Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting woongebieden, 2000-2012
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het aandeel inwoners van goed of afdoende ontsloten locaties per openbaar vervoer en of per auto is tussen 2000 en 2012 licht gestegen. Dat kwam door de opening van nieuwe stations en op- en afritten. Het aantal inwoners is in de periode 2000-2012 vooral op multimodale locaties en op autolocaties gegroeid en is licht toegenomen op openbaar vervoerlocaties. De toename op deze locaties blijkt het gevolg te zijn van de ontsluitingsmaatregelen zoals aanleg van nieuwe stations en op- en afritten, hoewel het grootste deel van de toename bij autolocaties blijkt voor te komen uit de bouw van nieuwe woningen bij bestaande op- en afritten. In de Randstad wonen relatief veel mensen op multimodale locaties. In Groningen, Overijssel, Gelderland, Flevoland en Noord-Holland wonen relatief veel inwoners op OV-locaties. In Noord-Brabant wonen relatief veel mensen op autolocaties.
Inwoners van goed en afdoende ontsloten locaties: per OV en auto gestegen
Het aantal inwoners in Nederland is gegroeid, maar vooral op autolocaties. Het aantal inwoners van minder goed ontsloten locaties is afgenomen.
Verandering ontsluiting inwoners naar type locatie, 2000-2012 (Bron: PBL)
Inwoners | Per OV | Per auto | 2000 | 2012 | 2000-2012 | Door nieuwe stations/afritten | Door nieuwe ruimtelijke verdeling van bevolking |
Naar OV-ontsluiting | + | 7,2% | 7,8% | 0,5% | 0,5% | 0,0% | |
o | 45,1% | 46,1% | 1,1% | 1,5% | -0,5% | ||
- | 47,7% | 46,1% | -1,6% | -2,1% | 0,5% | ||
Naar auto-ontsluiting | + | 12,8% | 13,2% | 0,4% | 0,5% | -0,1% | |
o | 25,1% | 26,7% | 1,6% | 1,2% | 0,4% | ||
- | 62,1% | 60,0% | -2,0% | -1,7% | -0,3% | ||
Multimodale locatie | + | + | 1,2% | 1,2% | 0,0% | 0,0% | 0,0% |
+ | o | 2,4% | 2,7% | 0,3% | 0,3% | 0,0% | |
o | + | 7,8% | 7,9% | 0,2% | 0,3% | -0,2% | |
o | o | 14,4% | 15,1% | 0,7% | 0,8% | -0,1% | |
25,7% | 26,9% | 1,1% | 1,4% | -0,3% | |||
OV-locatie | + | - | 3,7% | 3,9% | 0,2% | 0,2% | 0,0% |
o | - | 22,9% | 23,1% | 0,2% | 0,5% | -0,2% | |
26,6% | 27,0% | 0,5% | 0,7% | -0,2% | |||
Autolocatie | - | + | 3,9% | 4,1% | 0,2% | 0,1% | 0,1% |
- | o | 8,3% | 8,9% | 0,6% | 0,2% | 0,5% | |
12,2% | 13,1% | 0,9% | 0,3% | 0,6% | |||
Minder goed ontsloten | - | - | 35,5% | 33,0% | -2,5% | -2,4% | -0,1% |
+ goed ontsloten, o afdoende ontsloten, - minder goed
Nagegaan is welk deel van de bevolking gesitueerd is in de directe omgeving of nog afdoende nabij stations of metro-/sneltramhaltes en in de directe omgeving of nog afdoende nabij een op of afrit van een autosnelweg. Tevens is nagegaan of de veranderingen hierin zijn toe te schrijven aan het openen van nieuwe stations/haltes/op- en afritten en welk deel toe te schrijven is aan de veranderde ruimtelijke verdeling van bevolking en werkgelegenheid.
De tabellen laten zien dat het aandeel inwoners op goed per OV ontsloten locaties tussen 2000 en 2012 toenam van 7,2% naar 7,8%. Ook het aandeel nog afdoende ontsloten steeg, van 45,1% naar 46,1%. Dat kwam door de opening van nieuwe stations, want het aandeel inwoners op bestaande voldoende ontsloten locaties nam af. Zonder nieuwe haltes was het aandeel in de directe omgeving gelijk gebleven en het aandeel nog afdoende ontsloten met 0,5% gedaald.
Het aantal inwoners in de directe omgeving van een op of afrit van een autosnelweg steeg tussen 2000 en 2012 van 12,8% naar 13,2% en ook het aandeel nog afdoende ontsloten steeg, van 25,1% naar 26,7%. Dit kwam vooral door de aanleg van nieuwe op- en afritten. Zonder nieuwe op- en afritten was het aandeel in de directe omgeving met 0,1% gedaald en het aandeel nog afdoende ontsloten met 0,4% gestegen.
Het aantal inwoners is in de periode 2000-2012 zowel op multimodale locaties, op openbaar vervoer locaties als op snelweglocaties gegroeid. De twee rechterkolommen in de tabellen geven aan in hoeverre de verandering tussen 2000 en 2012 het gevolg is geweest van de bevolkingsgroei bij OV-stations en -haltes of autosnelwegafritten, dan wel van de bouw van nieuwe stations en haltes of afritten. Het aantal inwoners op autolocaties is het snelste gegroeid door een combinatie van meer op- en afritten en een relatief sterke bevolkingsgroei. Het aantal inwoners op multimodale locaties was ook boven gemiddeld, maar dit komt vooral door de opening van nieuwe stations en op- en afritten. Het aantal inwoners op OV-locaties heeft zich redelijk conform het landelijk gemiddelde ontwikkeld. Het effect van de opening van nieuwe stations werd iets gecompenseerd door de veranderende ruimtelijke verdeling. Het aantal inwoners op minder goed ontsloten locaties bleef achter, vooral door de opening van nieuwe stations en op- en afritten.
Ruimtelijk beeld van inwoners naar kwaliteit van ontsluiting
Vooral in de stedelijke regio's wonen mensen op locaties die goed tot afdoend multimodaal zijn ontsloten. Door de aanleg van nieuwe autosnelwegen is het aantal inwoners op locaties die goed tot afdoend per auto (of multimodaal) zijn ontsloten duidelijk toegenomen, vooral in Noord Brabant respectievelijk Gelderland en Limburg. De toename van inwoners op locaties die goed tot afdoend per OV zijn ontsloten is het grootst geweest in Noord Holland en Noord Brabant.
Definitie ontsluitingskwaliteit
In de onderstaande tabel staan de criteria die zijn aangehouden om te bepalen of locaties goed of nog afdoend ontsloten zijn per openbaar vervoer of auto. Voor 'goed ontsloten' locaties gelden voor wonen en werken dezelfde criteria. Voor 'nog afdoende ontsloten' verschillen deze criteria voor wat betreft het openbaar vervoer. Mensen zijn namelijk bereid om een langere afstand te accepteren tussen hun woning en het openbaar vervoer dan tussen hun werk en het openbaar vervoer.
Definitie ontsluitingskwaliteit (Bron: PBL)
Goed ontsloten | Nog afdoende ontsloten | ||
Wonen | Werken | ||
Per openbaar vervoer | < 250 m metro/sneltram < 500 m station < 750 m IC station | 250-1.000 m metro/sneltram 500-2.000 m station 750-3.000 m IC knooppunt | 250-500 m metro/sneltram 500-1.000 m station 750-1.500 m IC station |
Per auto | < 1.000 m afrit | 1.000-2.000m afrit | 1.000-2.000m afrit |
Op basis van deze criteria zijn vervolgens multimodale locaties, openbaar vervoerlocaties en autolocaties gedefinieerd. Multimodale locaties zijn locaties die goed of nog afdoende zijn ontsloten zowel per openbaar vervoer als per auto. Openbaar vervoerlocaties zijn goed of afdoend ontsloten per openbaar vervoer, maar minder goed ontsloten per auto. Autolocaties zijn goed of afdoend ontsloten per auto, maar minder goed ontsloten per openbaar vervoer.
Definitie locatietypen naar ontsluitingskwaliteit (Bron: PBL)
Wonen | Werken | |
Multimodale locaties | binnen 2.000 meter op-/afrit van een autosnelweg én binnen 1.000 meter metro/sneltram en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter IC-knooppunt | binnen 2.000 meter op-/afrit én binnen 500 meter metro/sneltram en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercitystation |
Openbaarvervoerlocaties | binnen 1.000 meter metro/sneltram en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercitystation | binnen 500 meter metro/sneltram en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercitystation, maar buiten 2.000 meter van een afrit |
Autosnelweglocaties | binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 1.000 meter metro/sneltram en/of 2.000 meter station en/of 3.000 meter intercitystation | binnen 2.000 meter op-/afrit, maar buiten 500 meter metro/sneltram en/of 1.000 meter station en/of 1.500 meter intercitystation |
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
- Nationaal Belang: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
Het Rijk beoogt een substantiële afname van de piekbelasting in de drukste gebieden. De SVIR noemt het ruimtelijk benutten van multimodale locaties als een van de manieren om een betere verdeling van de capaciteit over de netwerken te bewerkstelligen.
Bronnen
- IenM (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den haag; Ministerie van infrastructuur en Milieu.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Ontsluiting van Woongebieden
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), auteur: Hans Hilbers / Marnix Breedijk
- Berekeningswijze
- Op pc6 niveau is voor 2000, 2002, 2004, 2006, 2008, 2010 en 2012 het aantal inwoners bekend. Tevens zijn voor die jaren de coördinaten van ovknooppunten en op/afritten bekend. Per PC6 wordt hemelsbrede afstand tot dichtstbijzijnde station, ic station, metro/sneltramhalte en op- en afrit berekend. Uitgerekend wordt welk deel van de banen/inwoners binnen normafstand ligt uitgaande van aanbod aan knooppunten in 2000 en 2012. Vervolgens wordt bepaald of verandering komt door opening nieuwe knopen of andere verdeling banen/inwoners over pc6gebieden.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Landelijk
- Verschijningsfrequentie
- 1 keer per twee jaar
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting woongebieden, 2000-2012 (indicator 2147, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.