Afval van huishoudens, 1985-2017
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In de jaren tachtig en negentig neemt de hoeveelheid huishoudelijk afval die jaarlijks in Nederland vrijkomt sterk toe. Tussen 2000 en 2007 is de groei veel minder, en tussen 2007 en 2013 is er zelfs sprake van een daling. Vanaf 2014 laat de vrijgekomen hoeveelheid een licht stijgende tendens zien. De fractie gescheiden ingezameld afval van huishoudens is toegenomen van 45 procent in 2000 naar 56 procent in 2017.
In 2017 iets meer huishoudelijk afval als in 2016
Na een periode waarin de hoeveelheid afval van huishoudens ieder jaar toeneemt, treedt er tussen 2000 en 2007 een afvlakking op van de groei. Na 2007 daalt de hoeveelheid huishoudelijk afval jaarlijks.
In 2014 is er weer iets meer huishoudelijk afval ingezameld dan het jaar ervoor. Na een lichte daling in 2015 neemt in zowel 2016 als in 2017 de hoeveelheid weer iets toe.
Fractie gescheiden ingezameld afval
Tussen 2000 en 2017 is de fractie gescheiden ingezameld huishoudelijk afval toegenomen van 45 naar 56 procent.
Hoeveelheid gescheiden ingezameld afval
In de jaren negentig van de vorige eeuw neemt de hoeveelheid gescheiden ingezameld huishoudelijk afval sterk toe. Dit komt vooral doordat veel gemeenten begin jaren negentig de gescheiden inzameling van GFT-afval hebben ingevoerd. Ook is er toen meer oud papier en glas door de gemeenten ingezameld. Vanaf 1998 neemt het scheiden van huishoudelijk afval minder snel toe: van 3,6 miljard kg in 1998 tot 4,6 miljard kg in 2007.
Na 2007 daalt de jaarlijkse hoeveelheid gescheiden ingezameld afval licht tot 4,1 miljard kg in 2013. Deze daling wordt deels veroorzaakt doordat er steeds minder oud papier wordt ingezameld. Ondanks dat in 2010 de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingen ingevoerd wordt, is er in dat jaar iets minder afval gescheiden ingezameld dan in 2009. Vanaf 2014 neemt de hoeveelheid weer toe naar 4,7 miljard kg in 2017.
Na 2008 minder papier gescheiden ingezameld
De jaarlijkse hoeveelheid gescheiden ingezameld papier verdubbelt tussen 1985 en het begin van deze eeuw van 0,5 tot ongeveer 1 miljard kg. Vanaf 2000 groeit de hoeveelheid nog maar licht tot 1,1 miljard kg in 2008.
Na 2008 halen de gemeenten jaarlijks minder oud papier op. In 2016 is de hoeveelheid gescheiden ingezameld papier afgenomen tot 0,9 miljard kg.
Beleid
De uitgangspunten voor het beleid worden omschreven in de notitie Publiek kader huishoudelijk afval 2025 (VANG-HHA, 2014). Binnen het kader van de circulaire economie wil men de grondstoffen- en materiaalketens zoveel mogelijk sluiten. De ambitie is dat in 2020 maximaal 100 kg grof én fijn restafval per jaar per inwoner naar de eindverwerking (verbranden) gaat. In 2025 zou dit verder terug gebracht zijn tot maximaal 30 kg restafval per jaar.
Bronnen
- CBS (2004). Statistiek gemeentelijk afval; opzet van het onderzoek. CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2007). Gescheiden afvalinzameling stagneert. Webmagazine, 18 juli 2007. CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2010). Minder huishoudelijk afval en meer plastic ingezameld. Webmagazine, 12 juli 2010. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2018). Gemeenten zamelen meer afval gescheiden in. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2019). StatLine: Gemeentelijke afvalstoffen, hoeveelheden. CBS, Den Haag / Heerlen.
- IenM (2011). Brief van staatssecretaris Atsma (IenM) over meer waarde uit afval. Kamerstuk 30872-79. 26-08-2011. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag.
- RIVM (2001). Monitoring prioritaire afvalstoffen 1999. RIVM, Bilthoven.
- VANG-HHA (2014). Publiek kader huishoudelijke afval 2025. Ministerie Infrastructuur en Milieu, Den Haag, Bestuurlijke commissie Milieu, Energie en Mobiliteit VNG, Apeldoorn, NVRD, Dalfsen.
Relevante informatie
- Meer informatie over het huishoudelijke afval is te vinden in de databank StatLine van het CBS en bij Rijkswaterstaat Leefomgeving (zie onder andere de Afvaldatabase).
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Afval van huishoudens
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de hoeveelheid afval die vrijkomt bij huishoudens tussen 1985 en 2017, verdeeld naar gemengd ingezameld afval, grof gemengd ingezameld afval en gescheiden ingezameld afval. Het gescheiden ingezamelde afval is verdeeld naar inzamelende instantie (gemeenten, overig) en naar de diverse afvalstromen.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- Definities van de genoemde afvalstromen en informatie over de wijze waarop bovenstaande gegevens tot stand zijn gekomen zijn te vinden in het artikel Statistiek gemeentelijk afval; opzet van het onderzoek (CBS, 2004).
- Basistabel
- StatLine: Gemeentelijke afvalstoffen, hoeveelheden (CBS, 2019)
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Er zijn gegevens over de diverse afvalstromen, de wijze van inzameling en de inzamelende instantie. De gegevens zijn beschikbaar voor Nederland, per provincie, per gemeente, naar mate van stedelijkheid van de gemeenten en naar grootte van de gemeenten.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Statistiek gemeentelijk afval; opzet van het onderzoek (CBS, 2004)
Gescheiden afvalinzameling stagneert (CBS, 2007)
Minder huishoudelijk afval en meer plastic ingezameld (CBS, 2010)
Gemeenten zamelen meer afval gescheiden in (CBS, 2018) - Opmerking
- De gegevens over huishoudelijk afval in het Compendium voor de Leefomgeving wijken af van die het CBS publiceert in de databank StatLine (CBS, 2019). Dit verschil komt door:
- Het afval dat door derden is ingezameld: dit afval (vooral wit- en bruingoed dat via de detailhandel is ingezameld en oud papier en karton) is wel in het Compendium voor de Leefomgeving inbegrepen maar niet in de cijfers in de StatLine-tabel.
- Het verbouwingsafval (zoals puin, hout, metalen en vlakglas). In de StatLine-tabel is al het door gemeenten ingezamelde verbouwingsafval toegerekend aan het afval van huishoudens. Voor het bepalen van de cijfers in het Compendium voor de Leefomgeving is maar een deel van dit afval toegedeeld aan de huishoudens. Reden daarvoor is dat een deel van dit afval niet door huishoudens maar door bedrijven is afgegeven. Het gaat daarbij vooral om aannemersbedrijven die hun verbouwingsafval afgeven bij milieustraten. In het verleden is daarom tussen het RIVM en CBS afgesproken dat 50 procent van het verbouwingsafval aan het huishoudelijk afval wordt toegerekend. In het onderzoek over 2003 is navraag gedaan naar het acceptatiebeleid van verbouwingsafval van bedrijven door gemeenten. Daaruit bleek dat ongeveer 85 procent van het door de gemeenten ingezameld verbouwingsafval afkomstig is van huishoudens. Dat het aandeel van de huishoudens hoger ligt komt onder andere door een strikter acceptatiebeleid van milieustraten. Steeds meer milieustraten accepteren geen afval meer van bedrijven. Gezien deze ontwikkeling is in overleg tussen het toenmalige Ministerie van VROM, Uitvoering Afvalbeheer en het CBS afgesproken om met terugwerkende kracht het aandeel van huishoudens te laten toenemen van 50 naar 85 procent. Voor 2000 en eerder wordt het oude percentage van 50 procent gehanteerd. In 2001, 2002 en 2003 stijgt dit percentage naar respectievelijk 60, 70 en 80 procent. Voor 2004 en later wordt 85 procent van het verbouwingsafval aan het huishoudelijk afval toegerekend.
Het CBS ontvangt nog regelmatig aanvullingen en correcties over de gegevens van oudere jaren. Daarom hebben de cijfers over de jaren 2015 en 2016 de status 'nader voorlopig'. Ze kunnen nog worden aangepast maar de omvang van die aanpassing zal beperkt zijn. Eind 2017 zijn de cijfers over 2013 en 2014 definitief vastgesteld. - Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2019). Afval van huishoudens, 1985-2017 (indicator 0140, versie 31, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.