9 procent). In die periode heeft er een flinke schaalvergroting plaatsgevonden. In 2000 hadden land- en tuinbouwbedrijven gemiddeld 20 hectare cultuurgrond. In 2023 is dat gemiddelde 36 hectare geworden, een stijging van ruim 75 procent. Een soortgelijke schaalvergroting is ook te zien in het gemiddelde aantal dieren per bedrijf. 

Bedrijven met veel landbouwgrond vooral in het noorden

Bedrijven met minimaal 30 hectare landbouwgrond komen relatief veel voor in de noordelijke provincies Groningen (69 procent), Friesland (67 procent), Flevoland (63 procent) en in de provincie Drenthe (58 procent) en Zeeland (51 procent). In Zuid-Holland is ruim een derde (37 procent) van de bedrijven kleiner dan 5 hectare. Een deel van deze bedrijven bestaat uit glastuinbouwbedrijven, die met relatief weinig cultuurgrond toe kunnen. Weinig bedrijven met minder dan 5 hectare cultuurgrond komen voor in Flevoland (7 procent), Friesland (8 procent) en Groningen (8 procent). Deze provincies kennen dan ook weinig glastuinbouw.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2023

Omschrijving

Vanaf 2010 is de Standaardopbrengst (SO) in gebruik als criterium om de omvang en specialisatiegraad vast te stellen. De definitie van de SO is afgeleid van die van de Standard Output die vanaf dat jaar in Europese statistieken wordt gebruikt. De SO-norm is een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald. Bedrijfstoeslagen en subsidies zijn niet in de opbrengst opgenomen. Ook voor biologische productiemethoden zijn geen aparte normen opgesteld. De SO wordt uitgedrukt in euro.
Voor elke productie-eenheid die (duurzaam) bij de Landbouwtelling wordt gevraagd, is een norm per eenheid bepaald. De totale bedrijfsomvang van een bedrijf wordt berekend als sommatie van de totale SO van alle gewassen en dieren. De opbrengst van de jonge dieren (kalveren, biggen, lammeren, geitjes) is bij de moederdieren meegenomen. Ook gewassen die op het eigen bedrijf worden gebruikt, zoals grasland en snijmaïs, worden in de SO meegenomen.
Zie voor meer informatie LEI / Wageningen UR: SO en NSO typering.
Ontwikkeling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven naar economische omvang van 2000-2023. Hierbij worden de bedrijven op basis van economische omvang ingedeeld in klassen: 3 duizend tot 25 duizend euro SO, 25 duizend tot 100 duizend euro SO, 100 duizend tot 250 duizend euro SO, 250 duizend tot 500 duizend euro SO en 500 duizend euro SO of meer.
Verdeling van land- en tuinbouwbedrijven naar economische omvang per provincie in 2023. Hierbij worden de bedrijven op basis van economische omvang ingedeeld in klassen: 3 duizend tot 25 duizend euro SO, 25 duizend tot 100 duizend euro SO, 100 duizend tot 250 duizend euro SO, 250 duizend tot 500 duizend euro SO en 500 duizend euro SO of meer.
Ontwikkeling van het aantal land- en tuinbouwbedrijven naar oppervlakte cultuurgrond van 2000-2023. Hierbij worden de bedrijven op basis van de oppervlakte cultuurgrond ingedeeld in vijf klassen: tot 1 ha, 1 tot 5 ha, 5 tot 10 ha, 10 tot 30 ha en 30 ha en meer.
Verdeling van land- en tuinbouwbedrijven naar oppervlakte cultuurgrond per provincie in 2023. Hierbij worden de bedrijven op basis van de oppervlakte cultuurgrond ingedeeld in vijf klassen: tot 1 ha, 1 tot 5 ha, 5 tot 10 ha, 10 tot 30 ha, 30 tot 50 ha, 50 ha en meer.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

Zie de korte onderzoekbeschrijving Landbouwtelling (CBS, 2024b)

Basistabel

Ontwikkeling van het aantal landbouwbouwbedrijven naar economische omvang, 2000-2023: 
Statline: Landbouw; economische omvang naar omvangsklasse, bedrijfstype, 2000-2023. (CBS, 2024a)

Geografische verdeling

Nederland, provincies

Andere variabelen

Economische omvang en bedrijfstype

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks. De teeltoppervlaktes van de (geplande) gewassen hebben als peildatum 15 mei van het referentiejaar. Andere gegevens hebben als peildatum 1 april van het referentiejaar.

Achtergrondliteratuur

Zie voor de methodenbeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine.

Opmerking

De Standaardopbrengst is de maat, waarmee met ingang van 2010 de economische omvang van agrarische activiteiten wordt aangegeven.

Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven, 2000-2023 (indicator 2122, versie 13, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.