Voorraad woningen en niet-woningen, mutaties en gebruiksfuncties, 2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Op 31 december 2014 waren er bijna 7,6 miljoen woningen in Nederland. Daarnaast stonden er ruim 1,1 miljoen niet-woningen, waaronder kantoren, winkels en zorginstellingen. 'Overig gebruik' en 'industrie' zijn het sterkst vertegenwoordigd onder niet-woningen. Er zijn verschillen in regionale concentratie van deze functies.

In 2014 zijn ruim 45 duizend nieuwbouwwoningen opgeleverd. Dit aantal is met 8,4% gedaald ten opzichte van 2013. Ook de nieuwbouw van niet-woningen nam af in 2014 vergeleken met een jaar eerder, zij het in mindere mate dan de woningen.

Zuid-Holland tien keer zoveel verblijfsobjecten als in Flevoland

De meeste woningen én niet-woningen staan in Zuid-Holland: in totaal bijna 1,9 miljoen. Dat komt neer op 21,4% van de voorraad in Nederland. Daarmee zijn in Zuid-Holland tien keer zoveel verblijfsobjecten te vinden als in de jonge provincie Flevoland.
Met een aandeel van 87,1% namen de woningen eind 2014 het overgrote deel van de totale voorraad verblijfsobjecten in. Dit percentage verschilt niet sterk per provincie. Eind 2014 was het aandeel woningen in de voorraad het grootst in Flevoland (89,2%), op korte afstand gevolgd door Utrecht en Zuid-Holland. Ook in 2012 en 2013 waren Flevoland en Utrecht koplopers.
Binnen deze 'woonprovincies' valt het grote aandeel in grotere gemeenten als Almere (92,5%), Houten (92%) en Delft (91,7%) op. Nationaal gezien is de Gelderse gemeente Millingen aan de Rijn koploper met een aandeel woningen van 95,4%. Ook in de afgelopen jaren kwamen naar verhouding de meeste woningen in deze gemeente voor.

Niet-woningen: vooral industrie en overig gebruik

Eind 2014 bestond ongeveer een achtste van de voorraad in Nederland uit niet-woningen. Daarvan is het grootste deel bestemd voor 'overig gebruik' (38,6%), op ruime afstand gevolgd door 'industrie' (16,6%). Onder overig gebruik vallen bouwwerken als parkeergarages en gemalen. Onder industrie verstaan we bijvoorbeeld fabrieken en loodsen. Daarnaast beslaan winkels en logiesaccommodaties ieder meer dan 10% van het aantal niet-woningen.
In bijna alle provincies zijn minder dan 2 op de 10 verblijfsobjecten een niet-woning. Zeeland vormt hierop een uitzondering (23,2%). Op Schouwen Duiveland is zelfs bijna de helft van de voorraad (45,5%) een niet-woning. In Zeeland zijn hotels en recreatiewoningen sterk vertegenwoordigd. Ruim 40% van het aantal niet-woningen heeft in deze provincie een logiesfunctie. Ook op de Waddeneilanden Schiermonnikoog, Ameland, Vlieland en Texel domineren 'logies', zoals hotels, restaurants en recreatiewoningen.
Vergeleken met andere provincies is de vertegenwoordiging van winkels in Zuid-Holland het grootst. Flevoland kent relatief veel industriële objecten, terwijl Noord-Holland een kantorencentrum is. Bij de kantoren is het verschil met de andere Randstadprovincies klein.
Naar verhouding zijn de provinciale verschillen het grootst bij de verblijfsobjecten met logiesfunctie. Zoals gezegd zijn in Zeeland veruit de meeste niet-woningen logies. Drenthe heeft de meeste gezondheidscentra, terwijl Utrecht veel objecten met meerdere functies (zonder woonfunctie) herbergt, zoals winkel en kantoor.

Nieuwbouw neemt af

In 2014 zijn in totaal 52.602 verblijfsobjecten (woningen en niet-woningen) opgeleverd. Daarmee kwam de nieuwbouw 8,3% lager uit dan het jaar daarvoor.
In lijn met deze afname is het aantal nieuwbouwwoningen gezakt tot ruim 45 duizend opleveringen in 2014. In 2013 nam de nieuwbouw nog licht toe (1,3%).
Met name bij woningen hebben overige toevoegingen en onttrekkingen een sterk fluctuerend karakter (zie technische toelichting). De afname van de nieuwbouw in 2014 is enigszins 'opgevangen' door de afname van gesloopte woningen en overige onttrekkingen, maar per saldo (toevoegingen minus onttrekkingen) kwamen er in 2014 bijna 30 duizend woningen minder bij dan het jaar daarvoor.
De niet-woningen lieten in 2014 een iets positiever beeld zien dan de woningen. Met een afname van 7,6% ten opzichte van 2013 was het verval bij de nieuwbouw van niet-woningen iets minder sterk dan bij de woningen. De afname van het aantal gesloopte niet-woningen (-9,1%) was groter dan de terugloop bij de nieuwbouw.
In tegenstelling tot bij de woningen, kwamen er per saldo ruim 3 duizend niet-woningen extra bij in 2014 vergeleken met een jaar eerder.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voorraad woningen en niet-woningen, mutaties en gebruiksfuncties, 31 december 2014
Omschrijving
Dit artikel bevat gegevens over de eindstand 2014 van de voorraad woningen en niet-woningen en mutaties in de voorraad, zoals nieuwbouw en sloop, vanaf januari 2012 tot en met 2014. De gegevens zijn afkomstig uit de Landelijke Voorziening Basisregistratie Adressen en Gebouwen (LV BAG). Deze gegevens zijn beschikbaar vanaf januari 2012. De niet-woningen zijn uitgesplitst naar verschillende gebruiksfuncties.
Een woning is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woondoeleinden geschikte eenheid van gebruik, ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte.
De getoonde gegevens betreffen alleen woningen volgens de LV BAG. Het gaat hier niet om een verdere uitsplitsing van de woningvoorraad naar recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen, zoals nog tot en met 2011 werd gehanteerd in het Woningregister (WRG). Het WRG is per 1 januari 2012 afgesloten.

Een verblijfsobject is de kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik, die is ontsloten via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Marcel van Wijk.
Berekeningswijze
De gegevens over de voorraad woningen, niet-woningen en gebruiksfuncties zijn gebaseerd op de LV BAG. Bij de cijfers zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Bij het samenstellen van statistieken voert het CBS een aantal controles uit. Daardoor wijken de registerdata (die direct uit de BAG kunnen worden afgeleid) af van de statistische uitkomsten, die het CBS publiceert.
Alle verblijfsobjecten met minimaal een woonfunctie en eventueel 1 of meer andere gebruiksfuncties worden als woning aangemerkt (en worden niet meegeteld bij niet-woningen).

De niet-woningen zijn uitgesplitst naar verschillende gebruiksfuncties.
Alle verblijfsobjecten met 1 of meer gebruiksfuncties zonder woonfunctie worden als niet-woningen aangemerkt (kantoren, scholen, winkels e.d.).

Een verblijfsobject heeft altijd minimaal één adres en bij voorkeur precies één adres.
Geografische verdeling
-
Andere variabelen
Dit artikel bevat voor de eerste keer informatie over mutaties in de voorraad: toevoegingen (nieuwbouw, overig) en onttrekkingen (sloop, overig).

Het aantal overige toevoegingen en onttrekkingen van woningen en niet-woningen in 2012 en van woningen in 2013 is fors. Dit hangt samen met het feit dat diverse gemeenten in de loop van 2012 en 2013 nog veel verbeteringen hebben doorgevoerd in de registratie, zoals:

- Toevoegingen van nog niet opgenomen bestaande woningen of niet-woningen in de BAG. Deze naderhand geregistreerde woningen of niet-woningen staan in Statlinetabel Voorraad woningen en niet-woningen onder 'Overige toevoeging'.

- Aanpassingen in de gebruiksfunctie van (een deel van) een pand, bijvoorbeeld van woning naar niet-woning met logiesfunctie. Het wijzigen van de gebruiksfunctie komt vooral voor bij gebouwen die meer dan één functie hebben, zoals een winkel met woning of een bedrijfspand met woning.

- Toepassing van de reguliere afbakeningsregels van de BAG voor de zorgcomplexen. Hierdoor zijn er veel nieuwe afzonderlijke verblijfsobjecten opgevoerd. In de tabel zijn deze zichtbaar onder 'Overige toevoeging'.
Verschijningsfrequentie
Maandelijks
Achtergrondliteratuur
Zie voor de korte onderzoeksbeschrijving de toelichting Voorraad woningen en niet-woningen op de website van het CBS.
Opmerking
Tot eind 2011 was de bron voor de woningvoorraadstatistieken een maandelijkse enquête onder alle gemeenten. Het CBS heeft deze gegevens ondergebracht in het WRG. Vanaf 2012 leidt het CBS gegevens over de voorraad woningen af uit de LV BAG. Met de komst van de BAG wordt vanaf dat jaar voor het eerst ook de voorraad niet-woningen bepaald.

Door deze verandering in de bron zijn er ook populaties, definities en classificaties voor (veranderingen in) de woningvoorraad gewijzigd. Dit betekent dat een trendbreuk is ontstaan.

De uitkomsten op basis van de nieuwe methode uitgaand van de BAG sluiten redelijk goed aan op de voorgaande uitkomsten. Op 1 januari 2012 worden van de 7,294 miljoen woonruimten uit het WRG er 7,149 miljoen volgens de BAG als woning aangemerkt. Met name onder reguliere woningen zijn de verschuivingen beperkt. Bij bijzondere woningtypen (recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen) ligt het anders. Op adresniveau zijn met name recreatiewoningen (56%) en wooneenheden (78%) slechts gedeeltelijk te traceren. Belangrijke oorzaken zijn dat in de BAG in veel gevallen nieuwe adressen worden gemaakt of dat andere nummeraanduidingen worden gehanteerd.
De cijfers over de periode tot en met 1 januari 2012 in eerdere artikelen over de woningvoorraad ("Woningvoorraad naar eigendom", "Leegstand woningen" en "Woningvoorraad naar bouwjaar en woningtype) zijn dus niet 1-op-1 vergelijkbaar met de cijfers vanaf 2012 in dit artikel.
De methode voor het tellen van de voorraad voor statistiek op basis van de BAG en een toelichting op de belangrijkste verschillen tussen Woningregister en BAG zijn te vinden bij Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG).
Betrouwbaarheidscodering
A (Integrale waarneming).

Referentie van deze webpagina

CLO (2015). Voorraad woningen en niet-woningen, mutaties en gebruiksfuncties, 2014 (indicator 2167, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.