Varianten bodemsanering

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Per sanering wordt de bovengrond (leeflaag) en/of de ondergrond (grondwater) aangepakt. De aanpak van boven- en ondergrond is verschillend. In beide gevallen is meestal de saneringsdoelstelling: het bereiken van een situatie zonder nazorg. De aanpak van de ondergrond duurt meestal langer

Saneringsvarianten

De scheiding tussen boven- en ondergrond wordt meestal bij 1 à 2 meter beneden maaiveld gelegd (afhankelijk van de bodemopbouw). Bij de bovengrond zijn de kansen op contact met de verontreiniging en de opname via gewassen groter. Bij de ondergrond speelt voornamelijk de mobiliteit van de verontreiniging en verspreiding met het grondwater een rol. De aanpak van onder- en bovengrond is verschillend. Bovengrondsaneringen kunnen relatief snel worden uitgevoerd, terwijl grondwatersaneringen tientallen jaren kunnen duren. De figuur geeft weer hoe vaak in 2006 onder- en/of bovengrond zijn gesaneerd.

Saneringsresultaten bovengrond

Voor boven- en ondergrond worden aparte interventiewaardencontouren gemaakt, waarbinnen de interventiewaarden (meestal van meerdere stoffen) zijn overschreden. Ten opzichte van 2005 nam het aantal bovengrondsaneringen op basis van contouren in 2006 toe met 3%.
Bij het merendeel van de bovengrondsaneringen (64% in 2006) werd de vervuiling volledig verwijderd (multifunctioneel). Vooral bij kleine locaties heeft multifunctioneel saneren meestal de voorkeur, omdat daarmee het probleem blijvend is opgelost en de kosten relatief beperkt zijn.
Bij de overige bovengrondsaneringen werd functioneel gesaneerd, uitgaande van de bodemgebruikswaarden (BGW). Bij functioneel saneren wordt rekening gehouden met de functie van de bodem ter plaatse (natuur, industrieterrein, etc.) en worden er hogere restwaarden aan verontreinigende stoffen achtergelaten, voor zover dit bij het beoogde gebruik zonder risico's mogelijk is. Functiegericht saneren is sinds de Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) toegestaan. Het wordt vooral toegepast om bij grote locaties de bodemsanering goedkoper te maken, zodat stagnaties in het gebruik van de locatie (veroorzaakt door hoge saneringskosten) kunnen worden voorkomen.

Saneringsresultaten ondergrond

Het aantal ondergrondsaneringen daalde in 2006 ten opzichte van 2005 met ongeveer 14%.
Bij ondergrondsaneringen wordt over het algemeen gestreefd naar een stabiele eindsituatie. In 2006 was dit het geval bij 76% van het totale aantal ondergrondsaneringen.
Bij een stabiele eindsituatie kan eventueel een kleine of grote restverontreiniging achterblijven, maar met minimaal risico van verspreiding. Voor grotere locaties is een stabiele eindsituatie technisch vaak niet goed haalbaar of onevenredig duur. Er wordt dan een kosteneffectieve aanpak gevolgd voor het bereiken van een beheersbare niet-stabiele eindsituatie met of een te controleren restverontreiniging of IBC (de uitgebreide nazorgvariant Isoleren, Beheersen, Controleren). In beide gevallen zal de niet-stabiele situatie blijvend aandacht en kosten vergen.

Bronnen

  • VROM/RIVM (2007). Jaarverslag monitoring over 2006 - Een rapportage van de bevoegde overheden bodemsanering, Ministerie van VROM/RIVM, Den Haag/Bilthoven. (een link naar PDF-bestand)

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2007). Varianten bodemsanering (indicator 0513, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.