Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting woongebieden, 1996-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het aandeel inwoners van goed of afdoende ontsloten locaties per openbaar vervoer en of per auto is tussen 1996 en 2015 gestegen. Dat kwam door de opening van nieuwe stations en op- en afritten. Het aantal inwoners is in de periode 1996-2015 vooral op multimodale locaties en op autolocaties gegroeid en is licht toegenomen op openbaar vervoerlocaties. De toename op deze locaties blijkt het gevolg te zijn van de ontsluitingsmaatregelen zoals aanleg van nieuwe stations en op- en afritten, hoewel het grootste deel van de toename bij autolocaties blijkt voor te komen uit de bouw van nieuwe woningen bij bestaande op- en afritten. In de Randstad wonen relatief veel mensen op multimodale locaties. In Groningen, Overijssel, Gelderland, Flevoland en Noord-Holland wonen relatief veel inwoners op OV-locaties. In Noord-Brabant wonen relatief veel mensen op autolocaties.
Aantal inwoners banen op autosnelweglocaties en multimodaal ontsloten locaties
Het totaal aantal inwoners is tussen 1996 en 2015 met 9% toegenomen. Het aantal inwoners banen op autosnelweglocaties en multimodaal ontsloten locaties is sterker toegenomen (beide 18%), terwijl het aantal inwoners banen op OV-locatie met 9% toename en op minder goed ontsloten locaties gelijk is gebleven. Dit leidt er toe dat een groter deel van de inwoners in Nederland op multimodale en autolocaties te vinden is, en een kleiner aandeel op matig ontsloten locaties.
Die verschuivingen kunnen uiteengelegd worden in drie componenten:
- het effect van groei of afname van het aantal inwoners rond bestaande stations en op en afritten. Dit heeft geleid tot 1,3% groter aandeel inwoners bij autosnelweglocaties en een kleiner aandeel van OV en multimodale locaties
- het effect van de opening van nieuwe stations en op en afritten op de ontsluiting van bestaande woongebieden. Dit heeft geleid tot 2,5% lager aandeel inwoners op matig ontsloten locaties, en een groter aandeel voor vooral multimodale locaties, maar ook voor autolocaties
- het effect van groei of afname van het aantal inwoners nabij nieuwe stations en op en afritten. Dit heeft geleid een groter aandeel van multimodale en OV locaties en lager aandeel van auto en matig ontsloten locaties.
Verandering ontsluiting inwoners naar type locatie, 1996-2015 (Bron: PBL) | ||||||
1996 | 2015 | verschil | meer/minder inwoners bij bestaande stations/afritten | effect nieuwe stations en afritten voor bestaande inwoners | meer/minder inwoners bij nieuwe stations/afritten | |
Multimodaal | 25,4% | 27,5% | +2,1% | -0,7% | +2,0% | +0,8% |
OV | 27,2% | 27,2% | 0,0% | -0,7% | 0,0% | +0,7% |
Auto | 11,9% | 12,9% | +1,0% | +1,3% | +0,4% | -0,7% |
Matig ontsloten | 35,5% | 32,5% | -3,1% | +0,1% | -2,5% | -0,7% |
Groter deel van de bevolking op goed en afdoende ontsloten locaties
Het aandeel van de bevolking in de omgeving van een station steeg tussen 1996 en 2015 met 2%. Het aantal inwoners rond bestaande stations is teruggelopen maar dit werd meer dan gecompenseerd door de opening van nieuwe stations en de groei van de bevolking rond nieuwe stations. De groei van de bevolking rond nieuwe stations wijst op de opening van stations bij nieuwbouwwijken.
Het aandeel van de bevolking in de omgeving van een op of afrit van een autosnelweg steeg tussen 1996 en 2015 met 3%. Dit kwam vooral door de aanleg van nieuwe op- en afritten en nog gedeelte door meer inwoners nabij bestaande op en afritten. Er is nauwelijks een effect zichtbaar van meer bevolkingsgroei nabij nieuwe op- en afritten. Waar bij het OV nieuwe stations bij nieuwbouwwijken worden geopend, worden nieuw op- en afritten vooral geopend langs tracés van nieuwe snelwegen, en zoals bij de stations nabij nieuwbouwwijken langs bestaande infrastructuur.
Ontsluiting bevolking per provincie 2015 (Bron: PBL) | |||||
OV+Auto | OV | Auto | Geen | Totaal | |
Groningen | 22% | 31% | 8% | 38% | 100% |
Friesland | 13% | 23% | 16% | 48% | 100% |
Drenthe | 12% | 13% | 21% | 53% | 100% |
Overijssel | 17% | 42% | 8% | 33% | 100% |
Flevoland | 23% | 34% | 10% | 34% | 100% |
Gelderland | 24% | 31% | 10% | 34% | 100% |
Utrecht | 40% | 26% | 13% | 22% | 100% |
Noord-Holland | 35% | 31% | 10% | 23% | 100% |
Zuid-Holland | 35% | 25% | 12% | 29% | 100% |
Zeeland | 17% | 14% | 3% | 65% | 100% |
Noord-Brabant | 19% | 22% | 24% | 36% | 100% |
Limburg | 29% | 24% | 12% | 34% | 100% |
Totaal | 27% | 27% | 12% | 33% | 100% |
Verandering ontsluiting bevolking per provincie 1996-2015 (Bron: PBL) | |||||
OV+Auto | OV | Auto | Geen | Totaal | |
Groningen | 1% | 3% | 3% | -7% | 0% |
Friesland | -1% | 0% | 1% | 0% | 0% |
Drenthe | 1% | -3% | 9% | -7% | 0% |
Overijssel | 4% | -3% | 2% | -2% | 0% |
Flevoland | 10% | -1% | -2% | -7% | 0% |
Gelderland | 4% | 0% | -1% | -4% | 0% |
Utrecht | 1% | 1% | 1% | -4% | 0% |
Noord-Holland | 0% | 2% | -1% | -1% | 0% |
Zuid-Holland | 2% | 0% | 0% | -2% | 0% |
Zeeland | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Noord-Brabant | 0% | 1% | 4% | -5% | 0% |
Limburg | 7% | -6% | 2% | -3% | 0% |
Totaal | 2% | 0% | 0% | -2% | 0% |
Ruimtelijk beeld van inwoners naar kwaliteit van ontsluiting
Vooral in de stedelijke regio's wonen mensen op locaties die goed tot afdoend multimodaal zijn ontsloten. Door de aanleg van nieuwe autosnelwegen is het aantal inwoners op locaties die goed tot afdoend per auto (of multimodaal) zijn ontsloten duidelijk toegenomen, vooral in Noord Brabant respectievelijk Gelderland en Limburg. De toename van inwoners op locaties die goed tot afdoend per OV zijn ontsloten is het grootst geweest in Noord Holland en Noord Brabant.
Definitie ontsluitingskwaliteit
In de onderstaande tabel staan de criteria die zijn aangehouden om te bepalen of locaties goed of nog afdoend ontsloten zijn per openbaar vervoer of auto. Voor 'goed ontsloten' locaties gelden voor wonen en werken dezelfde criteria. Voor 'nog afdoende ontsloten' verschillen deze criteria voor wat betreft het openbaar vervoer. Mensen zijn namelijk bereid om een langere afstand te accepteren tussen hun woning en het openbaar vervoer dan tussen hun werk en het openbaar vervoer.
Definitie ontsluitingskwaliteit (Bron: PBL) | |||
Goed ontsloten | Nog afdoende ontsloten | ||
Wonen | Werken | ||
Per openbaar vervoer | < 250 m metro/sneltram < 500 m station < 750 m IC station | 250-1.000 m metro/sneltram 500-2.000 m station 750-3.000 m IC knooppunt | 250-500 m metro/sneltram 500-1.000 m station 750-1.500 m IC station |
Per auto | < 1.000 m afrit | 1.000-2.000m afrit | 1.000-2.000m afrit |
Op basis van deze criteria zijn vervolgens multimodale locaties, openbaar vervoerlocaties en autolocaties gedefinieerd. Multimodale locaties zijn locaties die goed of nog afdoende zijn ontsloten zowel per openbaar vervoer als per auto. Openbaar vervoerlocaties zijn goed of afdoend ontsloten per openbaar vervoer, maar minder goed ontsloten per auto. Autolocaties zijn goed of afdoend ontsloten per auto, maar minder goed ontsloten per openbaar vervoer.
Definitie locatietypen naar ontsluitingskwaliteit (Bron: PBL) | ||
Wonen | Werken | |
Multimodale locaties | binnen 2.000 meter op-/afrit van een autosnelweg én binnen 1.000 meter metro/sneltram en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter IC-knooppunt | binnen 2.000 meter op-/afrit én binnen 500 meter metro/sneltram en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercitystation |
Openbaarvervoerlocaties | binnen 1.000 meter metro/sneltram en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercitystation, maar buiten 2.000 meter van een afrit | binnen 500 meter metro/sneltram en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercitystation, maar buiten 2.000 meter van een afrit |
Autosnelweglocaties | binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 1.000 meter metro/sneltram en buiten 2.000 meter station en buiten 3.000 meter intercitystation | binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 500 meter metro/sneltram en buiten 1.000 meter station en buiten 1.500 meter intercitystation |
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
- Nationaal Belang: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
Het Rijk beoogt een substantiële afname van de piekbelasting in de drukste gebieden. De SVIR noemt het ruimtelijk benutten van multimodale locaties als een van de manieren om een betere verdeling van de capaciteit over de netwerken te bewerkstelligen.
Bronnen
- IenM (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den haag; Ministerie van infrastructuur en Milieu.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Ontsluiting van Woongebieden
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), auteur: Hans Hilbers / Marnix Breedijk
- Berekeningswijze
- Op pc6 niveau is voor 1996, 2000, 2002, 2004, 2006, 2008, 2010, 2012, 2014 en 2015 het aantal inwoners bekend. Tevens zijn voor die jaren de coördinaten van ov-knooppunten en op/afritten bekend. Per PC6 wordt hemelsbrede afstand tot dichtstbijzijnde station, ic station, metro/sneltramhalte en op- en afrit berekend. Uitgerekend wordt welk deel van de banen/inwoners binnen normafstand ligt uitgaande van aanbod aan knooppunten in 1996 en 2015. Vervolgens wordt bepaald of verandering komt door opening nieuwe knopen of andere verdeling inwoners over pc6gebieden.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Landelijk
- Verschijningsfrequentie
- 1 keer per twee jaar
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting woongebieden, 1996-2015 (indicator 2147, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.