Jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Nederland, 1910-2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De jaarlijkse neerslagsom in Nederland is in de periode 1910-2015 gelijkmatig gestegen van 695 naar 880 millimeter. Dit is een toename van 27% in 106 jaar.

Nederland geleidelijk natter

Trendmatig gezien vertoont de jaarlijkse neerslag in Nederland een zeer geleidelijke (lineaire) toename over de hele periode 1910-2015. In 1910 bedroeg de trendwaarde 695 mm en in het eindjaar 2015 is dat opgelopen naar 880 mm. Dat is een toename over 106 jaar met 27%. Deze cijfers zijn gemiddeld over 102 stations met een goede spreiding over Nederland (Buishand et al. 2011, 2013). Zie ook de technische toelichting.

De totale hoeveelheid neerslag in een jaar varieert sterk van jaar op jaar. Zo bedroeg de neerslagsom 436 mm in 1921 en 1111 mm in 1998. Naast verschillen van jaar tot jaar zijn er ook verschillen van seizoen tot seizoen. Door het jaar heen zijn de maanden juli tot en met december het natst, circa 20 mm natter dan de maanden januari tot en met juni. Dit verschil komt vooral doordat het warmere zeewater in tweede helft van een jaar meer vochtige lucht naar Nederland brengt. Voor meer informatie over veranderingen binnen het jaar zie De Bosatlas van het Klimaat (2011, hoofdstuk 3) en Buishand et al. (2011, tabel 1).
Veranderingen in de hoeveelheid neerslag hangen samen met meerdere factoren, zoals de reeds waargenomen temperatuurverandering en de daaruit volgende sterke opwarming van de Noordzee. Daarnaast spelen klimaatfactoren zoals veranderingen in overheersende windrichting en luchtvochtigheid een rol.

Ruimtelijke spreiding

De figuur toont het verloop van de jaartotale neerslag in de tijd. Maar we kunnen ook de tijd middelen en kijken hoe de jaartotale neerslag er ruimtelijk over Nederland uitziet. Deze ruimtelijke patronen zijn gegeven in Buishand et al. (2013, figuur 8a) en De Bosatlas van het Klimaat (2011, pag. 35). Drie factoren bepalen het ruimtelijk beeld.
In de eerste plaats zien we hogere waarden langs de kust. Dit is te verklaren uit een stijging van de watertemperatuur van de Noordzee sinds 1951.
In de tweede plaats zorgt reliëf in Nederland tot (beperkte) ruimtelijke verschillen. Zo liggen De Veluwe, de Hondsrug en de Vaalserberg hoger dan hun omgeving. Hierdoor moet uit westen aangevoerde vochtige lucht hier opstijgen. Daarbij koelt de lucht af, ontstaan er waterdruppeltjes uit de waterdamp en vormen zich wolken. Uiteindelijk kan het dan ook gaan regenen. Aan de oostzijde van deze gebieden, in de 'regenschaduw', valt gemiddeld minder neerslag.
Tenslotte regent het meer in de buurt van grote steden. Mogelijke oorzaak is het warmte-eiland-effect: steden zijn warmer en luchtstromingen ondervinden meer hinder. Ook bevat de lucht boven steden meer condensatiekernen - fijne deeltje waar waterdruppeltjes zich op afzetten. Beide processen bevorderen het ontstaan van neerslag.

Veranderingen in ruimte en tijd

Bovenstaande analyse laat zien hoe de jaartotale neerslag verandert in de tijd, gemiddeld over heel Nederland, en hoe de neerslag verdeeld is over Nederland, gemiddeld over een lange tijdsspanne. Beide aspecten kunnen ook gecombineerd worden tot veranderingen in ruimte en tijd tegelijk.
Het KNMI laat deze veranderingen zien over de periode 1910-2009, op basis van dezelfde 102 stations als we hier hebben gebruikt voor heel Nederland over de verlengde periode 1910-2015. Zie Buishand et al. (2013, figuur 11a) en Buishand et al.(2011, afb 2). De toename langs de kust is het grootst, 30 tot 35% over de hele meetperiode (een toename van 200 to 250 mm). Langs de oostgrens en het zuidoosten van het land is de toename veel lager, 10 to 25% (een toename van 70 to 170 mm).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Neerslagsom in Nederland
Omschrijving
Neerslagsom: de totale hoeveelheid neerslag in een jaar
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), data van KNMI. Auteur: Hans Visser
Berekeningswijze
De KNMI-neerslagreeks die is gebruikt voor de trendanalyse, is gebaseerd op dagelijkse neerslagmetingen voor 102 gehomogeniseerde neerslagstations vanaf 1910. Deze reeks is te downloaden van de KNMI-website http://climexp.knmi.nl/ , onder 'daily climate indices'. Het homogenisatieproces is beschreven in Buishand et al. (2013).Het hier toegepaste trendmodel is het zogenaamde IRW-trendmodel. Dat model heeft als voordeel dat trendwaarden tussen verschillende jaren statistisch getoetst kunnen worden op significantie. Zie voor meer informatie: Visser (2004) en Visser en Petersen (2012). In 1910 bedroeg de trendwaarde 695 mm en in het eindjaar 2015 is dat opgelopen naar 880 mm. De toename over 106 jaar is 27% en statistisch significant: 185 ± 74 mm (2-sigma grenzen).
Basistabel
http://climexp.knmi.nl/ , onder 'daily climate indices'
Geografische verdeling
Totaal Nederland
Verschijningsfrequentie
Eens per 3 jaar
Achtergrondliteratuur
Buishand, T.A., T. Brandsma, G. de Martino and J.N. Spreeuw (2013). Homogeneity of precipitation series in the Netherlands and their trends in the past century. Int. J. of Climatology, 33, 815-833.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Jaarlijkse hoeveelheid neerslag in Nederland, 1910-2015 (indicator 0508, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.